De voorjaarsexcursie van Stad en Lande vond plaats op zaterdag 2 juni 2018. Deze keer was het geen bus-excursie, maar een vaartocht over Lauwersmeer en Reitdiep naar Groningen. Eeuwenlang is de Hunze, of het Reitdiep, de belangrijkste vaarverbinding tussen Groningen en de zee geweest. De tocht voert daarom ook als het ware door en langs de geschiedenis van deze waterloop en het aangrenzende gebied. Gids is Albert Buursma, secretaris van Stad en Lande, die voor Waddenacademie werkt aan een inventarisatie van het cultureel erfgoed in het Lauwersmeer- en Lauwerszeegebied en vorig jaar heeft meegewerkt aan een expositie over het Reitdiep bij het Visserijmuseum te Zoutkamp. Het programma (onder voorbehoud) is als volgt: we rijden eerst in een straf tempo per bus naar Lauwersoog en gaan daar aan boord van de ‘Middelsee’ van kapitein Anton Lergner. Onderweg worden twee tussenstops gemaakt: in Zoutkamp en Garnwerd, waar in beide gevallen rondleidingen volgen. Eindpunt van de boot is Groningen, bij het Hoofdstation. De lunch, alsmede koffie, thee en koek worden aan boord geserveerd (de boot heeft sanitaire voorzieningen).

Klik om meer te lezen over het Reitdiepgebied
Het Reitdiep (vroeger het Groninger Diep geheten) is een diep dat van de stad Groningen (Noorderhaven) naar het Lauwersmeer loopt. Vanaf Wierumerschouw is het Reitdiep de gekanaliseerde benedenloop van de Hunze. Het gedeelte van Dorkwerd tot Wierumerschouw is sinds 1385 de gegraven benedenloop van de Drentsche Aa. Dit gedeelte wordt ook wel het Zwanerak genoemd, maar deze naam is in onbruik geraakt. Het Reitdiep tussen Groningen en Dorkwerd is al in de eerste helft van de 13e eeuw tot stand gekomen ter bevordering van de scheepvaart. Dit deel werd in historische bronnen ook wel Westerdiep genoemd ter onderscheiding van de Hunze, die Oosterdiep werd genoemd. In het verleden zijn, als gevolg van verzanding, gedeelten van de Hunze rechtgetrokken. Deze gedeelten hebben soms een eigen naam. Het Zwaluwrak (1622) ligt ten noorden van Oldehove (bij De Kampen), het Garnwerder Rak (of Langerak of Nieuwe Kanaal, 1629) bij Garnwerd (oude loop is daar nog zichtbaar als het Oude Diepje). Tot de aanleg van het Eemskanaal in 1876 was het Reitdiep de enige open verbinding van Groningen met de zee. De Noorderhaven in Groningen was dan ook een getijhaven. Door het leggen van de dijk van Zoutkamp naar de Nittershoek, met daarin een spui- en een schutsluis verdween de open verbinding. In 1877 kwam de afsluiting gereed. Daarmee verdween ook de invloed van het getij uit de stad. Aan het einde van het Reitdiep ligt Zoutkamp dat, tot de afsluiting van de Lauwerszee in 1969, een vissershaven was. Het Reitdiep vervolgt zijn weg in het Lauwersmeergebied als de Zoutkamperril, de Slenk en het Vaarwater naar Oostmahorn. Het Reitdiep is de belangrijkste afwatering van het noorden en het westen van de provincie Groningen en de kop van Drenthe. In het diep ligt het boemzemgemaal De Waterwolf, bij de buurtschap Lammerburen, meestal aangeduid met Electra. Het Reitdiepgebied (ook wel minder juist Reitdiepdal) behoort tot de oudste cultuurlandschappen van Europa. De sterk meanderende rivier de Hunze (nu Reitdiep) verbond Groningen met de zee. In het huidig landschap zijn op veel plaatsen de oude rivierbeddingen nog goed zichtbaar, bijvoorbeeld rond het Oude Diepje bij Winsum. De eerste verkavelingen zijn nu nog zeer goed zichtbaar en niet veel veranderd. De meeste lijnen zijn zo’n 1000 jaar oud en daarmee is die tijd heel tastbaar aanwezig. Het Reitdiep en directe omgeving, met name het gebied tussen het Van Starkenborghkanaal en het Winsumerdiep is een ecologisch interessant gebied, waarvan grote delen zijn ingericht als natuurgebied. Deze zijn in onderhoud bij het Groninger Landschap. Voor de naam zijn twee verklaringen: (1) De naam zou komen van de rietvelden (reit = riet) ten noordwesten van de stad Groningen waar het diep doorheen stroomde. (2)De naam zou verwant zijn aan reiten (= lopen, stromen) en dus het als een rivier lopende gegraven diep betekenen. Het Lopendediep in Groningen verwijst naar deze naam.
Ons onderkomen van deze dag…

Min of meer precies op tijd vertrokken we in een ruime Arriva touringbus naar Lauwersoog. Daar werd duidelijk dat de ‘Middelsee’ – het schip waar we mee terug naar Groningen zouden varen – bij het Landal Natuurdorp Suyderoogh aan had gelegd – klein stukje weer terug dus… Bij vertrek uit Groningen werd al duidelijk dat deze excursie populairder was dan aanvankelijk aangenomen. Er waren namelijk twee versies van deze excursie gepland; de eerste – waar Jan-Albert Bleeker en ik deel van uitmaakten – ging per bus naar het Lauwersmeergebied en per boot weer terug naar Groningen. Een dag later, op zondag 3 juni gingen de deelnemers per boot naar het Lauwersmeergebied en vervolgens per bus weer terug naar Groningen. Eenmaal op de ‘Middelsee’ installeerden Jan-Albert en ik ons zodanig dat we vlot op het (uiterst kleine) achterdekje konden komen vanwege de sanitaire voorzieningen en uiteraard ook om foto’s te maken van datgene wat we onderweg te zien zouden krijgen. Albert Buursma had zich voor in de boot, naast de kapitein, geïnstalleerd en pakte daar waar het van toepassing was zijn rol als reisleider/gids op.

Klik om meer te lezen over het Lauwersmeergebied

Tijdlijn van het excursiegebied:

  • 600 voor Christus → (De IJzertijd); eerste bewoning kwelderrand (Vierhuizen)
  • 800 – 1100 na Christus → Grootste uitbreiding Lauwerszee (erosiegeulen)
  • 11e eeuw → Eerste inpolderingen (Middag-Humsterland)
  • Circa 1285 → Aduarderzijl (eerste vermelding)
  • 13e eeuw → Schouwerzijl (eerste vermelding)
  • 1375 → Houwerzijl (eerste vermelding)
  • 1410 → Wetsingerzijl (eerste vermelding)
  • 1459 → Schaphalsterzijl (eerste vermelding)
  • 1476 → Munnikezijl (eerste vermelding)
  • 1570 → Allerheiligenvloed
  • Eind 16e eeuw → Kommerzijl (eerste vermelding)
  • 1686 → Sint Maartensvloed
  • 1717 → Kerstvloed; in 2017 onderwerp van een excursie van Stad & Lande geweest
  • 1729 → Afsluiting Dokkumerdiep bij Dokkumer Nieuwe Zijlen
  • 1825 → Overstromingen
  • 1877 → Afsluiting Reitdiep bij Zoutkamp (het Eemskanaal is gereed); Lauwerzijl
  • 1929 → Bouw van gemaal ‘De Waterwolf’ bij Oldehove
  • 1969 → Afsluiting Lauwerszee; begin Lauwersmeer

Het Lauwersmeer is een meer in het noorden van Nederland, op de grens van de provincies Groningen en Friesland. Het meer is op 23 mei 1969 ontstaan door het afsluiten van de Lauwerszee. De voornaamste reden voor deze afsluiting was veiligheid. Na de watersnood van 1953 stond Rijkswaterstaat voor de keuze de dijken rond de Lauwerszee te verhogen tot deltahoogte, of de zeearm af te sluiten. Onder druk van met name de Friese bevolking (actieleuze: De Lauwerssé moat ticht!) werd voor het laatste gekozen. De Groningers – met name de Zoutkampers – waren destijds minder blij met de sluiting, omdat de garnalenvloot en haven van het dorp hierdoor gedwongen moest worden verplaatst naar de nieuwe haven Lauwersoog. Na de afsluiting zijn de hooggelegen zeebodems (die voordien tot het wad behoorden) droog komen te staan. In de eerste jaren zijn grote delen hiervan vrijwel aan hun lot overgelaten, zodat veel natuur ontstond. Langs de oude kustlijn zijn de voormalige kwelders ingericht als landbouwgebied. Door de afdamming en de voortdurende instroom van het Reitdiep, Dokkumer Ee en Dokkumergrootdiep werd het water van zout eerst brak en vervolgens zoet. De natuur veranderde hierin mee.

Terwijl we aan het varen waren werd ons gemeld dat we – wellicht – zeearenden zouden kunnen zien. In het lauwersmeergebied nestelen een aantal zeearenden, maar het gebied heeft dusdanige afmetingen dat het er meer zouden kunnen zijn. Zeearenden hebben echter grote stevige bomen nodig (hun nest heeft ongeveer het formaat van een tweepersoonsbed), en daar ligt juist het probleem. Er zijn eigenlijk te weinig bomen die in staat zijn een dergelijk nest te herbergen. We hebben overigens geen zeearenden gezien…

Foto van Wikipedia: De haven van Zoutkamp…

Rustig aan varend onder het genot van koffie en cake/koek naderden we Zoutkamp, de plek voor onze eerste stop/rondleiding. Jan-Albert en ik zochten onze toevlucht in de groep van Albert Buursma (er werden 3 groepen gevormd, met elk een gids). Albert Buursma richtte zich in zijn verhaal hoofdzakelijk op het visserijverleden van Zoutkamp (aandacht voor een paar overgebleven vissershuisjes) en de rol van Zoutkamp tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Sporen van de oude vesting zijn – met enige moeite – nog steeds in het centrum van Zoutkamp te herkennen.

Klik om meer te lezen over Zoutkamp
De eerste vermelding van de plaats stamt uit 1418, toen een inwoner van Soltcampum werd genoemd. De betekenis van de naam duidt mogelijk op de winning van zout uit het buitendijkse zoutveen. Bij het verbranden van zoutveen blijft zoute as achter. ‘Sol’ komt daarbij van ‘sel’ en betekent ‘zout’. Een ‘kamp’ is een omheind stuk land. Deze zoutwinning zou, net als bijvoorbeeld bij Kommerzijl, te gronde zijn gegaan door de Tachtigjarige Oorlog. Zoutkamp lag op een strategische plek aan de monding van het Reitdiep in de Lauwerszee; tot de komst van het Eemskanaal in 1876 was dit de enige toegang tot de stad Groningen vanaf zee. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was er een Spaans garnizoen gelegerd. In 1576 werd de schans Soltecampe gebouwd als bolwerk van de troepen van de Spaanse koning. In de jaren daarop werden vanuit Friesland, dat onder het bestuur stond van de latere Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, door watergeuzen plundertochten uitgevoerd naar de dorpen in de buurt van Zoutkamp en werden Warfhuizen en Zuurdijk in brand gestoken. Ook werden door de opstandelingen plannen gemaakt om de forten en verdedigingswerken in de Ommelanden te veroveren om zo de stad Groningen aan te kunnen vallen. In oktober 1589 zeilde Willem Lodewijk met 400 man vanuit Oostmahorn naar Soltkamp en wist deze plaats te veroveren tijdens de Slag om Zoutkamp. Zoutkamp was een militaire versterking waar vooral soldaten leefden. Het dorp had rond 1600 een eigen predikant en vermoedelijk een garnizoenskerkje. De plaats bleef nog eeuwenlang een militair fort. Qua sterkte stelde dit echter na de 17e eeuw weinig meer voor. Aan het eind van de 18e eeuw, bij het ingaan van de Franse tijd in Nederland was de schans sterk vervallen. In 1799 werd er daarom uit vrees voor een Engelse inval een Frans garnizoen geplaatst dat de schans en het bastion aan oostzijde herstelde en versterkte met een kustbatterij. Ook werd er in die tijd een kazerne gebouwd die later in 1832 nog als tijdelijk ziekenhuis voor leprapatiënten is gebruikt. Nadat de vestingwet dit mogelijk maakte werd in 1879 het kruitmagazijn gesloopt, en in 1882 de gehele militaire vesting opgeheven. Tot in de jaren 1960 was Zoutkamp een vissershaven. Nadat, zeer tegen de zin van de bevolking, de Lauwerszee was afgesloten, werd de haven in 1969 verplaatst naar Lauwersoog. Daar vonden enkele tientallen trawlers en garnalenkotters met de lettercode ZK een nieuwe ligplaats en er werd een nieuwe visafslag gebouwd. De betonningsdienst kreeg er een plek en de veerboot van Wagenborg naar Schiermonnikoog vertrok sindsdien ook vanaf Lauwersoog. Daarmee verdween een groot deel van de bedrijvigheid en levendigheid uit het dorp, dat tot in de jaren 1980 in een proces van versukkeling doormaakte. Voor de oude haven strekt zich tegenwoordig achter de Zoutkamperril het Lauwersmeer uit. De woede over de afsluiting was in 2009 bij het 50-jarig bestaan van het Lauwersmeer nog zo aanwezig onder de bevolking dat een bestuurslid van het Visserijmuseum Zoutkamp liever sprak van een ‘herdenking’ dan van een ‘viering’. In het verleden was de haven van Zoutkamp heel belangrijk voor de garnalenvisserij. Hierdoor ontstonden in 1900 twee bedrijven waaruit in 1950 de garnalenverwerkende fabriek Heiploeg ontstond, waarbij de garnalen door thuiswerkers werden gepeld. Vanwege de strengere eisen op het gebied van hygiëne die de loonkosten opdreven wordt het pellen sinds 1990 vooral in Marokko gedaan.
De Waterwolf vanaf het water…

Na de wandeling door Zoutkamp gingen we weer aan boord. Daar waren ondertussen de tafels gedekt en konden we ons tegoed doen aan een lunch met soep en broodjes terwijl we rustig aan via het Reitdiep verder voeren. Op een gegeven moment gingen we richting gemaal ‘De Waterwolf’ bij Oldehove. Een paar jaar geleden ben ik er wel op de fiets langs geweest, maar nu benaderden we het gemaal vanaf het water. Het eerste wat me opviel waren de vier enorme glimmende waterpijpen van de pompen van het gemaal! Veel mensen probeerden foto’s van dit moment te maken… Altijd had ik gedacht dat het gemaal ‘Elektra’ heette, maar dat werd vandaag rechtgezet. Het blijkt dat het gebied dat door het gemaal ‘De Waterwolf’ bemalen wordt, ‘Elektra’ heet omdat het gemaal – toen het gebouwd werd – een diesel/elektrische aandrijving had. Dat was een enorme innovatie in die tijd…

Klik om meer te lezen over het gemaal 'De Waterwolf'
In 1920 begon het elektrisch boezemgemaal De Waterwolf in het Reitdiep aan zijn belangrijke taak, de afvoer van water uit een groot deel van de provincie Groningen en de kop van Drenthe. De Waterwolf was uniek voor zijn tijd en is een fraai stuk industrieel erfgoed. Vandaag de dag werkt het gemaal nog steeds. Sterker nog: het vervult een sleutelfunctie in de afvoer van overtollig water richting de Waddenzee. De Waterwolf staat op de landtong tussen het Reitdiep en de Kommerzijlsterrijte, vlakbij Lammerburen. Het gemaal is speciaal gebouwd om het overtollige water uit het achterliggende stroomgebied Electra af te voeren. Onder normale omstandigheden loost deze boezem via het Lauwersmeer onder vrij verval op de Waddenzee via de spuisluizen bij Lauwersoog. ‘Verlaging van den waterstand brengt meerdere koren in het land’ valt te lezen op de gevel van het gemaal. Deze zin geeft het belang van goed waterbeheer voor de agrarische sector aan. In natte perioden kan de natuur het overtollige water niet op eigen kracht naar zee afvoeren. Zo ontstond begin vorige eeuw het gemaal, met zijn vier grote en twee kleine pompen die samen maar liefst 4500 m3 water per minuut kunnen verplaatsen. Ofwel, De Waterwolf pompt een huiskamer vol water in één seconde leeg. Het gemaal is opgetrokken uit rood baksteen en heeft een traditionele dakbedekking die rust op ijzeren spanten. De vorm volgt de functie. Dit laten de vijf boogvormige ramen zien: achter de ramen bevinden zich de enorme schroefpompen. Onder de vloer zijn vijf sluiskokers waardoor het water wordt gepompt. Op de kop van het gebouw bevinden zich in een bijgebouw de dienstruimten. De vier glimmende pijpen horen bij de Brons dieselmotoren die sinds 1975 voor de aandrijving van het gemaal zorgen. Aan de andere zijde is duidelijk te zien hoe de schroefpompen doorlopen tot in het water. Aan de zuidzijde zijn in het water krooshekken geplaatst. Deze moeten voorkomen dat er grote stukken vuil vanuit de Kommerzijlsterrijte in de sluiskokers kunnen komen. Tot 1877 zorgde het Reitdiep voor een natuurlijke afvoer van het overtollige water uit grote delen van Groningen en Drenthe naar zee. In 1877 werd het Reitdiep tussen Zoutkamp en Nittershoek afgesloten. Door het dichtslibben van de buitengeul van de rivier kon het water onvoldoende worden afgevoerd naar open zee. Bij aanhoudende westenwind ontstond een hoge zeewaterstand, waardoor de natuurlijke lozing belemmerd of zelfs onmogelijk werd. Het gevolg was dat vooral bij veel regenval grote gebieden onder water kwamen te staan. Omdat de bewoners droge voeten wilden en de boeren hun florerende akker- en weidegronden niet wilden verliezen, besloten provincie en Rijk om een groot gemaal te bouwen. De bouw van De Waterwolf gemaal startte in 1918. In 1920, twee jaar en drieënhalf miljoen gulden later, werd het gemaal in gebruik genomen. Samen met het gemaal D.F. Wouda in Tacozijl bij Lemmer was De Waterwolf destijds het grootste van Europa, en ook één van de modernste! Voor het beheer van het gemaal was een boezemwaterschap verantwoordelijk, dat in 1913 speciaal voor dit doel in het leven werd geroepen. Voor het gemak kreeg dit nieuwe waterschap – met een knipoog naar de elektrische aandrijving van het gemaal – de naam Electra.

Het Reitdiep had over de loop van de eeuwen een meanderend karakter gekregen. Omwille van de scheepvaart (het Reitdiep was immers de water verbinding tussen de stad en de zee) werden af en toe meanders rechtgetrokken – de raken – en daardoor werd de verbinding naar en van de zee natuurlijk efficiënter. Veel van de stukken land tussen de verschillende meanders werden over de loop der tijd bewoond. Het gehucht Schillingeham is zo’n plek… Albert Buursma had nog een mooi verhaal achter de hand over het ‘Notarisbosje’ maar was de exacte plek kwijt; dankzij een oplettende passagier kon het verhaal op de juiste plek verteld worden… Vervolgens passeerden we Roodehaan en Schaphalsterzijl. De laatste plek is een van de twee punten waar tussen het Reitdiepveer heen en weer vaart (een tochtje met dit veer is trouwens zeer aan te raden!).

Klik om meer te lezen over Schillingeham, Roodehaan, en Schaphalsterzijl
Het gehucht Schillingeham ligt vlak bij het Reitdiep, iets ten westen van het dorp Winsum. Het omvat het gebied tussen de Winsumerdiep in het noorden, het Zijldiep, Oldenzijlsterdiepje of Oude Diepje in het oosten, het Oude Diepje of Oude Reit ten zuiden, het Reitdiep in het westen en zuidwesten en de Schapehals in het westen. Schilligeham omvat een complex van drie boerderijen. In de omgeving stonden vroeger nog vier boerderijen, waarvan er nog drie over zijn. De andere boerderij stond ten westen van het gehucht en is nu nog herkenbaar als een bosje in het landschap. Ten zuiden van het gehucht ligt aan het Reitdiep aan het einde van de Schilligehamstertocht het zogenoemde Notarisbosje. Dit bosje werd eind 19e eeuw aangeplant door de Winsumer notaris Sebastiaan Mattheus Sigismund de Ranitz als een ‘vogelbosje’.

Roodehaan (Gronings: Roohoan) is een gehucht in de gemeente De Marne in de Nederlandse provincie Groningen. Het ligt ten zuiden van Warfhuizen en ten noorden van Saaksum aan de bocht van het Reitdiep om de zuidelijker gelegen Saaksumerpolder. Het bestaat uit een brug, brugwachterswoning, voormalig veerhuis, camping en nog een paar huizen. Eeuwenlang kon men hier met een pontveer het Reitdiep oversteken. Het was als zodanig een van de belangrijkste verbindingen tussen Westerkwartier en Hunsingo. Aangekocht vee werd hier overgezet van Hunsingo naar Westerkwartier of ingescheept voor verder transport naar Friesland, Holland of zelfs voor de export naar Engeland. Het gehucht is vernoemd naar het veerhuis (tevens boerderij), dat reeds in 1622 wordt genoemd. Rond 1800 was dit veerhuis in handen van Jan van Julsinga, die de beschikking had over een roeiboot voor personenvervoer en een schouw voor zware vracht of grotere aantallen personen. In 1825 werd het veerhuis verwoest door een zware februaristorm, maar het werd daarop herbouwd. Later werd Julsinga burgemeester van Wehe-den Hoorn. In 1898 ging het veerhuis en de boerderij door brand verloren en werden daarop het jaar erop herbouwd. In 1906 werd een draaibrug aangelegd, waardoor het veer overbodig werd en 2 jaar later werd opgeheven. Bij de brug werd in 1906 ook een brugwachterswoning gebouwd. Het veerhuis sloot zijn deuren in 1921. Daarna was het in gebruik als waterschapshuis door waterschap Reitdiep en later werd het een boerderij.

Het gehuchtje Schaphalsterzijl is genoemd naar de aanwezige sluis (= zijl). Deze sluis is op zijn beurt weer is vernoemd naar de Schapehals, dat iets ten zuiden ligt en waar ik dus net vandaan komt fietsen. De Schapehals is eigenlijk niets meer dan de benaming van een leeg stukje land dat tussen het Winsumerdiep en een bocht in het Reitdiep ligt. ‘Hals’ duidt op ‘smal water’. Er zijn meerdere watertjes in Groningen met de aanduiding ‘hals’. Vreemd genoeg zijn deze allemaal vergezeld door een dierennaam: schaap, kater (bij Garrelsweer) en hond (bij Wagenborgen). De sluis bij Schaphalsterzijl bestaat al sinds 1459. Deze was van hout en werd gebouwd omdat de nabijgelegen Winsumerzijl niet geschikt was voor de vergroting van haar achterland. In 1539 werden er wat bosjes aangelegd bij de Schaphalsterzijl. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd er door de Staatsgezinden een schans aangelegd bij de zijl. Deze was geen lang leven beschoren, want de Spaanse troepen namen de zijl met veel bombarie in 1581 weer in. Dit ging niet zonder slag of stoot: de houten zijl werd in brand gestoken. Hoewel de zijl werd herbouwd, was een houten versie achteraf toch niet zo’n goed idee. In 1733 werden plannen gemaakt voor een stenen Schaphalsterzijl, omdat de houten zijl begon te lekken. In 1734 werd de sluis opnieuw gebouwd, dit keer van steen. Uiteraard is de sluis sindsdien meerdere malen gerestaureerd en verbouwd, waarvan meerdere gedenkstenen bewaard zijn gebleven. In 2005 werd de zijl voorzien van een modern gemaal. Deze werd grotendeels bekostigd door de NAM, als veroorzaker van bodemdaling en algehele ellende. http://www.sannemeijeronderweg.nl/schapehals-en-schaphalsterzijl/

In Garnwerd gingen we weer van boord. Jan-Albert wilde in eerste instantie liever aan boord van het schip blijven, immers hij was – net als ik – al veel vaker in Garnwerd geweest. Ik had een andere mening. Omdat we met ~ 55 personen in de kajuit zaten was continue een geroezemoes van met elkaar kletsende mensen. Dit hield pas op op het moment dat Albert Buursma als een soort ‘schoolmeester’ z’n rol als gids/reisleider oppakte. Albert was echter niet voortdurend aan het woord… Om even uit het geroezemoes te zijn wilde ik wel even wandelen door Garnwerd… Tegen deze redenatie kon Jan-Albert niet argumenteren… Bij het paviljoen ‘Garwerd aan Zee’ legden we aan. We werden opgewacht door een van de vijf (!) gidsen die Garwerd rijk is en gingen met hem een rondje door het dorp doen. Speciale aandacht was er voor de sarrieshut, de Doorrit (het verwisselen van de paarden gebeurde vroeger vaak onder dak. Om dat te vergemakkelijken hadden de uitspanningen vaak een even grote voor- als achteruitgang, groot genoeg voor paard en wagen. Dit soort uitspanningen werd – met name in het noorden van Nederland – doorrit genoemd, omdat de koets door het gebouw reed). Er was aandacht voor het huis van de gepensioneerde hoofd der school, de kerk (waar op dat moment een orgelconcert gaande was), en de bedrijvigheid in de Burgemeester Brouwersstraat (het smalste met een auto begaanbare straatje van Nederland). Bij de kerk nam een collega-gids het woord, en door een toevallige opmerking van deze man kochten Jan-Albert en ik een potje Garnwerder Honing; het verkoopstalletje was in de tuin van het huis schuin tegenover de kerk… Prachtige verhalen werden tijdens deze wandeling afgewisseld met leuke wetenswaardigheden… Zo is er het verhaal van het hoofd der school: na zijn pensionering vond hij dat hij – ondanks een goede opvolging – toch een oogje in het zeil moest blijven houden. Hij kocht een stukje grond tegenover het schoolplein, liet er een huis bouwen dat zo georiënteerd was, dat hij vanachter zijn raam zittend het schoolplein vrijwel continue in de gaten kon houden… Op een bepaald moment vond ik het verhaal van onze gids wat aan de lange kant. En ik had vermoeide beentjes… De oplossing lag voor de hand (letterlijk). We stonden vlakbij een rood/wit paaltje zoals die gebruikt worden om af en toe het verkeer iets te reguleren. Daar kon ik prima tegenaan leunen (vond ik). ‘k Had echter over het hoofd gezien dat dit een paaltje was dat kon knikken (en daardoor beter bestand tegen het autoverkeer wordt). Zoals ik al zei… De oplossing las voor de hand, maar ik ook… We kregen uitleg waarom er een molensteen bij de oude smederij in de Burgemeester Brouwersstraat ligt (daar paste precies de naaf van een houten wagenwiel in het gat van de molensteen). Ongeveer 45 minuten duurde onze wandeling; en het was goede besteedde tijd… De ‘Middelsee’ moest draaien om haar tocht te kunnen vervolgen, en nu kwamen we ook op bekender terrein. We passeerden Wetsingersluis, waar ik een paar weken eerder nog een boterhammetje had zitten eten en na verloop van tijd kwam Wierumerschouw in zicht.

Klik om meer te lezen over Wierumerschouw
Wierumerschouw is van oorsprong de naam van de overzet (voetveer) bij het Groninger gehucht Wierum over het Reitdiep. Een schouw is de (gewestelijke) naam voor een kleine boot (roeiboot). De Wierumerschouw is gelegen in een van de oudste wegen van Groningen, de weg van het klooster Aduard naar het uiterhuis (nu zouden we zeggen: de dependance van het klooster), de Roodeschool bij Bedum. Van Wierumerschouw loopt nog een doodweg, de Dodelaan, (onderdeel van het Pieterpad) naar Oostum. http://groningeninbeeld.rtvnoord.nl/index.asp?pid=299

Wierumerschouw is gelegen aan een van de oudste wegen van Groningen, de weg van het klooster van Aduard naar het uiterhuis de Rodeschool bij Bedum. Een gedeelte van deze weg, tussen Adorp en Bedum heeft nog de naam Munnekeweg (= monnikenweg). In de 13e eeuw werd de dijk aangelegd bij Wierumerschouw. Nadat het Reitdiep was gegraven tussen Donghorn (bij Kostverloren) en Dorkwerd werd in 1385 een meander van de Hunze afgedamd (Selwerderdiepje) en met een rak langs Wierumerschouw getrokken. Vroeger stond Wierumerschouw bekend als Wasingehuis. Het vormde eerst eigendom van het Klooster van Aduard en na de reductie eigendom van de stad. In 1769 verkocht deze het Wasingehuis en het erbij behorende recht om de scholle (voetveer) over het Reitdiep te bedienen. Het onderhoud van de scholle kwam ten laste van de provincie, ook na 1769. De bebouwing rond de brug heette begin 19e eeuw Wierum en viel binnen de grenzen van het kerspel rond de wierde Wierum, maar in de loop van de 19e eeuw veranderde deze naam in Wierumerschouw. In de tweede helft van de 19e eeuw lag er een steen- en pannenbakkerij ten westen van Wierum aan het Aduarderdiep. In 1887 werd in plaats van het veer een draaibrug gebouwd, die ook de naam Wierumerschouw kreeg. Het veer werd toen verkocht aan Café Hammingh in Garnwerd. De eigenaar van het voetveer werd daarop brugwachter. De Scholleweg verwijst nog naar het veer. Verderop gaat deze weg over in de Doodelaan, een vroegere doodweg waaroverheen vroeger doden naar de kerkhoven van Oostum en Wierum werden gebracht.

De Walfridusbrug

Ter hoogte van Wierumerschouw werd duidelijk dat de oorspronkelijke bedoeling; via Dorkwerdersluis de route via het Reitdiep naar het centrum van de stad vervolgen, niet gehaald zou worden. We moesten nog onder de Platvoetbrug door, en het was duidelijk dat we de uiterste tijd voor de bediening van Dorkwerdersluis niet zouden halen. De route werd ter plekke aangepast en we draaiden voorbij de Platvoetbrug naar links, het Van Starkenborghkanaal op richting Paddepoelsterbrug. Het was bijzonder om te ervaren dat anderen nu moesten wachten voor het passeren van een schip waarop ik passagier was. Vaak sta ik daar te wachten op een passerend schip. De route-aanpassing zorgde er ook voor dat ik onder één van de mooiste bruggen van Groningen (naar mijn mening) – de Walfridusbrug – door kon varen. Prachtig!

Klik om meer te lezen over Walfridus
Walfridus of Wolfryt was een inwoner van Bedum in de provincie Groningen die waarschijnlijk leefde in de 10e of 11e eeuw. Volgens zijn vita bracht Walfridus het christendom naar Bedum en zorgde hij voor een rechtssysteem. Ook maakte hij een begin met de verzwaring van de Wolddijk, de waterkering rondom Bedum. De oudste kerk in Bedum is naar hem vernoemd. Hij zou samen met zijn zoon Radfridus tijdens een inval van de Noormannen zijn vermoord. Het lijk van Walfridus moest door zijn familie worden vrijgekocht om te worden begraven. Het ontzielde lichaam van Radfridus werd in de omgeving van Bedum teruggevonden. Op de plaats van hun graven werd een kapel opgericht en beiden werden als martelaars vereerd. De legende verhaalt van allerlei wonderen die zich boven het graf van Walfridus voltrekken. Bedum werd door deze bedevaartsplaats een van de grootste pelgrimsoorden van Noord Nederland. De nieuwe spoorbrug uit 2003 over het Van Starkenborghkanaal, in de lijn Groningen Noord – Sauwerd, is naar Walfridus vernoemd.
In de Oostersluis

Nu kwam de Oostersluis in zicht; daar moesten we wachten totdat we geschut werden en de stad in konden. De Oostersluis scheidt de boezems van De Waterwolf en die van het Eemskanaal. Net als ik vonden veel mensen het een spannende aangelegenheid om geschut te worden. Feitelijk gebeurt er niet zo gek veel, de sluis wordt volgepompt, je komt circa 1½ meter hoger te drijven, de sluisdeuren gaan weer open, en je vervolgt je route. Toch was het al met al een langdurige exercitie… Vanaf de Oostersluis naar het Hoofdstation (waar we rond 18:00 uur aan zouden komen) was het nog maar een klein stukje.

Toen we dan (eindelijk) bij het Hoofdstation aankwamen waren we ongeveer een uur over tijd; ik denk zelfs iets langer. Ondanks het feit dat ik het een héél leuke dag vond was ik behoorlijk moe van het hele gebeuren geworden en was ik blij dat ik m’n route per fiets weer terug naar huis kon vervolgen (de dag er voor was het ook redelijk laat geworden). Dit was de eerste keer dat Stad & Lande een dergelijke boot-excursie organiseerde, tijdens het hele gebeuren zijn er een aantal kinderziektes duidelijk geworden, maar dat betekent niet dat deze excursie een mislukking was. Integendeel! Het was een interessante dag, er werd veel kennis gedeeld, er werden interessante gesprekken met medepassagiers gevoerd, de catering was prima voor elkaar. Allemaal goed dus! Zelfs het gegeven dat we te laat bij Dorwerdersluis aankwamen was geen domper. Nee, het was een lange dag geweest en de schrijver van dit stukje was gewoon moe van alles wat hij deze dag mee had gemaakt… Wat mij betreft organiseert Stad & Lande nog eens een dergelijke excursie; ik zou dan graag mee willen. Misschien moet ik dan het toch de dag voorafgaand aan de excursie iets rustiger aan doen?

Wil je reageren? Dat kan! Helemaal onderaan dit artikeltje, onder het blokje met de fotopresentatie, zit een blokje voor reacties. Ik zou het op prijs stellen!

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.