Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK); Voorjaarsexcursie 2024
Voorafgaand aan de Coronapandemie ging ik regelmatig mee met een excursie. Een enkele keer met de SOGK (de Stichting Oude Groninger Kerken), en veel vaker met de Vereniging Stad en Lande (waar ik sinds 2022 de secretaris van ben). Binnen onze vereniging heeft de Coronapandemie zo veel roet in het eten gegooid dat de excursies nog steeds niet opnieuw opgestart zijn, maar ondertussen gaan de excursies bij de Stichting Oude Groninger Kerken gewoon door. Ik ben (denk ik) al bijna 20 jaar lid van deze stichting, maar ik ga niet zo vaak mee met excursies.
Het afgelopen voorjaar bedacht ik dat wel weer eens een keertje mee zou willen en toen heb me opgegeven voor de Voorjaarsexcursie langs vier kerken (uiteraard zijn alle vier kerken in beheer bij de SOGK). Achtereenvolgens bezochten we de kerken van Zuidhorn, Noordhorn, Grijpskerk en Visvliet. Er waren dusdanig veel deelnemers dat er met twee grote bussen werd gereden. De bus waar ik mee ging (bus 1) maakte de eerste stop in Zuidhorn, de andere bus begon in Visvliet. Beide bussen reden elkaar tegemoet als het ware. Na twee kerken te hebben bezichtigd werd er een lunch geserveerd in Hotel Aduard aan de Friesestraatweg (in Aduard natuurlijk).
We reizen dit voorjaar naar het noordelijke deel van het Westerkwartier. Midden in dit gebied ligt de zandkeileemrug uit de voorlaatste ijstijd. Hierop zijn de plaatsen Zuidhorn en Noordhorn ontstaan. Voor het overige is sprake van een open dijkenlandschap. Dit is in de late middeleeuwen ontstaan door de gestage inpoldering van het Lauwersbekken. Visvliet lag aan de Lauwers en Grijpskerk lag ooit aan de oever van de voormalige Lauwerszee.
Er gingen dus twee grote bussen op reis, los daarvan waren we ook nog een redelijk aantal ‘eigen rijders’. Dat waren de mensen die met hun eigen auto dezelfde route reden in plaats van met de bus te gaan. Ik denk dat er ongeveer 150 deelnemers aan deze excursie waren. Eenmaal in de bus kregen we een envelop met daarin de beschrijvingen van de vier verschillende kerken (die gebruik in deze post) en het programma van deze dag. De bezoeken aan de verschillende kerken verliepen volgens hetzelfde stramien. Je kwam aan en je zocht een plekje in de kerk. Een spreker vertelde iets over de geschiedenis van de kerk, de herebanken en het orgel, en de eventuele bijzonderheden. Je maakte een paar foto’s en ondertussen werd het orgel van de kerk bespeeld.
Het is goed om te weten dat deze kerken indertijd werden gebouwd als katholieke kerken. Pas na de Reductie van Groningen in 1594 werden de katholieke kerken in onze provincie protestante kerken.
De Gregoriuskerk van Zuidhorn
De eerste stop voor ons betrof te Gregoriuskerk van Zuidhorn. We hadden een gelukje voor wat het weer betreft. Het was een stalend mooie zaterdagochtend in April. De kerk stond er werkelijk prachtig bij en straalde in het ochtendzonnetje…
De heilige Gregorius (Rome, circa 540 – aldaar, 12 maart 604), bijgenaamd de Grote, was de 64e paus van de Katholieke Kerk. Hij bekleedde het pontificaat van 590 tot aan zijn dood in 604 en geldt als een van de kerkvaders. Paus Bonifatius VIII verleende hem in 1295 de eretitel van kerkleraar. Hij wordt omschreven als een bekwaam en kundig organisator en een gedreven geloofsverkondiger. Een abstract denker of subtiel theoloog of politicus was hij niet. Gregrorius wordt wel de grootste paus van de vroege middeleeuwen genoemd. Onder zijn leiding groeide het pausdom uit tot de grootste machtsfactor van Italië in zijn tijd.
Over de Gregoriuskerk van Zuidhorn...
De plaats Zuidhorn is evenals Noordhorn halverwege de middeleeuwen ontstaan op een zandrug of gaast in het midden van het Westerkwartier. De kerk van Zuidhorn staat op een ruim, met bomen beplant kerkhof. Aan de oostzijde staat de pastorie, die in grote delen nog teruggaat op de oude weem. Als bouwtijd wordt de late 12e of vroege 13e eeuw aangehouden. In de 14e of 15e eeuw is in baksteen een vergroot, driezijdig gesloten gotisch koor gebouwd. In de late 15e of vroege 16e eeuw is de kerk uitgebouwd tot kruiskerk. Beide dwarsarmen hebben thans het uiterlijk van nevenkapellen. Zij hebben een korfbogig portaal, geflankeerd door rondboogvensters met een bakstenen vorkmontant. De geveltoppen hebben spitsbogige blindnissen met neogotische versieringen, geflankeerd door casementen met vierpassen aan de zuidzijde en spitsboognissen aan de noordkant. De zijgevels van het dwarspand gaan op tot dezelfde hoogte als de schipgevels. De sluitgevels en het dak zijn naderhand verlaagd. De kap van schip en koor werd oorspronkelijk gedragen door een eiken constructie van spanten en sporen. De balklaag van het schip is vernieuwd in 1647. De kapconstructie van het schip is in 1787 vervangen. De kerk is toen gedekt met blauwe pannen boven een brede lijstgoot. De vensters van het schip zijn in 1854 vergroot tot brede rondboogramen met een bakstenen vorkmontant. De gotische vensters van het koor werden daaraan aangepast. In de koorsluiting werden twee ramen dichtgemetseld. Ook werden de dwarsbeuken verlaagd. Rond 1870 is het gebouw gepleisterd, waarbij de dwarspandgevels werden voorzien van een ietwat naïeve neogotische stucversiering. Tussen de grote ramen van het schip zijn enkele sierbogen gemetseld, in de vorm van raamkoppen. In de stijl van de Amsterdamse School zijn destijds bij de restauratie geel, bruin en paars gekleurde Art-Deco ruitjes en gebrandschilderde ruiten met teksten en Bijbelse symbolen geplaatst. Zij komen uit het atelier van de glazenier Jan Schouten in Delft. De toren stamt uit dezelfde tijd als het schip, de late 12e eeuw. De uit de bouwtijd stammende onderbouw is rond 1870 gepleisterd. Twee enorme hoekberen moeten voorkomen dat de toren naar het westen doorzakt en daarbij een deel van de kerk meetrekt. De noord- oost- en zuidgevels van de toren hebben telkens twee kleine spitsbogige galmgaten, met daarboven een wijzerplaat. De westgevel van de toren is geheel vlak opgaand, van baksteen opgetrokken of daarmee beklampt, met een rondboogportaal. Daarboven ligt een tweetal venstertjes en dan volgt één spitsbogig galmgat. Het interieur van de kerk van Zuidhorn geeft een uitstekend beeld van een complete protestantse inrichting zoals deze was in de tweede helft van de 17e eeuw. Tegen de noordwand staat de zeszijdige kansel uit de late 17e eeuw. De kansel is rijkelijk voorzien van snijwerk. Het oudste deel is het bovendeel van het klankbord, dat stamt uit 1649. Onder het kleine oorspronkelijke klankbord is in 1903 een veel groter exemplaar geplaatst. Het paneel naast de kanseldeur draagt twee familiewapens; aan de bovenzijde het wapen Meininga. Het wapen daaronder is onbekend. Het middenpaneel draagt centraal het wapen Siccama. Geheel boven in het middenpaneel is het gevierendeelde wapen aangebracht van Clant-Coenders-Rengers-Entens, met het hartschild Hanckema. Het 17e eeuwse doophek is opgebouwd uit paneelwerk tussen pilasters met cannelures. In de vijftiger jaren zijn de banken uit de dooptuin verwijderd. Tegen het koorschot staan twee herenbanken uit het midden van de 17e eeuw, aangeduid met ‘banken van Huis van Hanckema’. Tegenover de kansel staan in de doorgang naar het zuiderdwarspand twee vrijwel identieke overhuifde herenbanken uit het laatst van de 18e eeuw. Schuin rechts tegenover de kansel staat de ‘zeepaarden-bank’. Het Clant wapenschild heeft namelijk zeepaarden als schilddragers. Deze bank is kort na 1675 door de hoofdeling Derk Clant geplaatst. In het Noorder-dwarspand hangen twee grote rouwborden. Het bord tegen de oostzijde van het dwarspand dateert uit 1704 en herinnert aan Bouwina (Bauduina) Clant van Scheltkema van de borg Nijenstein. Het bord uit 1734 tegen de westzijde is voor haar man Maurits Clant van Hanckema. Het orgel is gebouwd in 1793 door Frans Caspar Schnitger en Herman H. Freytag. Al in het laatst van de 19e eeuw werd het orgel aangepast door Petrus van Oeckelen. In 1924 is het instrument gerestaureerd en uitgebreid door P. van Dam NV uit Leeuwarden. Gedurende de jaren 2010-2012 is het orgel onder handen genomen door Mense Ruiter Orgelmakers BV te Zuidwolde. Daarbij is zo veel mogelijk teruggegaan naar Schnitger en Freytag: Nu heeft het orgel één manuaal met 12 stemmen en een aangehangen pedaal.
De kerk van Noordhorn
Vanwege het tijdschema dat werd gehanteerd was er beperkte tijd om op eigen houtje veel te gaan bekijken. De excursie van deze zaterdag was dus veel meer een groepsactiviteit dan dat je als solist binnen de groep een beetje je eigen gang kon gaan. Vrij kort nadat het programma in de Gregoriuskerk van Zuidhorn ‘klaar’ was vertrok de bus naar de kerk in Noordhorn. Van de kerk in Noornorn het is trouwens geen patroonheilige kunnen vinden…
Over de kerk van Noordhorn...
De dorpen Noordhorn en Zuidhorn liggen op een smalle diluviale zandrug, met een hoogte van ongeveer vijf meter boven de zeespiegel. Deze rug wordt omsloten door zware klei en veen met een dunne kleilaag. Ooit lag deze rug in een uitgestrekt veengebied dat omstreeks de negende eeuw door de zee grotendeels verzwolgen werd. Waar het veen verdwenen was, zette zich in de loop van de daarop volgende eeuwen een pakket zware klei af. Het Aduarder klooster heeft hier veel werk verzet voor de Inpoldering en de bedijking van dit gebied. De kerk van Noordhorn werd waarschijnlijk In de 13e eeuw geheel uit baksteen opgetrokken en is jonger dan die van Zuidhorn. Aan dit kerkgebouw is in de loop der eeuwen veel veranderd. De schipmuren werden verhoogd en voorzien van grotere ramen. De kerk werd in westelijke richting verlengd, nadat de oude toren was afgebroken en de huidige toren uit 1765 verder naar het westen zijn plaats kreeg. Aan de zuid- en noordzijde zijn oude ingangen dichtgezet en een toegemetseld raam in de zuidmuur laat zien hoe de originele vensters er ooit uitzagen. Een dichtgezet klein venster en een klein opening in dezelfde muur hebben waarschijnlijk ooit gediend om licht en zicht op het altaar te geven. In 1898 kreeg de kerk blikseminslag waardoor het 18e-eeuwse uurwerk verloren ging en de oostelijke gevel haar top verloor. De kerk kreeg in het jaar daarop een nieuw uurwerk, en bij de restauratie van 1975-1976 haar oostelijke geveltop terug. De spaarvelden in de oostgevel zijn witgepleisterd evenals de dagkanten van de ramen. De oudste klok werd in 1549 gegoten door Geert van Wou. In 1774 goot Claudius Fremy een nieuwe, die in 1943 door de Duitsers werd gevorderd en niet terugkwam. In 1948 schonk de gemeente Zuidhorn de tegenwoordige klok, vervaardigd door gieterij Van Bergen in Heiligerlee. Tijdens de laatste restauratie ontdekte men de sporen van de oude toren en onder het koor de grafkelder. Ook de fundering van het altaar kwam voor de dag en in de oostgevel ontdekte men in een spitsbogige nis: de pisicina. Bij de preekstoel ligt de oudste zerk, gemaakt van zandsteen. Op deze zerk staat:‘Anno 1571 starf Katrina Albers, salige Willem der Sangelate wedewe, de sele Got genedig si’. De andere zerken op het koor zijn onder andere gewijd aan de families Ukema en Bennema. In 1718 maakte Jan de Rijk het snijwerk voor de nieuwe preekstoel. Vier panelen zijn voorzien van cartouches met blad- en bloemmotieven en op het middenpaneel zien we een vanitas- (ijdelheids-) voorstelling met knekels, doodskop en zandloper. Aan de onderkant van de kuip zijn vrouwenfiguurtjes bevestigd. De preekstoel eindigt helemaal onderaan in een gesneden knop. Het ruggenschot is verdwenen en de trap is van jongere datum. Fraai zijn de herenbanken die de kerk sieren. Van west naar oost staan twee banken van de familie Geertsema met identiek gesneden wapens in de opzetstukken. De derde bank is van de familie Bennema met fraai paneel- en snijwerk. Deze bank wordt bekroond met het familiewapen dat door twee zeepaarden met zwemvliezen en visstaarten wordt vast gehouden. De vierde en kleinste bank is van de familie Clant, die in Zuidhorn de borg Hankema bezat. Deze bank heeft 17e-eeuws snijwerk en wordt bekroond met het familiewapen. Hierop zien we een schuine balk met drie rechtopstaande zilveren vissen. De meest oostelijke bank dateert uit de 19e eeuw, maar het is onbekend welke familie deze heeft laten maken. Deze bank heeft geen panelen maar horizontale planken en maakt daardoor een bijzondere indruk. Het achterschot wordt bekroond door twee wapenschilden, waarvan in het ene een hert met een gewei staat afgebeeld voor een boom, en op het andere schild onder andere een druiventros. Boven de schilden staat een kroon met parels en een bloem in het midden. Uit de kroon steken takken omhoog. Naast de schilden zien we bijeengebonden takken met eikenbladeren. Op het koor staat de zeventiende-eeuwse avondmaalstafel. In 1898 bouwde Jan Doornbos te Groningen het orgel als een éénklaviers instrument met negen stemmen. Enkele gemeenteleden restaureerden dit orgel in de jaren zeventig en bouwden het uit tot een instrument met zestien stemmen, twee klavieren en een vrij pedaal. Kortgeleden is het geheel opnieuw gerestaureerd.
Lunchpauze in Hotel Aduard
Vanuit Noordhorn reed onze bus terug naar Aduard. We kwamen gelijktijdig aan met de andere bus, die de route in tegenovergestelde richting aflegde. In het Hotel Aduard was een prima warm/koud buffet voor ons voorbereid. Goede kwaliteit en goed georganiseerd. De pauze kwam wat bij betreft op een goed moment. Onze buschauffeur had bedacht dat de deelnemers van deze excursie (voor zover ze in ‘zijn’ bus zaten) zo dicht mogelijk bij de ingang af wilde zetten, Dat had gevolgen die we van te voren niet hadden kunnen bedenken…
Met een kleine vertraging reden we uiteindelijk in een andere bus met een andere chauffeur naar Grijpskerk. De bus waar we het eerste deel van de excursie mee hadden afgelegd was dusdanig beschadigd (de knipperlichten en dergelijke waren kapot) dat het niet verantwoord was dat we verder met de beschadigde bus op pad zouden gaan…
De Antoniuskerk van Grijpskerk
Ik ben getrouwd met P. Zij is geboren in Grijpskerk. Ik verheugde me er dus op om de Antoniuskerk van Grijpskerk te gaan bekijken. Het was de eerste kerk na de lunch en de tweede ‘bus 1’ van deze dag.
Antonius van Egypte, Antonius-Abt, Antonius-Heremiet, of Antonius de Grote (Grieks: Ἀβᾶς Ἀντώνιος, Abba Antonios) (Heracleopolis Magna, Egypte, 251 – Colzimberg, Egypte, 356) is een christelijke heilige, die bekendstaat als de vader van het kloosterleven. Antonius werd geboren als kind van rijke ouders. Toen Antonius twintig jaar was, stierven zijn ouders. Hij gaf alle bezittingen aan de armen en trok zich in eenzaamheid in de woestijn terug. Later voegden andere christenen zich bij hem en vormden een van de eerste gemeenschappen van monniken in zijn klooster van Sint-Antonius in de Oostelijke Woestijn van Egypte. Hij was de eerste monnik die vele volgelingen kreeg en staat daarom bekend als de vader van het kloosterleven. Aan Antonius wordt de eerste formulering van de metafoor van het boek van de natuur toegeschreven. Dit was een opvatting die de natuur ziet als een boek dat – naast de Bijbel – gelezen kan worden als een bron van godskennis. Een bezoeker zou Antonius gevraagd hebben hoe hij het in zijn bestaan als kluizenaar toch zonder boeken kon stellen. Het antwoord van Antonius was: ‘Mijn boek is de gehele natuur, en ik kan dat boek lezen wanneer ik wil’.
Over de Antoniuskerk van Grijpskerk...
Het dorp Grijpskerk ontstond op een dijk waar rond 1504 een kerk werd gebouwd, waarschijnlijk op initiatief van de landbouwers woonachtig in de noordelijk gelegen Ruigewaard, een in de 15e-eeuw op de Lauwerszee gewonnen polder. Dijken dienden ook als wegen, waardoor de nederzetting kon uitgroeien tot een plaats waar verkeer en nering mogelijk was. Een zekere Nicolaus Grijp aan wie het dorp zijn naam dankt stichtte hier een kapel, wellicht op het terrein van zijn heerd of toen reeds een borg In 1507 is in de archieven voor het eerst sprake van de kapel, wellicht toen reeds verheven tot kerk. Het collatierecht lag bij de landeigenaren waartoe ook het klooster Kusemer behoorde. Een gevelsteen in de oude pastorie duidt op die betrokkenheid: Heer Gerhardus Murlinck uit Oldemarkt, proost te Kusemer. De parochie was een afsplitsing van Sebaldeburen en Oldekerk. De bewoners van Sebaldeburen-beneden en Oldekerk-beneden sloten zich spoedig aan bij de nieuwe parochie. In 1582 werd de kerk, gedeeltelijk verwoest tijdens de troebelen van de Tachtigjarige Oorlog, de godsdienstoefeningen werden voortgezet In een noodkapel, waar na de Reductie van 1594, protestantse erediensten werden gehouden. In rustiger tijden, toen het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) aanstaande was, werd in 1607 begonnen met herstel en gedeeltelijke herbouw van de kerk, na aanmaning van het provinciaal bestuur en inspanningen van jonker Evert van Asschendorp, bewoner van de borg Reitsema. Twee gedenkstenen in de kerkmuur herinneren aan de herbouw. Bouwmeester was Gerwer Peters architect, glazenier en beeldend kunstenaar. De preekstoel werd vervaardigd door Rijcke Remmerts, een schrijnwerker die in 1615 ook gestoelten maakte voor de Broerkerk in de Stad. Het kerkgebouw werd gebouwd in de stijl het Hollands Classicisme en niet zoals vaak in de 17e-eeuw gebeurde bij herbouw na oorlogsschade, in de gotische stijl. De zaalkerk heeft rondboogvensters die door een lijst ter hoogte van boogaanzet met elkaar verbonden zijn. De traveeën worden gemarkeerd door lisenen. In 1856 werd de kerk naar het oosten sterk vergroot en geheel gepleisterd. De oostgevel werd in een eclectische stijl uitgevoerd met een zware omlopende kroonlijst, een deuromlijsting in empire en een deur met gotisch maaswerk. Het interieur werd in 1967 sterk gewijzigd: het pleisterwerk in natuursteenimitatie werd vervangen door eenvoudig witwerk. Het oude meubilair zoals banken doophek en kerkenraadsbanken werden verwijderd. De preekstoel werd naar het oosten verplaatst, waar een liturgisch centrum werd ingericht. De preekstoel heeft vlakke balusters op de hoeken, de trap werd in het derde kwart van de 18e-eeuw vernieuwd in rococo-vormen. Het orgel werd geschonken door Aaltje Thomas Wiersema en in 1831-32 gebouwd door L.J. en J. van Dam te Leeuwarden. Achter het orgel is een gedenksteen voor de geefster ingemetseld, de galerij rust op gekoppelde Toscaanse zuilen. Na een brand in 1868 werden herstelwerkzaamheden uitgevoerd door P. van Oeckelen. In 1927 werkte K. Doornbos aan het orgel, in jaren zestig restaureerde M. Ruiter het Instrument en herstelde de oorspronkelijke intonatie. In 2001 werd de buitenkant van de kerk gerestaureerd waarbij dak en goten werden hersteld met als bekroning een nieuwe, hoge, ingesnoerde naaldspits zoals de kerk die ooit had. In 2021 kreeg de buitenzijde de originele kleuren terug, overwegend zandsteen geel met bruine accenten.
Rond het jaar 1500 is hier een kapel gebouwd. De plaats heette toen ‘Grijpscapelle’. Nog steeds is de Rooms Katholieke achtergrond van de kerk te herkennen aan de ‘oost-west’ richting. Aan de zuidkant van de kerk bevond zich het woonhuis van de pastoor; de pastorie. Dit onderkomen is deels nog altijd in gebruik als vergader locatie en geldt als het oudste gebouw van Grijpskerk – zie de gevelsteen boven Kerkplein 4. In 1582, in het begin van de 80-jarige oorlog, is de kerk door rondtrekkende bendes in brand gestoken en zwaar beschadigd. In 1584 vindt de overgang naar de protestantse godsdienst plaats. Pas in rustiger tijden, zo tussen 1607 en 1614, werd de kerk herbouwd. Everhard van Asschendorp was de initiator en geldverstrekker. Aaltje Thomas Wiersema, een vermogend boerin en weduwe zonder kinderen, liet het orgel in 1831 bouwen door de gebroeders Van Dam uit Leeuwarden. In 1868 werd het orgel door orgelbouwer Van Oeckelen gedeeltelijk vernieuwd. Dit orgel is in de tweede helft van de 20ste eeuw gerestaureerd en heeft zijn prachtige klank behouden. De waardering voor mevrouw Wiersema is te zien aan het grafmonument aan de noordkant van de kerk – een stille getuige van de erkentenis van haar belang voor deze kerk.
De Gangulfuskerk van Visvliet
Rustig reed de bus van Grijpskerk doorn naar Visvliet, waar we in de buurt van de Gangulfuskerk parkeerden. De kerk was oorspronkelijk gewijd aan de heilige Gangulfus. Onze spreker in deze kerk vertelt ons over de legende van de Heilige Gangulfus…
Hij diende aan het hof van Pepijn III († 768) en werd door zijn meester naar de noordelijke Nederlanden gezonden om er de geloofsverkondigers te beschermen. Zo verbleef hij ruim jaar onder de Friezen aan de zijde van bisschop Wulfram († ca 720). De legende vertelt hoe Gangulfus op een snikhete dag op weg naar huis met zijn soldaten door Sint-Truiden kwam. Omdat ze allemaal vergingen van de dorst, vroegen ze een boer of ze water uit zijn put mochten scheppen. Deze rook geld en bedong een stuiver per emmer. Een belachelijk hoog bedrag. Toen ze allemaal gedronken hadden, vroeg Gangulf hem of hij niet de hele put met water en al voor goed geld wilde verkopen. De gierigaard stemde hier onmiddellijk mee in. Gangulf betaalde en nam de put op zijn schouders. Vanaf dat moment heeft die vrekkige boer geen druppel water meer uit zijn grond weten te halen. Eenmaal thuis in het Bourgondische Varennes bouwde hij de put weer op. Nu verdacht hij zijn vrouw van overspel. Maar zij lachte hem uit. Daarop lieten zij het op een godsoordeel aankomen: als zij haar arm in de put kon steken en hem er weer onverlet uit terugtrekken, zou ze geen overspel hebben gepleegd. Nauwelijks had ze haar arm in de put gestoken of ze schreeuwde het uit van de pijn, alsof ze hem in het vuur hield! Overspel dus. Daarop gaf Gangulf haar de helft van zijn bezit en zond haar heen. Kort daarna werd hij door haar minnaar, een geestelijke, vermoord. Tijdens de tocht van de baar naar het graf gebeurden er wonderen: allerlei zieken werden genezen. Een dienstmeisje kwam het haastig aan zijn voormalige vrouw vertellen. Maar deze schamperde: ‘Gangulf is net zo veel in staat wonderen te doen als mijn achterste om liedjes te zingen’. Meteen klonken uit genoemd lichaamsdeel duidelijk hoorbare geluiden, al probeerde ze ze nog zo krampachtig tegen te houden. Dit merkwaardige verschijnsel herhaalde zich elke vrijdag, de dag waarop haar man de marteldood was gestorven.
Het dorp Visvliet zal begonnen zijn als een voorwerk van het convent bestaande uit één of enkele boerderijen die binnendijks gelegen waren. In 1476 wordt voor het eerst melding gemaakt van een sluis bij Bartoleshus. Dit Bartoleshus is vrij zeker een kloosterboerderij bij Visvliet geweest. Ter plaatse van deze sluis bevindt zich tegenwoordig de Gerkesburg. Eveneens werd de kerk van Visvliet waarschijnlijk gesticht vanuit Jeruzalem, blijkens een gevelsteen zou dit in 1427 gebeurd zijn. In de kerk van Visvliet herinnert een gedenksteen nog aan de hoge roggeprijs van 1557. Daarop wordt ook de naam van de 30e abt van Gerkesklooster, Gerardus Wiltinck, afkomstig uit Dwingeloo, vermeld. In 1426 werd Visvliet aangeduid als het Olden foerwerck (= oude voorwerk) up den uterdick, by der Olde syelroede (bij het oude zijldiep) en andermaal werd Visvliet als het olden voerwerck vermeld in 1459.Evenals in andere gebieden waar Gerkesklooster de jurisdictie voerde, werden ook in Visvliet de dorpsrechters door de abt van het klooster aangesteld. Dit waren eigenerfden uit de omgeving, kloostermeiers of kloosterlingen. Visvliet zelf kende namelijk geen eigenerfden daar het gehele grondgebied aan het klooster toekwam en zich zo geen plaatselijke elite kon ontwikkelen door het verwerven van landerijen.
In de zuidmuur van het koor bevindt zich een gedenksteen met een opmerkelijke tekst: ‘A. 1557 golt de rogge VII Emder G. t mud. D. Geradus Wiltinck van Dwingel, de XXX abbas in Ierusalem 1557’. De naam van de dertigste abt van het klooster Jerusalem (Gerkesklooster), Gerardus Wiltinck van Dwingel staat erop vermeld, evenals het jaartal 1557 en de prijs van de rogge, namelijk 7 gulden per mud. Dergelijke hoge prijzen golden niet alleen voor Groningen, maar voor heel het land: de prijs voor rogge was in korte tijd bijna verdrievoudigd. Roggebrood was destijds het belangrijkste volksvoedsel, er werd dus honger geleden. Voor Visvliet was het in ieder geval aanleiding om de torenhoge prijs op een gedenksteen vast te leggen.
Over de Gangulfuskerk van Visvliet...
Over de kerk van Visvliet. Een vis boven drie koperen bollen op de dakruiter herinnert aan het feit dat Visvliet vroeger een vissersdorp was. Een nu helaas verdwenen schip op het koor verwees hier ook naar. De kerk van Visvliet is in 1427 in gotische stijl gebouwd en was gewijd aan Gangulfus. Veel herinnert niet meer aan deze tijd. Mogelijk had de kerk oorspronkelijk een toren. Het vermoeden is, gezien de halve travee aan de westzijde, dat hier een toren is weggebroken. Tegenwoordig staat er een kleine dakruiter op het verder betrekkelijk lange dak van het schip. Een halve spitsboogvenster aan de zuidzijde, en een nis van een spitsboogvenster aan de noordzijde herinneren aan de gotische bouwtrant. De rest van de ramen is in later tijd aangepast, terwijl de witte bepleistering alle details in het muurwerk verbergt. Aan de zuidzijde is de ligging van de dakpannen een opvallend detail; uit tegengestelde richtingen zijn de pannen naar het midden toegelegd, waar een rij overlappende dakpannen de overgang vormt. De luidklok stamt uit 1630 en is gegoten door Hans Faick van Nueremberg, te Leeuwarden. Het opschrift luidt: ‘Int jaer ons Heeren duysent ses hondert ende dertich heeft my Hans Faick van Nueremberg geghoten’. Binnengekomen valt het oog meteen op het grijze, geheel met banken gevulde interieur. Aan de zuidzijde staat de preekstoel uit 1714 met gesneden panelen tussen getorste Ionische zuiltjes. Op het voorpaneel staan doodssymbolen met daaronder een ‘vis’ in een ‘vliet’. Dezelfde voorstelling is afgedeeld op de lezenaar op het doophek. Het koor wordt gevuld door zes herenbanken uit de 17e-eeuw, waarvan er drie één blok tegen de noordwand vormen. Geen van alle valt op door uitgebreid snijwerk, maar met de rest van het meubilair zijn ze een gaaf bewaard interieur. Het zo nadrukkelijk vol bouwen van de kerk met grote meubelstukken als herenbanken, wijst op invloed uit het nabijgelegen Friesland. De kerk van Buitenpost is hier een voorbeeld van. In de zuidzijde van het koor is een gedenksteen gemetseld met als opschrift: ‘Anno 1557 golt de rogge VII Emder gulden tmud. D. Gerardus Wiltinck van Dwingel, de XXX abbas in lerusale 1557’. (Gerardus Wiltinck was abt van het klooster Jeruzalem in het naburige Gerkesklooster.) Waarschijnlijk herinnert deze steen aan een hongerjaar omdat de prijs die voor rogge genoemd wordt buitengewoon hoog was voor die tijd. Het orgel is in 1869 gebouwd door Petrus van Oeckelen uit Groningen als een geschenk van H.L. Terpstra aan de plaatselijke bevolking, die uit dank hiervoor zijn naam op de kas vereeuwigde. Omstreeks 1962 is het orgel gerestaureerd door Mense Ruiter uit Groningen. Het orgel bezit één klavier.
Na het bezichtigen van de vier verschillende kerken, vier verschillende kleine lezingen door – zonder uitzondering – enthousiaste sprekers met kennis van zaken, en vier orgeldemonstraties reden we weer terug naar het busstation bij het Hoofdstation in Groningen, Daar had ik ’s ochtends m’n fiets in de fietsenstalling achtergelaten. Opvallend is het hoe snel een dergelijke excursiegroep dan weer uiteenvalt in allerlei individuen die graag vlot weer naar huis willen. In mijn geval was dat niet anders trouwens. Vermoeid en tevreden, maar met een hoofd vol mooie indrukken ging ik weer naar huis…
Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.
Ik ben voornamelijk geïnteresseerd in traditionele folk- en countrymuziek, Groninger (cultuur)geschiedenis, en allerlei buitengebeuren. Vroeger trok ik er vaak op uit om meerdaagse fietstochten te maken, tegenwoordig fiets ik meer in de omgeving van de stad Groningen. In de jaren 80 van de vorige eeuw begon ik foto's te maken van de verschillende (huis)concerten die ik bezocht. Een paar jaar geleden heb ik al mijn oude negatieven gedigitaliseerd. Deze website kwam tot stand vanuit de wens iets met de toen gedigitaliseerde negatieven te doen...
Facebook reacties