Maandag 29 januari 1990; de vierde vakantiedag
Om nota bene 07:45 uur was ik al uit m’n bed! De hele Grand Ole Opry was in rep en roer, want A.G. & Kate hadden besloten dat ze om 08:30 wilden gaan rijden. We hadden ondertussen besloten om toch maar via Vlissingen te gaan en daar de veerboot naar Sheerness te nemen. We hoefden hier in Nederland dan wat minder te rijden ten opzichte van een vertrek vanuit Hoek van Holland. In Engeland moesten we dan wel weer veel verder rijden, maar dat zouden we dan wel weer zien. Bovendien was de overtocht vanuit Hoek van Holland een aardig stukje duurder dan die vanuit Vlissingen. Ik was dus meteen vóór dit plan. Kees Jansen was ook al aanwezig toen ik beneden kwam, hij was al om 04:30 uur begonnen te werken zodat hij én A.G. & Kate kon uitzwaaien en qua werk z’n collega’s ook nog een stuk kon voorblijven. Er was haast bij het inpakken geboden, en in de bij mij in alle stilte opgekomen paniek liet ik mijn wekker in de Grand Ole Opry naast m’n bed staan!

Foto gevonden op het Internet. Met deze veerboot gingen we richting Sheerness…

Natuurlijk vertrokken we niet om 08:30 uur, maar toch nog op tijd om net op tijd in Vlissingen aan te komen (als we op zouden schieten)! Onderweg naar Vlissingen moesten de beide LPG-tanks van de Landrover nog even zo dicht mogelijk voor de haven volgetankt worden omdat in Engeland vrijwel geen LPG te koop was. Onderweg aten we van de door Kate van tevoren gesmeerde broodjes. Om 11:45 uur arriveerden we op het haventerrein van de Olau-line in Vlissingen. We voeren met de ‘Olau Brittania’ naar Sheerness, dit is een havenplaats op de Isle of Sheppey dat weer ten oosten van Londen ligt. Eigenlijk hadden we hier al minstens een kwartier moeten staan, maar ja… Kate rende snel naar het kaartjesverkoopkantoor (2 volwassenen en één kind; u mag raden wie) en eindelijk konden we met de Landrover en caravan de veerboot inrijden. Echter niet voor dat één van de mensen van Olau onze hoogte gemeten had. U weet wel, A.G. had destijds van die mooie rooie kisten op de auto zodat de kleuren van boven naar beneden rood, wit en blauw waren. De hoogte van de Landrover + kisten (2,35 meter) wilde nog wel eens een probleem zijn, maar deze keer zaten we goed. De auto werd geparkeerd (in de eerste versnelling en op de handrem) en we gaan naar boven, naar de cafetaria.

Historisch suikerzakje…

Nooit had ik geweten dat een veerboot zo hoog zou zijn! Boven gekomen installeerden we ons achter een bak lekkere koffie. Ik zat er wat melancholisch bij te kijken. Het was tenslotte alweer een aantal jaren geleden dat ik voor het laatst in het buitenland was, ik wist heel goed wat ik achterliet, maar ik had beslist geen idee van hetgeen mij te wachten zou staan. Is het dan een wonder dat je dan een beetje stil werd en de dingen die op je afkwamen nog een keertje goed probeerde te overdenken? A.G. had wat weinig begrip voor mijn bespiegelingen; hij legde het moede hoofd op de tafel naast z’n kop koffie en sliep al bijna voordat de boot de haven van Vlissingen verlaten had. Kate praatte stevig op hem in, en even later werd op de boot een hut voor onze schone slaper besproken en dan pas kon A.G. werkelijk onder zeil gaan. Het was beslist geen wonder dat A.G. zo aan het einde van z’n Latijn was. De laatste paar weken voor het vertrek had hij regelmatig doorgewerkt tot in de hele, hele kleine uurtjes, om onder andere het boek bij de pas nieuw uitgekomen plaat bijeen te ‘researchen’, en dat ging hem niet in de koude kleren zitten.

Kate ging ijverig brieven zitten schrijven, en ik probeerde een paar bladzijden te lezen in ‘What am I doing here’, mijn iets eerder gekochte boek van Bruce Chatwin. Na verloop van tijd merkte ik dat de boot daadwerkelijk vertrokken was; het ‘point of no return’ was voor mij nu dus zeker bereikt. We aten wat frieten met salade en namen nog een kop koffie, opmerkelijk is dat men de gekochte waren naar keuze met ponden of met guldens mocht betalen. ‘k Had echter niet uitgerekend wat voor mij voordeliger was. Na het eten besloot ik dat het tijd werd om toch maar wat meer van ’t schip te gaan zien. Ik haalde m’n camera uit mijn jaszak tevoorschijn, en terwijl Kate nog steeds aan het brieven schrijven was, liep ik over de verschillende dekken te sjouwen. De overtocht zou ongeveer 7 uren duren en we hadden er nog een heleboel te gaan, langzamerhand begon mij een gevoel te bekruipen van: ‘wat moet ik deze uren doen? Wachten tot het over is, of gewoon maar wat in m’n boek lezen?’ Ik ging dus eerst maar weer terug om Kate op te zoeken; ze zit nota bene nog steeds brieven te schrijven.

De veerdienst Vlissingen-Sheerness bestaat niet meer. Wat achtergronden...
De ververbinding tussen Vlissingen en Engeland bestond 20 jaar, tussen 1974 en ‘94. De Olau Line was aanvankelijk in bezit van een Deense rederij, later van een Duitse rederij. Op 20 januari ‘75 werd de vracht- en passagiersdienst tussen Vlissingen en Sheerness geopend. De lijndienst was een vervolg op de vrachtdienst tussen beide plaatsen, die op 21 november 1974 door de Deense reder in de vaart werd genomen. Het charterschip ‘Basto 5’ werd die dag uit de vaart genomen en vervangen door de 2.300 bruto ton metende ferryboot ‘Olau-West’. Dit schip bood plaats aan 32 vrachtwagens en 800 passagiers en voer dagelijks. Na een aantal maanden zou ook de Olau-East in de vaart worden genomen, waardoor dagelijks twee vaarten heen en weer konden worden gemaakt. De vertrektijden waren om negen uur ’s ochtends en om negen uur ’s avonds vanaf de Vlissingse binnenhaven. De vaartijd bedroeg ongeveer zesenhalf uur. De beide Olau-schepen waren ruim honderd meter lang en achttien meter breed. De diepgang was 4,5 meter. Er was plaats voor 800 passagiers, waarvan er 157 konden worden ondergebracht in hutten. Aan boord waren twee restaurants en een filmzaal. Het was voor passagiers ook mogelijk de eigen auto mee te nemen. De eerste jaren verliepen zeer succesvol. Zeer velen wisten de weg naar de Olau-Line te vinden en in ‘77 werd al de miljoenste passagier geregistreerd. De Olau-Line groeide en bouwde daarom al snel een nieuwe terminal aan de Vlissingse buitenhaven. Ook werd voorjaar ‘76 een derde schip, de ‘Olau Kent’, in gebruik genomen, waarin plaats was voor 1.200 passagiers. Om meer greep te krijgen op de Duitse markt verkocht Olau-Line in ‘78 de helft van zijn aandelen aan de Duitse reder TT-Line. De bedoeling was hierdoor meer Duitse klanten te trekken. In ‘80 kwam de Deense moedermaatschappij – nog steeds voor de helft eigenaar – dusdanig in de financiële problemen dat de Olau-Line werd verkocht aan de Duitse reder. Deze investeerde direct in de lijn door twee nieuwe schepen te bouwen: de ‘Olau Hollandia’ (‘81) en de ‘Olau Brittania’ (‘82). Het aantal passagiers vertoonde tot 1985 nog steeds een stijgende lijn. Het waren gouden jaren voor de Olau-Line. In september ‘83 werd al de 500.000-ste bezoeker over ‘83 geregistreerd. Door de toegenomen concurrentie van andere maatschappijen die naar Engeland voeren – bijvoorbeeld Stena lines vanaf Hoek van Holland en de lijndiensten over het Kanaal – werd de trend ingezet naar steeds grotere en luxere schepen. Zo besloot de Duitse reder eind jaren 80 de Olau Hollandia en Olau Brittania te vervangen door weer nieuwere schepen. Ook deze kregen de namen Olau Hollandia (in dienst: ‘89) en Olau Brittania (in dienst: ‘90). Ook werd er in deze periode geïnvesteerd in nieuwe aanlegsteigers en een vernieuwde terminal. In ‘86 werd begonnen met de bouw van de Kanaaltunnel tussen Engeland en Frankrijk. De scheepvaartmaatschappijen die vanuit Noord-Frankrijk en België over het Kanaal naar Engeland pendelen moesten hun prijzen naar beneden bijstellen om te kunnen overleven. Voor de Olau-Line begon op wat langere termijn nu een heuse overlevingsstrijd. Om kosten te sparen werd de Olau-Line in november ‘92 omgevlagd van de Duitse naar de vlag van de Bahama’s. Na protest van de OR werd de maatregel echter na korte tijd weer teruggedraaid. Een andere poging kosten te besparen was in ‘94 het plan de haven van Sheerness te vervangen door die van Dartford. Omdat deze plaats dichter bij metropool Londen ligt dacht men op die manier meer passagiers te trekken. Daarnaast werd het plan gelanceerd met kleinere schepen van de Oostzee-vloot te varen en het zittende personeel te vervangen door goedkope krachten uit Cyprus. De (Duitse) OR verzette zich met hand en tand tegen de plannen, ook tegen het plan de Olau-schepen te verhuren aan de Engelse ferrymaatschappij P&O, en riepen een staking uit. Ondanks het feit dat de staking na korte tijd weer werd beëindigd, was er geen toekomst meer voor de Olau Line. De aandeelhouders hadden besloten de stekker er uit te trekken en zagen op langere termijn geen brood meer in de veerdienst. Voor de 115 werknemers wachtte ontslag. In mei 1994 voeren de ‘Olau Britannia’ en de ‘Olau Hollandia’ voor het laatst tussen Vlissingen en Sheerness. Beide schepen werden daarna verhuurd aan het Britse P&O European Ferries. Ruim 20 jaar later, in 2005 werden beide schepen verkocht aan het Italiaanse SNAV, die er een veerdienst mee ging onderhouden tussen Italië en Sardinië.

Ik besloot dan om eerst maar een paar foto’ s te maken. Niet voor niets sjouwde ik al die hele dag rond met m’n fototoestel. Om mooie foto’s te maken moest je op het bovenste dek zijn, dus toch maar weer naar boven. Kate ging met me mee deze keer. Eerst had ze er zich van vergewist dat A.G. sliep, en jazeker, A.G. was volledig onder zeil gegaan. Wij sjouwden samen naar boven en vonden een deur waardoor we naar buiten konden. Aan dek waaide het behoorlijk en de golven sloegen tegen het schip. Het zoute water stoof meters in het rond en ook wij kregen de volle laag. ’t Was een vreemde sensatie als je over je lippen likte en de zilte smaak van het zeewater proefde. Omdat de zon aan de andere kant van het schip stond besloot ik dat daar de foto’s gemaakt moesten worden, dit was geen probleem want ook aan de andere kant van ’t schip was er nog een deur los. Met de camera in mijn ene hand, deed ik met m’n andere hand de deur open.

Net op het moment dat ik goed en wel door de deur was, kwam de wind erachter en sloeg de deur dicht. Ik kreeg het ijzeren ding met een rotklap tegen me aan en dacht: ‘oh, als nu de body van m’n camera nog in m’n jaszak gezeten had, dan…’. Bij de controle van m’n jaszakken bleek er een ongebruikt fotorolletje totaal vernield te zijn. Het rolletje was verdorie volledig verfrommeld! Jammer, dat scheelde me weer 36 foto’s. Kate was inmiddels weer naar de cafetaria afgezakt en zou daar wel weer achter haar correspondentie zitten. Tegen de tijd dat ik m’n foto’s gemaakt had en Kate weer opgezovht had, zat ze inderdaad alweer brieven te schrijven. Ik ging maar bij haar zitten en probeerde wat in ’t nieuwe boek van Bruce Chatwin te lezen. Ik werd echter afgeleid van het lezen door de bewegingen van m’n maag, de bewegingen m’n maag maakte schenen volkomen tegenovergesteld aan die van het schip te zijn. Kate merkte dat ik het wat ongemakkelijk begon te krijgen en probeerde me op te beuren met sterke verhalen over de veerboot naar Shetland een aantal jaren terug en golven van verbluffende hoogte. ‘Het kan allemaal wel zo zijn’, gaf ik te kennen, ‘maar nu voel ik me zwak, ziek en misselijk worden’.

Kate herhaalde dat dit nog niets was en dat zij ook steeds de eerste was die onderuit ging. Nee, dan moest je A.G. hebben, geen golf was hem te hoog, nooit was hij misselijk of hing hij voor ’t toilet of over de reling… Kate adviseerde me om wat te gaan liggen, maar ze zocht ondertussen wel zelf de hut op waar ze A.G. had verstopt. ‘Je kan toch niet weglopen of verdwalen. Ik vind je straks wel weer!’ riep ze me na, terwijl ik om me heen keek en een plekje probeerde te vinden waar ik lekker ongestoord zou kunnen gaan liggen. Ik had namelijk – om kosten te besparen – geen hut geboekt…

Ik probeerde de gratis Pullman stoelen op het bovenste dek, maar dat was niets voor mij, ik ben veel te lang en kon daar dus niet lekker liggen. Bovendien schommelde het schip bovenin veel meer als op een wat lagergelegen dek. In de lagergelegen hallen stonden bankjes, maar die waren maar op twee (zittende) personen berekend, dat hielp mij dus niet zo erg veel. Het kwam erop neer dat ik het grootste gedeelte van de tijd wat heb rondgebanjerd tussen de verschillende dekken en verschillende ‘ligplaatsen’. Toen we eindelijk in Sheerness op het Isle of Sheppey aankwamen en Kate mij weer teruggevonden had, was ik o zo blij! We moeten vrij snel naar beneden, naar het dek waar we de Landrover en de caravan achtergelaten hebben en even later reden we in een stromende regen richting douane, paspoortcontrole en dergelijke. De man van de paspoorten vroeg Kate naar het vrijwel volledige tourschema, alsof hij ook wilde komen! De verdere formaliteiten namen niet zo erg veel tijd in beslag en even later waren we op weg, eerst naar het westen, richting Londen en vervolgens naar het noorden, naar Bury St. Edmunds.

Sheerness is gemarkeerd met een rode stip. Horringer (ons reisdoel) ligt vlak bij Bury St. Edmunds. Dat is eerst naar het westen rijden richting Londen en vervolgens naar het noorden, een rit van ongeveer 120 mijl (een kleine 200 km).

Ik stond ondertussen doodsangsten uit omdat A.G. aan de voor mijn gevoel ‘verkeerde’ kant van de weg reed. Omdat het stuur in de Landrover aan de continentale kant van de auto zat, zat ik het dichtst naar het midden van de weg. Kate was het kleinste van ons drieën, die zat dus in het midden. Maar als je bij het raampje mocht (moest) zitten, dan leek het alsof alle vrachtwagens die je tegemoetkwamen, recht de Landrover in wilden rijden. Verschrikkelijk! Ik heb destijds een groot gedeelte van de rit met m’n ogen dicht gezeten. Bij de eerste de beste ‘services’ (parkeerplaats met benzinepompen, een winkeltje en een ‘fastfood’ restaurant) stopten we. A.G. vond dat we benzine moeten tanken omdat er Esso verkocht wordt (want bij elke £ 6,– die je besteedde, kreeg je een zegeltje, een ‘token’). Deze ‘tokens’ werden door A.G. & Kate gespaard. We tankten voor £ 12,– (= 2 ‘tokens’) en besloten een kop thee en wat te eten te vinden.

Het winkeltje verkocht ook boeken en even later klonk er een triomfantelijke kreet van A.G. Hij had een boek (‘Utz’) van ‘Chipmunk’, z’n persoonlijke aanpassing van Bruce Chatwin’s naam, gevonden en vond dat ik het kopen moest. Omdat A.G. zo vasthoudend aandrong weigerde ik het betreffende boek aan te schaffen want ik was er vast van overtuigd dat ik het wel een keertje weer zou zien. In plaats daarvan kocht ik een houten bordje met een beschrijving van de gemiddelde rode (straat)kater.

U weet wel, rafelige oren, half dichtzittende ogen enzovoorts. Leuk voor Regina, m’n zus, want die zou het vast wel druk hebben met het verzorgen van Joop, mijn rode kater. Een half uurtje later zaten we achter een grote mok sterke thee met melk. Voor een nuchtere Grönninger als ik was dit een verschrikking. Thee met melk! Bah! Ik besloot stante pede dat ik gedurende de rest van de tour geen thee met melk meer zou drinken en dat ik bovendien de verstrekkers(sters) van koffie in de gaten zal houden, want ik verdacht de Engelsen en er ook van dat ze ook ongevraagd melk in de koffie van anderen deden. Kate bevestigde lachend mijn bange vermoedens, en vertelde dat zij hier in Engeland altijd thee met melk dronken omdat anders ‘je hart ervan afzakte’. A.G. & Kate besloten, waarschijnlijk om m’n bange voorgevoel nog meer te bevestigen een portie ‘chips’ (= frieten) te bestellen. Gewoonlijk werden/worden de ‘chips’ in Engeland met azijn gegeten, maar Kate had nog nooit het lef opgebracht om dat te proeven. A.G. wel, die vond het lekker… De frieten arriveerden, en onmiddellijk vielen we aan, we leken wel uitgehongerde… De frieten waren erg groot, grof, slap en heel erg vet. Geen wonder dat ze hier de frieten met azijn namen. De gemiddelde spijsvertering zou alle hulp nodig hebben die het krijgen kon… A.G. & Kate wisten mij ervan te overtuigen dat dit zeker geen representatieve steekproef was, en dat we de frieten later heus nog wel een keertje weer zouden proberen, ik was bang dat ze dan niet erg veel beter zouden zijn…

A.G. kreeg de Landrover + caravan omgedraaid en we gingen verder, op weg naar Bury St. Edmunds (naar ‘Berry’ zouden de Engelsen zeggen). We waren nog geen uur verder of A.G. reed door een enorme plas. De deuren van de Landrover bleken iets minder waterdicht te zijn als dat we vermoed hadden en A.G. werd hier onmiddellijk het slachtoffer van, hij had het water in z’n gympen staan, en bovendien was z’n broek tot aan zijn knieën doorweekt. Met tissues en keukenrol werd de grootste schade eerst verholpen. A.G. & Kate hadden altijd een ruime voorraad keukenrollen bij zich omdat ze (1) erg handig waren voor verschillende huishoudelijke karweitjes en (2) omdat A.G. van mening was dat keukenrollen het beste materiaal waren om pas gekochte boeken in te verpakken. We waren allebei van plan veel boeken te kopen, u zult dus begrijpen dat we ruimschoots voldoende keukenrollen (lees verpakkingsmateriaal) hadden meegenomen….

Zonder nog eens een keer te stoppen gingen we verder naar ‘Berry’. Tegen tienen kwamen we aan bij het huis van Phillip en Carol Colton, in Horringer, een dorpje in de buurt van Bury St. Edmunds. Heel zorgvuldig ploegde A.G. op aanwijzingen van Phillip met de Landrover en de caravan door het grasveld om beiden netjes naast het huis te parkeren. Binnen werden we getrakteerd op ‘tea’, (alweer met melk omdat er gewoon vanuit gegaan werd dat je melk in je thee hebben wilde) en op ‘pasta and beans soup’. Carol had een lekkere, goed gevulde soep gebrouwen, en in ‘no time at all’ waren onze soepkommen alweer leeg. A.G. & Kate namen met Phillip de gebeurtenissen van de afgelopen periode en de komende dag door. Ik ging lekker onderuit zitten en keek om me heen, want dit eerste Engelse huis zag er heel anders uit dat ik verwacht had. Eigenlijk wist ik niet precies wat te verwachtten, maar ik had toch wel een iets andere voorstelling van ’t huis.

Het huis van Phillip en Carol Colton in Horringer. De Landrover staat naast het huis en de caravan is nog net zichtbaar.

Overal was behang te zien, zelfs op (aan) het plafond. Een waar eldorado voor iemand zoals ik die op een fabriek werkt waar ze onder andere ook behangerslijm maken. Geen wonder dat wij al jaren achtereen zo veel behangerslijm exporteren naar dit land. Voor ons bedrijf was/is dit natuurlijk een blijvende bron van inkomsten, nooit had ik geweten dat de Engelsen zulke plakkers waren. Het viel mij op dat de patroontjes en de kleuren van ’t behang heel anders waren als in Nederland. Hier in dit huis zat nota bene oranje behang tegen de muren, en het leek nog mooi ook! Werkelijk alle muren waren beplakt in dit huis.

Phillip en Carol, een onderwijzersechtpaar, hadden een mooie Schotse collie (u weet wel, de hond uit ‘Lassie’; destijds nog steeds bij de EO te zien) en al gauw waren de hond en ik beste vriendjes. Na nog wat met elkaar gepraat te hebben merkte Kate ineens op dat ze zich wel in de caravan wilde terugtrekken om te gaan slapen, morgen moesten ze immers vroeg weer op omdat er de hele dag gewerkt moest worden. A.G. was het volledig met Kate’s voorstel eens en binnen een paar minuten was ons duo naar de caravan vertrokken, mij alleen met dit eerste gastgezin achterlatend. Phillip gaf mij aanwijzingen hoe ik de tweezitsbank in een eenvoudig logeerbed kon veranderen. Als ik nu in de slaapzak op het thans ontstane bed zou willen slapen, zou dat echt een probleem zijn? En of ik er ook problemen mee zou hebben als Romany, de collie, in de keuken bleef? Nee hoor! Maar je mocht beslist ’s nachts niet in de keuken komen hoor, want dan pakte hij je! ‘Dat heeft hij ook al een keertje met mijn schoonvader gedaan’. Leuke hond…

Al voor het vertrek naar Engeland had ik bedacht dat het goed zou zijn om ansichtkaartjes te kopen tijdens mijn reis. Ik zou daardoor minder foto’s hoeven te maken en bovendien heb je dan al ‘mooie’ foto’s van de omgeving…

Vorige deel Volgende deel

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.