Maandag 18 november 1991; de derde vakantiedag
Om een uur of zes in de ochtend werd ik gewekt door dezelfde zeer prettige vrouwenstem die me gisteravond ook aan tafel nodigde, waarschijnlijk sliep deze vriendelijk dame erg weinig… De melding dat het ontbijt klaar stond maakte echter dat ik een stuk sneller dan gebruikelijk uit bed en aangekleed was. M’n inmiddels gearriveerde kamergenoot en ik zorgden er dan ook voor dat we er deze ochtend als de kippen bij waren. Deze keer was het wederom een soort ‘bedien-u-zelf’ systeem, waarbij alle ingrediënten aanwezig waren om het ontbijt tot een ‘full English breakfast’ te maken. Omdat ik er absoluut geen notie van had wat de rest van deze dag mij zou brengen, nam ik het er maar goed van. Je moest jezelf af en toe troosten met een goed excuus om er bij het ontbijt weer eens stevig tegenaan te gaan, of niet soms…

De meningen verschillen er over of dit echt een gezond ontbijt is. Tegenwoordig eet ik liever een paar boterhammen, maar destijds kon ik er – na zo’n ontbijt – weer een hele dag op verder…

Terwijl we zaten te eten viel me twee dingen op: [1] het regende verschrikkelijk hard; de regen kletterde hard op de dekken van het schip. Voor het mooie weer hoefde ik deze keer dus niet naar Engeland te komen… En [2] we waren ondertussen de haven van Kingston-upon-Hull binnengelopen en manoeuvreerden op dat moment héél voorzichtig achteruit het King George Dock binnen.

We waren dus gearriveerd! Het was nu zaak om de spullen bijeen te zoeken en snel klaar te gaan staan om het schip op tijd te kunnen verlaten. De ons inmiddels zeer bekend in de oren klinkende ingeblikte vriendelijke damesstem had het nu ineens verschrikkelijk druk. Mededeling na mededeling in de verschillende Europese talen werd het schip in geslingerd. Terwijl ik naar het rode dek liep, en daar een plekje zocht om even te wachten, liep ik Wim Agenant (een van Rienk Janssen’s trouwe steunpilaren uit vroegere (en huidige) tijden) tegen het lijf. Na wat ‘small-talk’ over het houden van vakanties in Engeland in de maand november (je lijkt wel gek…) hielden we het beiden voor gezien en gingen elk onze eigen weg; hij ging voor z’n werk naar Liverpool, ik was nu weer (gelukkig) op mijzelf aangewezen.

Nadat eerst de mensen die met auto en al naar Engeland waren gereisd het schip mochten verlaten was het na (voor mijn gevoel veel te) lang wachten de beurt aan de voetgangers. We werden er echter voor gewaarschuwd dat ‘due to the rain’ de ‘ramp’ (= loopbrug) waar we langs moesten wat glad was geworden, dit bleek overigens erg mee te vallen. De paspoortcontrole verliep erg gladjes en voordat ik het goed en wel door had stond ik buiten in de regen, wat vervreemd om mij heen kijkend of er geen bus was die mij naar het treinstation zou kunnen brengen. Natuurlijk was er zo’n bus, zei een chauffeur tegen me, hij stond vlak achter me. Vlug stapte ik aan boord van een echte dubbeldekker. Mijn tassen werden in een apart compartimentje gezet en dan maar wachten tot de bus echt goed vol was en kon vertrekken. Het leek er een beetje op dat de busdiensten die voor North Sea Ferries rijden een beetje zuinig aangelegd waren…

De rit door Kingston-upon-Hull (kortweg Hull) was miezerig en troosteloos. Het regende nog steeds en in de bus begon het een beetje benauwd te worden omdat ie werkelijk volledig volgepropt met mensen was. De rit langs de haventerreinen van Kingston-upon-Hull muntte uit in treurigheid, het regende (uiteraard) voortdurend en het gedeelte van de stad waar we langsreden om bij het treinstation te komen had ook duidelijk betere tijden gekend. Zeker in het noordoosten van Engeland is deze troosteloosheid in veel grotere steden duidelijk herkenbaar. In Nederland zijn we veel meer geordend en georganiseerd dan in een land als Engeland…

Later las ik thuis in een boek dat John Wesley op zijn 85e nog een dag of vier achtereen in Hull en de nabije omgeving gepreekt had. Tijdens een van deze gelegenheden werden de kerkgangers, nadat ze werden aangevallen door een menigte die niet zo van Wesley’s activiteiten gediend waren de hele nacht opgesloten in ’t gebouw waar Wesley tot ze preekte. De laatste keer dat Wesley in Hull preekte was op zijn 87e, ter gelegenheid van het feit dat de Methodisten er een eigen gebouw hadden verworven. Tijdens deze laatste gelegenheid vond Wesley dat de festiviteiten ook wel zonder hem door konden gaan en halverwege de maaltijd na de feestelijkheden kneep John Wesley er ongemerkt tussenuit… Bron: In the steps of John Wesley Frederick C. Gill Londen, 1962

Kaal, grijs, grauw en verveloos was hier klaarblijkelijk het motto. Na een minuut of twintig waren we bij het treinstation. Snel keek ik op welk perron de trein naar Sheffield te vinden was. Voordat ik iemand kon vragen zag ik op een van de borden bij de perrons Sheffield aangegeven staan, ‘k zou dus wel goed zitten. Gelukkig had ik een paar dagen voordat ik deze reis begon de treinkaartjes bij ons op het station in Groningen gekocht, ook dat is een vorm van op ‘safe’ spelen. Ik kende mezelf ondertussen een klein beetje… Snel ging ik de trein binnen en probeerde voor mezelf en mijn twee grote tassen een plekje te veroveren. De bankjes waren hier smaller, harder en eigenlijk ook een maatje kleiner als bij de ‘good old’ NS. In Nederland zou een dergelijke coupé minimaal derde klas zijn… Geen wonder dat er bij de BBC steeds op de prestaties van British Rail gescholden werd… Natuurlijk had ik nu geen tijd om kieskeurig te zijn. Met een beetje mazzel kon ik vanuit de trein de Humberbridge zien, een grote en iconische tolbrug van 2½ km. over de Humber.

Ik ben al heel vaak in het Verenigd Koninkrijk (Engeland, Schotland, Wales) geweest maar dit soort uitzonderlijke bruggen heb ik respect voor. Een redelijke portie hoogtevrees zorgt er voor dat ik ze zo veel als mogelijk is probeer te vermijden…

Ik bedacht me dat ik op de een of andere manier in de ochtendspits terecht was gekomen, want de trein zit vol met giechelende meisjes en stille jongens met grote walkmans in de jaszakken en hoofdtelefoons op het hoofd. Later bevestigde iemand die bij mij op m’n bankje kwam zitten mijn veronderstelling, dit was de tijd dat veel kinderen naar school gingen, en net als bij ons in Nederland doen veel jongeren dat met de trein. Het landschap waar wij met veel lawaai en gerammel doorheen denderen deed mij denken aan hetgeen ik over midden- en noord Engeland gelezen had. Deze streek van het land was (en is nog steeds) het wat armere gedeelte van het land, de plek waar zich vanaf de Industriële Revolutie veel oudere zware industrieën hadden gevestigd. Door de mijnbouw en de overwegend kolengestookte verwarmingen van de huizen had de wereld hier een wat grauw en grijs (lees ‘vies’) uiterlijk gekregen.

Het voorgaande jaar maakte ik veel meer foto’s van de omgeving als tijdens deze tournee. Vaak werden de foto’s dan gemaakt vanuit een rijdende Landrover. Ik wist dan pas achteraf of de foto’s gelukt überhaupt wel waren als ik weer thuis was en de rolletjes liet ontwikkelen en afdrukken (maar overnieuw maken was er dan niet meer bij). De ‘workaround’ hiervoor was een simpele: ansichtkaartjes van de omgeving kopen. Achteraf denk ik dat het zelfs veel goedkoper was…

Ondanks dat keek ik mijn ogen uit toen de trein langs Chesterfielfd denderde en ik ‘the crooked spire’, de 11e-eeuwse kerktoren met een knik erin van uit de trein kon zien. Later hoorde ik dat deze kerktoren ‘quite famous’ was vanwege z’n kromme toren. De mensen in de trein waren erg aardig, bovendien kwam er net als bij ons op gezette tijden een karretje door de trein, zodat je je behoefte aan chocolademelk, koffie en thee bevredigen kon. De enige aanmerkingen die ik kon maken hadden dan ook (vrijwel uitsluitend) betrekking op het lawaai, het gerammel, het zitcomfort en de hoeveelheid passagiers in de trein. Waarschijnlijk waren we door onze eigen NS toch meer verwend dan we eigenlijk zouden willen toegeven.

Nadat ik in Sheffield uitgestapt ben zocht ik allereerst de trein naar Nottingham. In eerste instantie zou ik door A.G. & Kate in Nottingham opgepikt worden, maar later belde Kate me met het voorstel om in Alfreton maar uit te stappen, dat zou veel handiger zijn. Als ik daar om een uur of drie in de middag zou kunnen zijn? Iets na 14:00 uur waagde ik het om aan de conducteur te vragen waar ik uit moet stappen als ik naar Alfreton wilde; ‘Alfreton, that’s the next stop, just a few minutes’ was het antwoord. Ik had beslist niet langer moeten wachten om de conducteur mijn vraag te stellen… Nog geen tien minuten later stond ik keurig op tijd buiten de trein op het station op A.G. & Kate te wachten.

Vervolgens zocht ik, in overeenstemming met aan hetgeen ik voor m’n vertrek m’n ouders beloofd had,  allereerst een telefooncel zodat ik hen kan laten weten dat ik in goede orde op min of meer op de (eerste) plek van bestemming aangekomen was. In ‘no time at all’ ging £ 1,- op aan zo’n gesprekje. De telefoons waren uitgerust met een schermpje waarop je tegoed vermeld stond. Dit daalde met een onwaarschijnlijke snelheid… Hoewel ik nog maar nauwelijks weg was, was het toch leuk de stem van vader Vogel te horen. Tegen de tijd dat de ‘teller’ nog een paar pence aangaf riep ik een luid ’tot ziens’ en vervolgens werd de verbinding verbroken. Omdat het nog steeds wat miezerde ging ik maar weer naar binnen, in de wachtkamer van het stationnetje moest je immers ook kunnen wachten op passerende Landrovers?

Ik realiseer me het nu pas, maar tijdens de eerste fietsvakantie die Kees Jansen en ik (een paar jaar later) in Engeland maakten hebben we ongeveer een week op een camping in de onmiddellijke omgeving van Matlock gestaan. Weer jaren later, tijdens onze eerste vakantie als gezin in Engeland, zijn P, ik en onze jongens nog eens door Matlock gereden…

Na een uurtje wachten hoorde ik het bekende geluid van A.G. & Kate’s Landrover. Eindelijk was ik niet meer alleen. Een van de rode bovenkisten (rechts voor) was leeg, ik mocht ‘um gedurende de rest van m’n verblijf gebruiken om m’n spullen erin op te bergen. Het welkom was hartelijk, we waren blij elkaar weer te zien, het was ook bijna vijf weken geleden dat we elkaar voor ’t laatst gezien hadden… Er werden onmiddellijk grappen gemaakt over de extra tijd die we nu in tweedehandsboekenzaken door zouden kunne brengen omdat we met z’n drieën al de apparatuur een stuk sneller kunnen opbouwen. Nadat mijn twee tassen boven in de kist gezet waren gingen we op weg naar Matlock; vlak in de buurt, ze hadden er volgens Skoob een paar goede boekenzaken met uitstekende ‘second-hand departments’… In de auto had ik nu natuurlijk het voordeel van de deskundige uitleg van het duo. Matlock was in vroegere tijden een kuuroord, en iets van die vroegere allure was nog steeds zichtbaar in dit plaatsje aan de rand van het Peak District. Vergeleken bij de vorige keer dat ik in Engeland was (voornamelijk in het zuidoosten van het land) was het hier een stuk mooier en ruiger. Niet voor niets waren we in het Peak District aangekomen…

Eigenlijk kan je het niet echt ‘mooier’ noemen, want voor een nuchtere Grönniger die eigenlijk alleen maar aan horizontale horizonten gewend is, is alles wat boven het niveau van een molshoop uitsteekt al prachtig. Hier in dit landschap kon ik m’n hart ophalen. Schitterend! De boekenwinkel leverde voor mij behalve een klein boekje over drank(misbruik) binnen de Methodistenkerk aan ’t begin van deze eeuw, een prachtige zwart/wit foto van ’t Lake District en een stafkaart van The Isle of Wight op, niet erg schokkend, maar toch een redelijk begin. Na het bezoek aan de boekenwinkel volgde nog een kleine wandeling door de stad, ik kon dan gelijk wat foto’s gaan maken. Tijdens de wandeling vond ik in een andere tweedehandse boekenwinkel een mooie gebonden uitvoering van Paul Theroux’s ‘The great railway bazaar’. Nog maar net een dag in ’t land gearriveerd en in de eerste boekenwinkels al succes; dat beloofde wat voor de rest van deze reis…

Het mededelingenblad van deze gemeente. Duidelijk is te lezen dat A.G. & Kate er op die maandag- en dinsdagavond op zullen treden…

Vrij vlot vertrokken we weer, want die avond traden A.G. & Kate op in de methodistenkerk van Hawtonville, een voorstad van Newark. Voor het duo was dit ook een eerste keer. Hawtonville was een van de nieuwe contacten die A.G. & Kate onlangs hadden aangeboord en we moesten dan ook maar afwachten wat de avond zou gaan brengen. A.G. & Kate deden twee programma’s in deze kerk; deze avond en ook de volgende avond. Het was mogelijk dat er dinsdagmiddag ook nog iets gedaan zou worden, maar echt zeker was dat nog niet. Op de reis naar Hawtonville maakten we een tussenstop in Newark voor een kebab. Het is jammer dat wij in Nederland geen kebabs hebben, helaas. Ons broodje shoarma komt een héél klein beetje in de buurt van een goede kebab, maar is alleen een stuk kleiner. Tegen de tijd dat we in Hawtonville aankomen, zijn we volgens Kate eigenlijk al aan de late kant, maar A.G. troost zich met de gedachte dat ik verschrikkelijk snel uit kan laden en de spullen de kerk binnen sjouwen.

De dominee (tevens m’n onderdak voor de komende twee nachten) kwam op mij over als een aardige goedwillende man, maar met wat weinig uitstraling en vuur. Nadat hij de avond met gebed had geopend, gaf hij het programma over aan A.G. & Kate. Van het (voor mij) eerste programma van deze tournee weet ik vrij weinig meer af, en ook m’n reisdagboek gaf daarover betrekkelijk weinig informatie. A.G. heeft die avond vast en zeker een stuk voorgelezen uit ‘Jesus and ourselves’ van Leslie D. Weatherhead en A.G. & Kate hebben waarschijnlijk ook de volledige versie van ‘Jesus, the name high over all’ gezongen, daarbij geïnspireerd op het laatste gedeelte van Mattheus 28; bij ons voornamelijk bekend als het zendingsbevel. Charles Wesley gaf deze prachtige hymne de volgende subtitel mee: ‘After preaching in a church’.

‘He said, ‘All authority in heaven and on earth has been given to me. Go, therefore, make diciples off all nations; baptise them in the name of the Father and of the Son and of the Holy Spirit, and teach them to observe all the commands I gave you. And know that I am with you always; yes, to the end of time’. Bron: Matttheus 28: vanaf vers 18.

De link die dit Bijbelgedeelte heeft met ‘Jesus, the name high over all’ is de vertroosting die we krijgen wanneer we het niet meer zo zien zitten om, overeenkomstig Mattheus 28, Zijn naam aan alle volkeren bekend te maken. Hij steeds bij ons zal zijn. Zelfs als wij door het spreken over Hem in moeilijkheden dreigen te komen… Of in de woorden van Charles Wesley:

Amen, amen, my God and Lord, If Thou art with me still,
I still shall speak the gospel word, My ministry fulfil.

Na de collecte deden A.G. & Kate nog één song. De avond ging vervolgens een beetje als een nachtkaars uit omdat de dominee vergat om de avond met gebed af te sluiten. Eigenlijk best wel jammer van zo’n mooie avond. Na de ‘singing’, toen de ruim dertig aanwezigen hun weg weer naar huis gevonden hadden, reden Nigel en Elizabeth Bibbings samen met mij in hun rode Nissan Micra naar hun eigen huis. Het echtpaar woonde vlak bij de kerk, amper een paar straten verderop. Het viel mij op dat Elisabeth Bibbings naar alle waarschijnlijkheid het kleinste vrouwtje was die ik tot nu toe gezien had. Hele kleine handjes en verschrikkelijk kleine voetjes… Als ik in de buurt van zulke kleine mensjes was/ben, dan voel(de) ik me meestal toch wat ongemakkelijk, omdat ik veel te bang ben voor de gevolgen van het feit dat ik veel groter (en waarschijnlijk ook iets lomper) ben.

Eenmaal bij de Bibbingsen thuis werd mij direct m’n kamertje voor de komende twee nachten gewezen. Op de vraag van Elisabeth of ik thee of iets dergelijks wilde voor het slapen gaan antwoordde ik bevestigend, natuurlijk, graag. Tijdens de thee spitste het gesprek tussen ons drieën zich toe op het werk dat A.G. & Kate destijds binnen de kerken deden en hoe ze daarin verzeild waren geraakt. Ook waren ze erg nieuwsgierig naar mijn relatie met A.G. & Kate. Tot een uur of elf zijn waren we aan het praten, ten eerste om elkaar een beetje te leren kennen en natuurlijk ook vanwege het gezelschap en de gastvrijheid die je bij je gastgezin geniet.

Uiteindelijk kwam aan het einde van de avond voor wat wat de dominee betreft de aap uit de mouw, hij had problemen met zijn computer. Eigenlijk had de computer waarschijnlijk meer problemen met de dominee, want de beste man gaf er blijk van absoluut geen verstand van de bediening van zo’n apparaat te hebben. Ik heb vreselijk m’n best moeten doen om het de man een beetje duidelijk te maken dat hij eerst moet zorgen dat hij wat basiskennis onder de knie krijgt voordat hij met de bijgeleverde programma’s überhaupt maar kan gaan proberen te werken. Toen het ondertussen al na 23:00 uur was geworden, werd het volgens het echtpaar tijd om te gaan slapen. Ik begrijp deze overduidelijke hint maar al te goed en maakte – nadat ik de Bibbingsen welterusten gewenst had – mijn exit naar boven, naar m’n slaapkamertje. Na zo’n eerste vakantiedag heb je ook wel de behoefte aan een kamertje, wat privacy, en een warm bed…

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.

Vorige post Volgende post