Dinsdag 6 februari 1990; de twaalfde vakantiedag
Tegen een uur of tien werd ik alweer door Kate wakker gemaakt. Deze keer hoorde ik allerlei geplons en gespetter in de badkamer, da’s weer heel wat anders als wakker gezongen worden… Ik ging in eerste instantie naar beneden, maar toen Kate weer naar beneden kwam, nam ik m’n kans ook snel waar en ging mijzelf ook maar te  water te laten, je wist immers maar niet waar je volgende logeeradres zou zijn, en wat de omstandigheden daar zouden zijn. Kate besloot dat ze (gezien de goede staat van verzorging gedurende de laatste paar dagen) haar ontbijt wel een keertje kon overslaan, en ik vond dat ze gelijk had. Gisteravond had ik mij zelfs verlaagd tot het eten van een minimale portie kip, deze keer kon mijn ontbijt ook wel overgeslagen worden. Doreen deed de was voor A.G. & Kate omdat A.G. een paar verschrikkelijke smeervlekken in z’n lange broek gemaakt had (met behulp van de trekhaak van de Landrover). Die trekhaak was namelijk voorzien van een prachtig (bij)passend plastic kapje, maar als je dat dat kapje vergat er op te doen… Dan werden/worden je kleren vuil. Ik kon er over meepraten, want mijn nieuwe spijkerbroek zat ook vol zwarte smeervlekken… Mijn vuile sokken worden ook gewassen en dat was voor ons allen een hele zorg minder, dat kan ik jullie verzekeren.

Ineens hoorden we net buiten het dorp een enorme explosie, net alsof een straaljager vlak boven je huis de geluidsbarrière doorbreekt. Deze knal was trouwens wel erg hard, want de ruiten trillen in hun sponningen. Wij schonken er verder geen aandacht aan. Er waren immers een aantal militaire vliegvelden in deze buurt, want dit is immers de oostkust van het eiland en dat is de kant die het dichtst naar ’t vasteland ligt.

Terwijl ze in de kamer tegen ons stond te praten viel het Doreen ineens op dat de Landrover een beetje overhelde naar één kant. Het zou toch niet zijn dat er een band lek was? Wij gingen snel op onderzoek uit, en waarachtig, de linker voorband was zo plat als een ‘ik weet niet wat’. Paniek in de tent was het gevolg. Kate en ik snelden naar buiten en begonnen gereedschap bijeen te zoeken. A.G. werd eigenlijk veel te laat van achter z’n ‘reasonable enthousiast’ weggesleurd om mee te komen helpen. Eerst moest het gereedschap nog verder opgezocht worden. Nou, we hadden van alles bij ons, maar geen van de meegenomen sleutels was lang genoeg om voldoende kracht uit te kunnen oefenen om die verrekte wielmoeren mee los te krijgen. Het gevolg was twee erg norse gezichten en verwijten van A.G. naar Kate en vise versa. Na wat gemep met deuren en verschillende andere uitingen van ergernis (‘to nag’ mag u opzoeken in ’t woordenboek) riep Doreen hulp van buiten in. Ze dacht waarschijnlijk dat dit de enige manier was om deze onprettige complicatie tot een goed einde te brengen. Snel werd er naar Tony’s werkgever gebeld en in ‘no time at all’ stond er een auto vol gereedschap op de oprit. De band werd nu snel even verwisseld, maar om de reserveband te pakken te krijgen moest de halve Landrover leeggemaakt worden. Deze moet vervolgens ook weer ingepakt worden met ook de lekke band. Later zouden we dan wel zien of en waar we de band zullen laten repareren.

In deze streek zie je hier en daar prachtig gemetselde muurtjes…

Terwijl A.G. & Kate even buiten waren nam Doreen me eventjes terzijde en liet me een groot grof gebreid wit vest zien. Haar schoonmoeder had het voor Tony gebreid maar geen rekening gehouden met Tony’s lichaamsomvang. Voor Tony was het een zaak geworden van of afvallen, of het vest aan iemand met nagenoeg hetzelfde postuur maar een iets kleinere lichaamsomvang weg te geven. Ik leek haar de aangewezen kandidaat te zijn. Ik hoopte oprecht dat mijn vader er blij mee zou zijn… Doreen had inmiddels de was droog en opgevouwen en een groot bord met broodjes plus een kan thee klaargezet, dus na een snelle lunch namen we afscheid van de familie Atkinson.

Het was 1990; Margaret Thatcher (The Iron Lady) was premier van het Verenigd Koninkrijk, zij ging gesprekken aan met Rusland. Vanuit de Britse kerken had men daar wel gedachten over…

Om half drie reisden we af naar Acle, halverwege Norwich en Great Yarmouth. Echter niet nadat we eerst een stop in Boston gemaakt hadden voor een aanvullende portie autogereedschappen. We waren nog maar nauwelijks Boston uit of we horen en zien een groot aantal brandweerwagens, ambulances en politieauto’ s met een enorme snelheid naar ‘The Wash’ rijden. ‘The Wash’ is een enorm groot kwelderachtig gebied net buiten de kust. In de Landrover verbaasden we ons en zeiden tegen elkaar dat er waarschijnlijk een groot ongeluk gebeurd zou zijn, vanwaar anders al die drukte? Geen van ons drieën dacht op dit moment natuurlijk aan die enorme knal van de straaljager eerder op de ochtend… Een paar dagen later hoorden we dat twee Amerikaanse straaljagers met elkaar in de lucht in botsing waren gekomen. Eentje was geëxplodeerd en in ‘The Wash’ neergestort. De beide piloten waren bij dit ongeluk om het leven gekomen. Op zo’n moment ga je toch wel heel anders over zo’n harde knal nadenken.

Het was even zoeken, maar ik heb een krantenknipsel over dit ongeluk kunnen vinden. Het vliegtuig kwam inderdaad van een luchtmachtbasis in de buurt en de beide slachtoffers waren Amerikaanse piloten. Jonge mannen nog; amper 30 jaar oud…

Er waren een aantal activiteiten die uitstekend in de Landrover uitgevoerd konden worden. Eentje daarvan was het eten van Kitkat candybars, een favoriet tussendoortje van A.G. en zo zoetjes (erg zoet) aan ook van mij. De wikkels waren bovendien erg goed als bladwijzer te gebruiken. Een tweede bezigheid was het bij voortduring de dingen waar je over sprak uitspreken met een ‘s’ ervoor; links werd dan slinks enzovoorts. Op zich was het een flauw spelletje, maar je kwam er de tijd mee door. Een derde mogelijkheid was natuurlijk het repeteren van nieuwe songs.

Kate had voor dat doel een aantal archiefkaartjes in haar tas zitten, met daarop verschillende coupletten van de nog te leren songs. Een aantal zaken vielen me steeds weer op: Kate leerde verreweg het snelste een nieuwe tekst en A.G. had van tevoren precies uitgedacht hoe hij het wilde hebben. Dat dit zingen geruime tijd door kon gaan blijkt uit het volgende voorbeeld. Eerst moest overeengekomen worden welke melodie de te leren song moest hebben. Vervolgens werd het hele nummer een aantal keren gezongen. Het langste nummer dat A.G. & Kate in die tijd deden was ‘Wrestling Jacob’ (‘Come O Thou traveller unknown’). Tijdens deze reis kwam ik er niet achter welke van de beide titels de meest juiste was, voor mijn gevoel was het  ‘Wrestling Jacob’ omdat het een beter idee gaf van de inhoud van de song.

In de Landrover duurt deze song gemiddeld 19 minuten.
Stel dat de de Landrover gemiddeld 80km/uur rijdt;
Dan blijkt deze song opeens ruim 25 kilometer lang te zijn!

Ik zei toch al dat het een lange song was. Toen Hendrik Huitema deze song voor het eerst hoorde was het enige wat hij uit kon brengen nadat hem gevraagd werd wat hij ervan vond: ‘wel lang…’. Ik kon nu met een rustig geweten vermelden dat ik, totdat ik de tekst een beetje beter begon te begrijpen, precies hetzelfde dacht. Isaac Newton (de man die onder andere ‘Amazing Grace’ schreef) zei eens dat hij graag alles wat hij ooit geschreven had over zou hebben voor het schijven van één hymne met dezelfde kwaliteit en inhoud als ‘Wrestling Jacob’.

Mocht u zin hebben om de volledige tekst van deze song na te lezen; klik dan hier...
Come, O Thou traveler unknown (Wrestling Jacob) Come, O Thou traveler unknown, Whom still I hold, but cannot see, My company before is gone. And I am left alone with Thee, With Thee all night I mean to stay. And wrestle till the break of day. I need not teil Thee who I am. My misery, or sin declare, Thys elf hast call’ d me by my name. Look on Thy hands, and read it there, But who, I ask Thee, who art Thou, Teil me Thy name, and teil me now? In vain Thou strugglest to get free, I never will unloose my hold: Art Thou the man that died for me? The secret of Thy love unfold; Wrestling I will not let Thee go, Till I Thy name, Thy nature know. Wilt Thou not yet to me reveal Thy new unutterable name? Teil me, I still beseech Thee, teil, To know it now resolv’d I am; Wrestling I will not let Thee go, Till I thy name, Thy nature know. ‘Tis all in vain to hold Thy tongue, Or touch the hollow of my thigh: Though every sinew be unstrung. Out of my arms Thou shalt not fly: Wrestling I will not let Thee go, Till I thy name, Thy nature know. What tho’ my shrinking flesh complain. And murmur to contend so long, I rise sperior to my pain, When I am weak then I am strong. And when my all of strength shall fail, I shall with the God-man prevail. My strength is gone, my nature dies I sink beneath Thy weighty hand, Faint to revive, and fall to rise; I fall, and yet by faith I stand, I stand, and will not let thee go, Till I thy name, Thy nature know. Yield to me now-for I am weak; But confident in self-despair: Speak to my heart, in blessings speak, Be conquer’ d by my instant prayer, Speak or Thou never hence shalt move. And tell me, if Thy name is love. And tell me, if Thy name is love. And tell me, if Thy name is love. ‘Tis love, ’tis love! Thou diedst for me, I hear Thy whisper in my heart. The morning breaks, the shadows flee: Pure universal love Thou art, To me, to all Thy mercies move, Thy nature and Thy name is love. Thy nature and Thy name is love. My prayer hath power with God, the grace Unspeakable I now receive, Thro’ faith I see Thee face to face, I see Thee face to face, and live: Thy nature and Thy name is love, Thy nature and Thy name is love. I know Thee, Savior, who Thou art, Jesus, the feeble sinner’s friend; Nor wilt Thou with the night depart, But stay and love me to the end; Thy mercies never shall remove, Thy nature and Thy name is love. Thy nature and Thy name is love. ‘Tis love, ’tis love! Thou diedst for me, I hear Thy whisper in my heart. The morning breaks, the shadows flee: Pure universal love Thou art, To me, to all Thy mercies move, Thy nature and Thy name is love. Thy nature and Thy name is love. The Sun of righteousness on me Hath risen with healing in his wings, Wither’ d my nature’s strenght; from Thee My soul its life and succour brings, My help is all laid up above; Thy nature and Thy name is love. Thy nature and Thy name is love. Contented now upon my thigh I halt, till life’s short journey end; All helplessness, all weakness I, On Thee alone for strenght depend. Nor have I power, from Thee to move; Thy nature and Thy name is love. Thy nature and Thy name is love. ‘Tis love, ’tis love! Thou diedst for me, I hear Thy whisper in my heart. The morning breaks, the shadows flee: Pure universal love Thou art, To me, to all Thy mercies move, Thy nature and Thy name is love. Thy nature and Thy name is love. Lame as I am, I take the prey. Heil, earth and sin with ease o’ercome; I leap for j oy, pursue my way. And as a bounding heart fly home Thro’ all eternity to prove Thy nature and Thy name is love. Thy nature and Thy name is love. ‘Tis love, ’tis love! Thou diedst for me, I hear Thy whisper in my heart. The morning breaks, the shadows flee: Pure universal love Thou art, To me, to all Thy mercies move, Thy nature and Thy name is love. Thy nature and Thy name is love. ‘Tis love, ’tis love! Thou diedst for me, I hear Thy whisper in my heart. The morning breaks, the shadows flee: Pure universal love Thou art, To me, to all Thy mercies move, Thy nature and Thy name is love. Thy nature and Thy name is love.

Op weg naar Acle gingen we deze keer alweer via een alternatieve route, net zoals we een paar dagen geleden naar Sleaford deden. Ook deze keer leidde de alternatieve route gegarandeerd weer langs een aantal tweedehandse boekenwinkels. A.G. maakte er immers z’n dagelijkse streven van om elke dag minimaal een paar tweedehandsboekenwinkels te bezoeken. Op een dag dat er geen boekenwinkels, om wat voor reden dan ook, op het programma stonden, geen nood. Niet gehinderd door wat dan ook gingen we dan de opgelopen achterstand weer inhalen. Dit was zo’n ‘inhaaldag’. In Fakenham vond ik in een tweedehands boekenwinkel m’n eerste boek van de Canadese schrijver Robert W. Service, nog steeds een van m’n favoriete schrijvers. Eén van de mooiste gedichten uit deze bundel vond ik het gedicht dat ik op deze pagina overgenomen heb. Het spreekt over de hoop die wij mensen moeten blijven houden ondanks alle oorlogen en andere rottigheid in deze wereld.

Faith.

Since all that is was ever bound to be;
Since grim, eternal laws our Being bind;
And both the riddle and the answer find,
And both the carnage and the calm decree;
Since plain within the Book of Destiny
Is written all the journey of mankind
Inexorably to the end; since blind
And mortal puppets playing parts are we:

Then let’s have faith; good cometh out of ill;
The power that shaped the strife shall end the strife;
Then let’s bow down before the Unknown Will;
Fight on, believing all is well with life;
Seeing within the worst of War’s red rage
The gleam, the glory of the Golden Age.

Uit: Rhimes of a Red-Cross Man (1916)

Ik was in elk geval behoorlijk happy toen ik in Fakenham ‘Rhimes of a red-cross man’ in dat hele kleine boekenwinkeltje vond en er maar 80p (ƒ 2,50) voor hoefde te betalen. Mijn dag kon toen beslist niet meer stuk! Als ik in dezelfde winkel nu ook het tweede deel van Robert Service’s autobiografie ‘Harper of heaven’ gevonden zou hebben, dan zou ik echt volledig uit m’ n bol gegaan zijn. Helaas, de winkelier had nog helemaal nooit van proza van Service gehoord.

Omdat we na al dit boeken gedoe een beetje in tijdnood dreigden te raken besloten we ook maar in Fakenham iets te gaan eten, of daar in elk geval iets te gaan kopen om te eten. We vonden een snackbar met een jonge ‘zeer gemotiveerde’ dame, die ‘maar al te graag’ bereid was onze bestelling op te nemen. De ‘chips’ namen we maar mee, evenals de rundvlees pasteitjes. Alles moest later maar in de Landrover opgegeten worden. We vonden, of eigenlijk vond Kate, dat we nodig weer moesten gaan rijden omdat het anders zeker een zootje zou worden omdat we niet op tijd zouden zijn. De vorige keer waren A.G. & Kate ook al aan de late kant in Acle aangekomen. Als we nu deze keer ook weer te laat komen dan maakten we beslist geen beste indruk. De meegenomen frieten waren verschrikkelijk heet en bovendien in erg veel papier verpakt zodat ze lang heet zouden blijven en lekker zouden kunnen zweten en zacht worden. Ze waren bovendien een beetje rauw aan de binnenkant, je krijgt dan een beetje dat rulle gevoel in de mond. Op een schaal van 1 tot 100% zouden deze frieten bij mij zeker niet meer dan een 3% scoren. Bovendien waren de letters van de krant waarin ze verpakt waren overgegaan op de sommige individuele frietjes. Een erg dikke onvoldoende dus! Het rundvleespasteitje was echter voortreffelijk. Onder het rijden in de Landrover eten is trouwens niet echt een prettige oplossing voor een tijdnood probleem. De weg binnendoor scheen maar niet naar Acle te willen en zo zoetjes aan begon het behoorlijk donker te worden. Met binnenweggetjes was (en is) het bijna altijd zo dat als het eenmaal donker begint te worden je nauwelijks meer op kunt schieten; er blijken dan gewoon veel te veel bochten in zo’n weggetje te zitten. Bovendien kan er nooit niet zo snel gereden worden omdat de binnenwegen vaak erg smal zijn (en de Landrover met caravan waren sowieso al niet zo snel). Uiteindelijk kwamen we dan ook bijna drie kwartier te laat in Acle aan, en weer moest er verschrikkelijk snel opgebouwd worden terwijl de mensen al hun plaatsen begonnen op te zoeken.

De Methodisten in Acle hebben pas een nieuwe kerk betrokken omdat ze een mazzeltje gehad hebben. Omdat hun kerk in de weg stond bij het aanleggen van een nieuw stuk snelweg was het noodzakelijk dat het gebouw afgebroken werd. Van de opbrengst kon begonnen worden met de bouw van het nieuwe kerkgebouw. Ze hebben hier dan ook een prachtig mooi modern kerkgebouw met een hele mooie vierkante kerkzaal waarin een werkelijk schitterend grenenhouten plafond zit, A.G. herkende nog het orgel, dat eerst in de oude kerk stond. Door het nieuw te bouwen kerkgebouw bovendien een sociaal-maatschappelijke status te geven konden er nog eens extra subsidies in de wacht gesleept worden. Zo was de kerk onder andere in gebruik als wijkcentrum, als spreekruimte voor de ‘ombudsman’-commissie van het district, en als een soort groene kruis gebouw.  Buiten de kerk was ook nog een grote parkeerplaats waar de Landrover en de caravan ruim plaats hadden. Het was bovendien de eerste kerk waar ik geweest ben die uitgerust was met aparte toiletten voor invaliden en zelfs een ligbad met een hijsinstallatie. Deze werd gebruikt om mensen die zeer slecht ter been zijn te water te laten…

Stukje uit het kerkblad van de Methodisten in Acle…

Ik ben van mening dat het een hele goede zaak was om een kerkgebouw een dergelijke meervoudige maatschappelijke bestemming te geven, dat ben ik nog steeds. Veel mensen die voor uitsluitend kerkdiensten de drempel van een kerkgebouw te hoog vonden zouden nu eerder en misschien en wellicht ook om andere redenen binnen het kerkgebouw komen en dan zal voor hen de drempel een stuk lager zijn om ook de diensten te komen bezoeken. Dat was dan ook exact de redenatie die de Methodisten in Acle bedacht hadden. De ‘singing’ van deze avond werd bezocht door zo’n 60 mensen, en ook deze avond verkocht ik weer voldoende (5 LP’s en 2 cassettes) om de volgende dag weer mee te mogen. Net als aan het einde van alle voorgaande ‘singings’ zongen A.G. & Kate ook deze avond weer de volledige versie van ‘Come O Thou traveller unknown’, of zoals het ook wel genoemd wordt: ‘Wrestling Jacob’. De dominee, die onder andere ook godsdienstonderwijs op de plaatselijke school gaf, vond dat hij de tekst van het nummer heel erg goed gebruiken kan om wat beter gestalte te geven aan ons worstelen met het geloof, omdat de door Charles Wesley geschreven tekst waarschijnlijk als een allegorie op dit aspect van ons geloof bedoeld is.

Na de ‘singing’ ben ik meegegaan met George en Daisy Shearing uit Upton, een heel klein dorpje in de buurt van Acle. Het was maar een paar minuten met de auto naar hun boerderij. George en Daisy, een gepensioneerd boerenechtpaar, kerkten eigenlijk in Upton, maar voor speciale gelegenheden zoals een ‘singing’ van A.G. & Kate maakten ze een uitzondering. Ondanks het feit dat we (tijdens de rit naar Acle) al een redelijke maaltijd achter de knopen hadden, vonden George en Daisy dat ik best nog een maaltijd kon gebruiken. Midden in de nacht werd ik dus achter een bord met een grote ‘salad’ en ‘cold meat’ gezet. George maakte voor mij z’n eigen versie van de Italiaanse espressokoffie. Hij had hiervoor een handig klein keteltje dat koffie produceerde waarop je (zoals ze in Louisiana zeggen) een hoefijzer kon laten drijven. A.G. & Kate zeggen in voorkomende situaties gewoon dat je hart ervan afzakt. Volgens mij hadden A.G. & Kate daarin volledig gelijk (en dat terwijl ik nog steeds gek ben op een stevige kop koffie).

Tegen een uur of twaalf werd het zowel voor George en Daisy als voor mij tijd om naar bed te gaan. Ik werd naar boven geloodst waar een enorm tweepersoonsbed op mij stond te wachten. Ik sloot de dag af door een aantal bladzijden te lezen in het boek van Frank Baker over de poëzie van Charles Wesley. ’t Was geen gemakkelijk boek, maar wel zeer verhelderend. Er bleek onder andere uit dat Charles Wesley voor de teksten van verschillende hymnen vrijelijk heeft geleend van verschillende tijdgenoten, onder andere van Dryden’s ‘Fairest Isle’ (de structuur en de eerste regels van ‘Love divine, all loves excelling’) en Prior’s ‘Solomon’, een van de favoriet gedichten van zowel John als Charles Wesley. Van Prior’s ‘Solomon’ werd de uitdrukking ‘the nearer waters roll’ geleend voor ‘Jesu, lover of my soul’. Een ander voorbeeld is een couplet uit ‘Hymn on easter day’ van de Britse dichter Samuel. Samuel’s couplet was:

In vain the stone, the watch, the seal, forbid an early rise,
To Him who breaks the gates of hell, and opens Paradise.

Hoe Charles Wesley’s couplet luidt staat hieronder. De onderstreepte gedeelten zijn bijna letterlijk van Samuel overgenomen.

Vain the stone, the watch, the seal, Christ hath burst the gates of hell:
Death in vain forbids His rise, Christ hath opened Paradise!

Het aardige was dat op een vorige toer van A.G. & Kate naar Engeland Kees Jansen ook al door George en Daisy Shearing gehuisvest was, George vertelde me dat hij zelfs in hetzelfde bed had geslapen (ik hoop dat ze tussentijds de lakens verschoond hebben). Onlangs sprak ik met Kees over mijn belevenissen op deze toer en we waren het er allebei erover eens dat George en Daisy erg aardige mensen waren. Wel kreeg je wat gemakkelijker contact met George dan met Daisy. Maar ja, als je al bijna zeventig bent, en je wordt dan met ’n Hollander opgezadeld, tja…

Vorige deel Volgende deel

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.