Maandag 5 februari 1990; de elfde vakantiedag
Terwijl het buiten nog donker was maakte Tony al aanstalten om naar zijn werk te gaan. Tom, de hond, werd wakker van al dat gerommel en dacht, omdat m’n slaapkamerdeur openstond dat hij bij Simon op het bed kon springen. Ik schrok me volledig wezenloos en kreeg naderhand ook nog gemopper van Simon omdat ik de slaapkamerdeur niet beter had afgesloten.

Om half elf vond Kate dat ik lang genoeg geslapen had, en ze maakte me wakker. Ik had eigenlijk geen zin om op te staan, maar toen ik eindelijk mijn horloge teruggevonden had, toen bleek dat Kate’s mening toch wel goed was, eigenlijk… Na het gebruikelijke wassen, plassen en tandenpoetsen ga ik maar eens naar beneden. Simon was al naar school. Kate werkte aan haar correspondentie, en ik ging ook maar een paar ansichtkaartjes schrijven.

Ook werd het hoog tijd het vakantie dagboek, de oorspronkelijke vorm van dit verhaal, bij te werken. Tegen de middag was A.G. uitgelezen in zijn ‘Reasonable enthousiast’ (van Henry Rack) en kwam ook naar binnen. Met ons drieën besloten we naar de dorpswinkel te gaan om wat boodschappen te doen. We konden dan gelijk een luchtje scheppen en een klein beetje beter wakker worden. Toen we weer terugkwamen was de tafel gedekt voor de warme middagmaaltijd. Drie soorten groente waren er deze keer; wortelschijfjes, doppertjes en kool. Bovendien waren er twee soorten aardappelen; zowel ‘mashed’ (puree) en ‘fried’ (gebakken). Als toetje waren er ‘cakes and biscuits’, het favoriete gerecht van Simon en ‘trifle’, een specifiek Engels toetje. ‘Trifle’ is een koud en erg zoet toetje. Ik vond het verschrikkelijk lekker. Belangstellenden kunnen het recept dan ook van mij krijgen. Doreen had er in het verleden een keer de gewoonte van gemaakt om zo weinig mogelijk zout aan het eten toe te voegen. Geen wonder dat alles toch wel vrij ‘naturel’ en flauw smaakte. Dan had ik liever de kookkunst van mijn moeder, of die van mezelf. Oké, ik was te gast in Wrangle, ik was bovendien op vakantie, dus maar lekker dooreten en vooral niet mopperen.

Na het eten begon ik aan een eenvoudig boekje over de broers John en Charles Wesley. Het was zaak dit boek goed te lezen, want A.G. was van plan mij te gaan overhoren als ik er mee klaar zou zijn. Om twintig voor zes gingen we eindelijk als de gesmeerde … naar Boston, om daar in de Zion Methodist Church een ‘singing’ te doen. Ik had de stellige indruk dat het organiserend comité ergens een hapering vertoonde, want ondanks alles kwamen er maar net 16 mensen opdraven. De man van de boekenwinkel waar A.G. een paar dagen eerder z’n boekencatalogus vergeten was, was er ook om het vergetene weer terug te komen brengen. Ik wist dat het ook wel eens schortte aan onze publiciteit bij de optreden die we in Groningen en Friesland organiseerden, maar in Engeland, waar de kerken een ‘singing’ van A.G. & Kate als een onderdeel van hun ‘mission’, van hun zendingsopdracht zagen, daar verwachtte je dan – zeker vanuit die gedachte geredeneerd – toch wel iets meer aan organisatie- en publiciteitsgevoel.

Hoewel er maar zo weinig mensen aanwezig waren hebben we die avond toch nog redelijk veel LP’s verkocht en dat was best wel belangrijk. Je kunt nog zo erg met je geloof bezig zijn en vertrouwen op een goede collecte, maar als ’t puntje bij ’t paaltje komt, dan moet je de volgende dag wel weer naar het volgende optreden en dat reizen voornamelijk kost en kostte verschrikkelijk veel geld. Toen we na de ‘singing’ alle spullen weer in de Landrover gepakt hadden werden we uitgenodigd om mee te gaan met de dominee om bij hem thuis te gaan eten.

Arthur en Stella Jolly hadden op dit late uur nog op eters gerekend, en er was absoluut geen elegante manier te bedenken om daar onderuit te komen. We hadden absoluut geen trek aan een tweede warme maaltijd om een uur of elf ’s avonds, maar ja… Vastberaden stapten we in de Landrover en volgden Arthur Jolly, op weg naar de tweede warme maaltijd van die dag. Stella had voor ‘jacketed potatoes’ en een stoofpot van kip gezorgd. Hoewel er tot nu toe vrijwel geen dag voorbijgegaan was zonder die …. ‘jacketed potatoes’ was ik deze keer toch wel blij, want als er één ding was waar ik zeer beslist een hekel aan had, dan ik het wel aan het eten van kip, ik kon mij dus op dit verbazingwekkend late tijdstip rustig aan m’n aardappelen wijden.

Vroeger, toen ik nog een klein jochie was, toen hadden we op de kwekerij van m’ n ouders ook een aantal kippen. Zo af en toe kwam m’ n opa langs, en steevast volgde er dan ook een bezoek aan het kippenhok. Als er dan een wat oudere kip bij was, die voor consumptie in aanmerking kwam, dan zorgde opa voor de noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden. …. Ik zal nooit weer de geur vergeten van een met spiritus besprenkeld kippenlijk waar de laatste donsveertjes van afgebrand worden. Bah! De volgende paar dagen aten we dan steevast kip in diverse variaties. U begrijpt het al, mijn aversie tegen het eten van kip heeft waarschijnlijk een psychische achtergrond. Deze aversie geldt trouwens voor alle huisdieren die ik voor hun overlijden gekend heb, dus ook voor bij voorbeeld konijnen. In slechts een paar gevallen echter maakte ik destijds een uitzondering; voor de kipschotel van Joke Janssen-Deddens uit Harpel, en voor de kippensoep van A.G.’s, en m’n eigen moeder. Ondertussen zijn we ruim 32 jaar verder en heb ik m’n standpunten wat bijgesteld. Thuis eten we regelmatig kip. Blijkbaar heb ik een zwak voor de manier waarop P kookt…

Stella Jolly wist dit echter niet en bedoelde het o zo goed. Het trof me dat deze mensen zo vreselijk Engels, zo ‘sophisticated’ waren, alsof ze net iets buiten de dagelijkse realiteit stonden. Na het eten was er warme ‘pie with icecream’, een Engelse specialiteit. Voor mij een volledig vreemde en bizarre combinatie, maar omdat A.G. & Kate beiden met een onvertrokken gezicht (‘stalen’ gezicht in ’t Grönnings) ‘yes, please!’ zeiden, wilde ik niet achterblijven. Warme ‘pie’ met ijs schijnt in zowel de Verenigde Staten als Engeland een heel normaal toetje te zijn. Na nog wat prietpraat en een mok thee gingen we terug naar Tony ‘boetifoel’ en Doreen. Hier kwamen we tegen twaalven aan en eerlijk gezegd; ik was best wel een beetje blij om weer ‘thuis’ te zijn bij mensen waar ik me ‘thuis’ voelde…

We bespraken de gevolgen van geen of nauwelijks publiciteit op de impact die een ‘singing’ zou kunnen maken; de ellende was dat er hier vrijwel geen reclame voor een ‘singing’ gemaakt werd. Je was daardoor vrijwel uitsluitend voor de mensen van de eigen gemeente bezig. Dit was dan natuurlijk weer tegenstrijdig met de gedachte dat het organiseren van een ‘singing’ een deel van de ‘mission’, de zendingsopdracht, van de kerk uitmaakt. ‘Ach, well’ zeggen de mensen uit Wales dan, wat kunnen we eraan doen… Het blijft een feit dat er zowel in Nederland als in Engeland (en waarschijnlijk ook in Amerika) veel kerken zijn die niet het potentiële rendement uit een ‘singing’ haalden. Nadat iedereen het met deze stelling eens bleek te zijn en de discussie wat verwaterde, was het wat mij betreft tijd om m’n nestje maar eens op te zoeken.

Vorige deel Volgende deel

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.