Dinsdag 10 december 1991; de vijfentwintigste vakantiedag.
Allereerst heb ik me die dinsdagochtend maar eens goed uitgeslapen, je moet de aangeboden kansen immers niet onbenut laten. Pas om 10:30 uur kwam ik eindelijk min of meer uitgeslapen naar beneden. Stephen en Julie waren tegen die tijd allebei al lang naar hun werk natuurlijk. Los van het feit dat Stephen in z’n eigen kerk preekt, is hij ook een van de gevangenispredikanten in Durham. De drie kleine dochtertjes waren al naar school en wij (Kate en ik) hadden het rijk helemaal alleen (eigenlijk met ons tweeën). Er lag voor mij alvast een kerstkaart van de kleine dametjes Taylor klaar; eentje waar ik jaren achtereen blij mee geweest ben.

Nu ik in september 2024 dit verhaal voor Birdeyes aan het bewerken ben realiseer ik me pas dat die drie kleine dametjes Taylor ondertussen volwassen vrouwen van ergens tussen 35 en 40 jaar oud zullen zijn. Wat gaat de tijd toch snel!

A.G. lag naar alle waarschijnlijkheid nog steeds in de caravan te slapen (of zat wellicht in zijn stoel een boek over Mthodisme te lezen) toen ik eindelijk om 10:30 uur wakker was geworden en naar beneden kwam. Kate was in de woonkamer druk in de weer met allerlei schrijf- en telefoneerwerk. Het regelen van toekomstige optredens was altijd aanzienlijk meer werk dan veel mensen om hen heen dachten… Na het ontbijt deed ik ongeveer hetzelfde als Kate (met uitzondering van het telefoneren). Er waren immers nog voldoende kaartjes aan familie en vrienden te versturen.

Een werkelijk prachtig gezicht op Durham Castle (tegenwoordig onderdeel van de universiteit van Durham) hoog op de heuvel. De universiteit van Durham is qua aanzien de derde universiteit van Groot Brittannië (na die van Oxford en Cambrigde)…

Tegen de tijd dat Kate klaar was met schrijven en bellen moest de wasmachine hoognodig worden aangezet; je moest immers als je langdurig ‘on the road’ was de kansen en gelegenheden die je aangeboden kreeg wel goed benutten, de beschikbaarheid van een wasmachine was daar beslist een onderdeel van!  Terwijl Kate’s was draaide en A.G. blijkbaar ook voldoende inspiratie en energie had opgedaan om er met ons drieën op uit te trekken gingen we er op uit in Durham. Nog voordat we ons doel goed en wel hadden bereikt sloeg het noodlot toe…

De Landrover stond zonder benzine! Dit fenomeen hadden we – eerlijk gezegd – nog niet eerder meegemaakt, maar waarschijnlijk waren we de vorige dag vergeten te tanken. Gelukkig stond er die dag een gevulde jerrycan met 5 liter benzine achter in de Landerover, zodat we met deze kleine noodvoorraad de eerste de beste pomp konden bereiken om daar echt te tanken (en natuurlijk ook om de inmiddels lege jerrycan weer te vullen). Durham bleek een prachtige oude universiteitsstad te zijn, waar voor een toerist uit Hoogezand (daar woonde ik destijds) voldoende te zien en te beleven viel…

Durham is een plaats met de bestuurlijke status van city in het noordoosten van Engeland. De stad ligt in het gelijknamige bestuurlijke gebied van Durham in het gelijknamige graafschap Durham. De plaats telde in 2001 ongeveer 43.000 inwoners. De stad staat vooral bekend om de Kathedraal van Durham, gebouwd tussen 1093 en 1133. De kathedraal is de zetel van de bisschop van Durham, een van de belangrijkste personen in de Anglicaanse Kerk. In de kathedraal bevinden zich de overblijfselen van drie heiligen: Beda, Cuthbert van Lindisfarne en Oswald van Northumbria. Naast de kathedraal, ook aan de rivier de Wear, staat het kasteel Durham Castle. Dit 11e-eeuwse kasteel werd kort na de Normandische verovering van Engeland gebouwd, ter verdediging van de bisschop. De kathedraal en het kasteel staan gezamenlijk op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. De Universiteit van Durham werd gevestigd in 1832 als de derde universiteit van Engeland, na Oxford en Cambridge. Enkele bekende (voormalige) inwoners van Durham zijn de Britse oud-premier Tony Blair en oud-minister Mo Mowlam, eerste premier van Sierra Leone Milton Margai, komiek Rowan Atkinson en voetbalinternational en -coach Bobby Robson.
Iets meer informatie over Lindisfarne...
Lindisfarne, is een getijdeneiland voor de noordoostelijke kust van Engeland, ter hoogte van Berwick-upon-Tweed, en de naam van een klooster en kasteel op dit eiland. Lindisfarne wordt ook wel ‘Holy Island’ genoemd, wat tevens de naam van de civil parish is. Het eiland is verbonden met Northumberland op het Britse vasteland door een dam die bij vloed onder water loopt. Het klooster, Lindisfarne Priory, werd rond 635 gesticht door de Ierse monnik Aidan van Lindisfarne, die van het eiland Iona kwam. Het kwam in de 7e eeuw tot bloei, maar op 8 juni 793 verscheen een bescheiden vloot Vikingen (vermoedelijk vanuit Denemarken) voor het kloostereiland en in luttele ogenblikken werd de abdij leeggeroofd. Deze ongekende en ongehoord brutale aanval op een weerloze kloostergemeenschap veroorzaakte een schok in Europa. Het klooster werd nog verschillende keren aangevallen in de 9e eeuw. Ondertussen sidderde heel Europa voor de schrik van de Noormannen. In 875 vluchtten de monniken met medeneming van het lichaam van de heilige Sint Cuthbert naar het vasteland, waar ze het huidige Durham stichtten. In 1082 werd met het resterende materiaal van het klooster een benedictijnenabdij gebouwd, waarvan thans nog resten te zien zijn. Lindisfarne is ook vooral bekend van het Lindisfarne-evangeliarium, een bijzonder rijk geïllustreerd handschrift uit de 8e-eeuw. Het Lindisfarne-evangeliarium bevindt zich nu in de British Library in Londen.
In de zuidoosthoek van het eiland ligt Lindisfarne Castle op een steile klif, een 16e-eeuws kasteel dat in het begin van de 20e-eeuw door architect Edwin Lutyens gerestaureerd werd en ingericht in de Arts and Crafts-stijl.
Durham a splendid set above the River Wear, one of the unbeatable glories the North. It is an old town, founded by the monks who fled from Lindisfarne, and by the early years of the 11th century there was a castle and cathedral here, protecting the shrine of Saint Cuthbert. The present city, although small and unlikely to expand because of its siting, is one of the most delightful little cities in England, crowned by the great soaring Romanesque cathedral. The river cutting past the cliffs is littered with punts in summer; the narrow streets are filled with visitors from all over the world, and the students from the University give the town a youthful, lively air.

Just off the Palace Green stands Durham Castle, built by William the Conqueror to nail down the north. This was the residence of those formidable clerics, the Prince-Bishops of Durham, who founded the University. The castle is full of interesting relics, most notably the 13th century Great Hall, hung with banners and lined with armor. The Keep was refashioned in the last century and is now a dormitory for students but much of the castle is as it was during the Middle Ages and, with the cathedral, it provides a fine central core for this lovely old and interesting town.

The present Durham Cathedral stands on the site of the former Saxon cathedral, and being built by the Normans in 40 years from 1093 onwards, is basically Romanesque, or as the English call it, Norman, although there are many overtones of the later Gothic style. The site is spectacular and the best view of the cathedral is the one from which displays this to the full; the view from the opposite bank of the River Wear to the great building high up on the cliff. Inside the effect is still overwhelming, with a soaring vault above the thin ribbed columns and a number of later, elegant chapels.

Most notably the 12th century Galilee Chapel. The Nine Altars Charel was added a century later and the Central Tower, which gives tremendous views over the town below and the countryside round about, was rebuilt at the end of the 15th century. Three essential and rare attractions at Durham Cathedral are the Sanctuary Knocker on the North Door which, f he could grasp it, gave protection to the fleeing criminal (sanctuary rights were abolished in 1540); the painted wooden  coffin of Saint Cuthbert, carried here by the monks of Lindisfarne nearly a thousand years ago; and in a chapel off the nave, a bullet-riddled cross which once topped the Butte de Warlicourt on the Battlefield of the Somme, a height captured by the Durham Light Infantry in the Autumn of 1916. Bron: Journey through Brittain and Ireland. Marshall Cavendish Books (1992).

In eerste instantie wilden we alle drie graag naar The Barbican, een mooie grote tweedehands boekenwinkel, de zaak was destijds voornamelijk op geestelijke boeken gericht en in beheer bij de SPCK (The Society for the Proliferation of Christian Knowledge). Terwijl A.G. zich volledig uit leek te leven liep ik naar de reguliere boekenwinkel die slechts één deur verder op de zelfde verdieping van het gebouw was gevestigd. Het leek mij namelijk een goed idee om maar eens een actueel Methodist hymnbook aan te schaffen; het maakte mij in de diensten met A.G. & Kate een beetje flexibeler en ik kon dan later als ik verhalen aan het uitwerken was kon ik ook gebruik van mijn boekje maken om de teksten van de hymnen die ik in mijn verslaglegging wilde gebruiken over te tikken. De mensen van de boekenwinkel waren erg aardig voor ons en we werden door hen zelfs voorzien van thee (met biscuits!).

Het duurde best wel een lange tijd voordat A.G. de boekenwinkel volledig uitgeplozen had, maar tegen de tijd dat hij klaar was, was er dan ook bijna geen boek meer te vinden dat hij niet bekeken had. Via een Earthstore die in de zelfde straat gevestigd was (waar ik een mooi T-shirt gekocht heb) liepen we naar de kathedraal van Durham. Je kan immers niet in Durham geweest zijn zonder daar de kathedraal bezichtigd te hebben. Allerlei prachtige kleine winkeltjes zorgden er echter voor dat het moeilijk was om al de dingen te doen die we (en ik in het bijzonder) graag hadden gedaan. Uiteindelijk kwamen we toch in de kathedraal van Durham terecht. Voor in de kathedraal was een ansichtkaartenwinkeltje waar allerlei prachtige kaarten met politiek getinte teksten over bijvoorbeeld gerechtigheid voor de derde wereld te koop waren. Eerder in dit verhaal gebruikte ik al eens een tekst van Pastor Martin Niemöller. Dat soort kaarten dus…

Zoals in het vorige citaat al opgemerkt werd is de kathedraal van Durham werkelijk een imposant bouwwerk, gebouwd in een tijd dat er in Engeland meer grootschalige bouwprojecten uitgevoerd werden dan waar ook ter wereld. De kathedraal had indertijd een duidelijke militaire functie naast de geestelijke functie die kathedralen meestal toch ook hadden. Sir Walter Scott (we kennen hem onder andere als de schrijver van Ivanhoe) bezocht Durham in 1827 als gast van de Bisschop van Durham en scheef (anoniem) een ballade over zijn bezoek. Eén van de coupletten is op de Prebends Bridge over de Wear terug te vinden; het geeft aardig de oorspronkelijke dubbele functie van de stad en de kathedraal weer…

Grey towers of Durham
Yet well I love thy mixed and massive piles
Half church of God, half castle ‘gainst the Scot
And long to roam these venerable aisles
With records stored of deeds long since forgot.

Terwijl we er op af liepen hadden we een prachtig gezicht op deze grote kathedraal die op een wat hoger punt in de stad staat. Binnen in de kathedraal van Durham word je overdonderd door de schaal waarop bijna 1000 jaar geleden al gebouwd werd; je voelt je er klein, nietig en onbeduidend, waarschijnlijk precies ’t effect dat de toenmalige bouwmeesters op de gelovigen wensten te bewerkstelligen. Terwijl we wat rondwandelen en hier en daar even stil staan om toch eens goed te kijken werd ik het meest getroffen door het feit dat zowel Saint Oswald, Saint Cuthbert alsmede Bede hier hun laatste rustplaats hebben gevonden.

Oswald (circa 604 – 5 augustus 642), koning van Northumbria, zoon van de heidense koning Ethelfrith, werd in Schotland door monniken opgevoed en regeerde aanvankelijk alleen over Bernicia. Na de Britse koning Ceadwalla te hebben verslagen, verenigde hij Bernicia en Deirda tot Northumbria. Hij ijverde voor de kerstening zijn land tot hij viel in een veldslag tegen de heidense vorst Penta. Hij werd in Engeland, Schotland en Ierland reeds vroeg als heilige vereerd. Zijn feestdag is op 5 of 9 augustus.

Cuthbert, de grootste heilige van Noord Engeland, stierf in 687 en werd op het eiland Lindisfarne begraven. Elf jaar later bleek zijn lichaam nog steeds niet tot ontbinding over te zijn gegaan. Toen de monniken van het klooster in Lindisfarne in de 9e eeuw voor de Noormannen op de vlucht gingen, namen ze Cuthbert’s lichaam mee. In 995 vestigden ze zich in Durham waar ze een reeks kerken bouwden, waaronder als laatste en grootste deze kathedraal. Toen Sint Cuthbert in 1104 werd bijgezet in het schrijn achter het Hoogaltaar, verkeerde het lijk nog steeds in zeer goede staat. Het gerucht van dit wonder en de grote heiligheid van Cuthbert brachten talrijke pelgrims en grote rijkdom naar dit schrijn. Tijdens de Reformatie werd het graf geplunderd en het lichaam herbegraven op de plaats waar de schrijn gestaan had. In 1827 werd het graf geopend. Daarbij vond men verschillende kisten in elkaar, waarin uiteindelijk een in zijde gehulde geraamte. De oudste kist, het borstkruis van Cuthbert en enige unieke geborduurde stola’s werden verwijderd en zijn nu te zien in het aan de kathedraal verbonden museum. De beenderen werden terug gelegd in het graf. Vlak bij het graf gaat een beeld van Sint Cuthbert. Vroeger stond dit op de hoofdtoren. Het hoofd dat hij in zijn hand houdt is dat van Sint Oswald, die oorspronkelijk met hem begraven was.

Beda bijgenaamd Venerabilis (= de Eerbiedwaardige) (Monkton, 672 – Jarrow, 26 mei 735). Engelse monnik van de benedictijnerabdij van Jarrow in Noord-Engeland, theoloog en historicus, beheerste het Latijn, het Grieks en het Hebreeuws en schreef meer dan 40 boeken. Zijn beroemdste werk is de voortreffelijke Historia ecclesiastica gentis Anglorum (slechts vier jaar voor zijn dood voltooid), een geschiedenis van de Angelsaksen, met nadruk op hun bekering en kerkelijke organisatie tot 731, dat nog altijd belangrijk is voor de kennis van die geschiedenis. Ook over Sint Cuthbert heeft Beda veel geschreven. Over chronologie handelt zijn De temporum ratione (na 716), waarin het hoofdstuk De loquela per gestum digitorum een van de oudste bronnen is voor de kennis van het vingerreken. Voorts schreef Beda een belangrijke wereldkroniek, het Chronicon de sex aetatibus mundi, en behandelde hij metriek en natuurwetenschappelijke onderwerpen. Hij is begraven in de Galilee Chapel in de kathedraal van Durham. Op de plaat marmer die graf afdekt staat het opschrift Hac sunt in fossa Baedae venerabilis ossa oftewel in deze tombe liggen de botten van Bede Venerabilis. Bron: Winkler Prins Encyclopedie (editie 1977), met uitzondering van het verhaaltje over St. Cuthbert. Dat kwam uit een foldertje van de vrienden van de kathedraal van Durham.

Lindisfarne, ook wel Holy Island genoemd, is een belangrijke plek. Saint Cuthbert en Bede hadden allebei een connectie (zoals A.G. het destijds altijd formuleerde) met deze plek. Jaren later heb ik Lindisfarne een keer bezocht. Inderdaad een fascinerende en prachtige plek. Met eb is het mogelijk naar het eiland te rijden, je moet dan voor het voed wordt weer terug rijden (of wachten tot het weer eb wordt)…

Zowel de plek waar (de eerbiedwaardige) Bede begraven ligt als de tombe waarin zich de resten van Saint Cuthbert bevinden werden door ons bezichtigd. In mijn beleving waren het sobere, maar beslist indrukwekkende plekken, de laatste rustplaatsen van deze twee beroemdheden. De tombe van Saint Cuthbert was slechts voorzien van het simpele opschrift ‘Cuthbertus’ meer niet. In de kathedraal van Durham mochten helaas geen foto’s gemaakt worden, ik moest dus op een andere wijze documentatie over ons bezoek aan deze plaats zien te bemachtigen.

Het borstkruis van Saint Cuthbert.
The knocker on the Cathedral’s northern door, known as the Sanctuary Knocker, played an important part in the Cathedral’s history. Those who ‘had committed a great offence’, such as murder in self-defense or breaking out of prison, could rap the knocker, and would be given 37 days of sanctuary within which they could try to reconcile with their enemies or plan their escape. When somebody did seek sanctuary in the Cathedral, the Galilee bell would be rung to announce it. The sanctuary seeker would be given a black robe to wear, with St. Cuthbert’s Cross sewn on the left shoulder to distinguish them as one who had been granted sanctuary by God and his saint. The person offered sanctuary was kept in an enclosure separated from the rest of the church, and was provided food, drink, bedding and other necessities at the abbey’s expense, until the person’s safe departure from the diocese could be arranged. The Rites of Durham, an anonymous book about Durham Cathedral that first appeared in 1593, mentions the Right to Sanctuary as a ‘freedom confirmed not only by King Guthred (King of Northumbria between 883-894) but also by King Alfred the Great (‘King of the Anglo-Saxons’ from 849-899)’. The Right to Sanctuary was abolished in 1624.

Via nog een laatste boekenwinkel (voor deze dag) probeerden we maar weer bij de Landrover te komen. Omdat de tijd toch een beetje begon te dringen spraken we met elkaar af dat we na ergens in de stad een eenvoudige doch voedzame warme maaltijd (die vooral snel moest zijn) te hebben gegeten weer terug naar Stephen en Julie Taylor zouden rijden; immers die avond moesten A.G. & Kate in de Anglicaanse kerk van Newbottle optreden en zoals gebruikelijk hadden we niet heel erg veel tijd meer over. We vonden een klein restaurantje/winkeltje waar we drie keer een ‘jacket potato’ bestelden (we hadden die tijdens deze tournee ook nog niet zo vaak gehad…). De maaltijd smaakte ons voortreffelijk en terwijl A.G. & Kate nog wat napraatten deed ik in hetzelfde restaurant/winkeltje nog wat inkopen. Met name de ‘Christmas puddings’ oefenen al een paar weken een grote aantrekkingskracht op mij uit. Na wat heen en weer gedraal besloot ik er maar een paar mee te nemen; ze waren immers vrijwel onbeperkt houdbaar vanwege alle sterke drank waar ze mee bereid zijn; ik was er dus beslist niet aan bekocht… Al deze acties brachten met zich mee dat we ons uiteindelijk toch nog behoorlijk moeten haasten om op tijd bij de kerk te komen.

Zoals het met A.G. & Kate wel vaker ging waren we precies op tijd bij Stephen’s kerk in Newbottle, vlakbij Houghton-le-Spring. Een groot bakbeest van een gebouw, wat buiten het centrum van het dorp, eentje van het soort dat eigenlijk niet warm te stoken was, en dat in die tijd van het jaar. Zorgen dat de Landrover fatsoenlijk voor de ingang van de kerk geparkeerd werd vergde het uiterste van A.G.’s geduld en chauffeurskunst. Stephen stond al op ons te wachten en gaf de nodige aanwijzingen hoe we het best zonder al te veel schade aan de Landrover door het hek zouden kunnen rijden om uit te laden. Ik stond er maar wat verloren bij; immers wat betreft beschadigingen van auto’s en (vooral andermans) spullen had ik in beide gevallen een reputatie hoog te houden…

We werden verder goed opgevangen en begonnen vlot met het uitpakken en naar binnen sjouwen van allerlei koffers, kisten, kratten en tassen. Eindelijk was er een taak waar ik m’n talenten in kon zetten. Ruim op tijd stond de apparatuur opgesteld en terwijl de eerste mensen een plaatsje begonnen te zoeken waren A.G. & Kate met hun soundcheck bezig. Ik begon een plekje te zoeken waar ik rustig zou kunnen zitten en schrijven terwijl ik gelijktijdig van het optreden van het duo zou kunnen genieten. Bij het opbouwen had m’n in de vorige alinea genoemde reputatie al duidelijk waargemaakt, met m’n grote voeten (maat 47) had ik een van de pluggen van de luidsprekerkabels compleet naar de barrebiesjes geholpen; een actie dit niet bijzonder gewaardeerd, maar gelukkig wel snel vergeven werd…

Stephen Taylor, de dominee van onder andere deze kerk, opende de ‘singing’ met een gebed. Samen met de aanwezigen (gelukkig een redelijk grote groep deze avond) lazen we hardop # 561 uit het oude Methodisten hymnbook; dit om onze gedachten bij het thema van het optreden van die avond te bepalen. Lees de tekst van deze hymne maar eens goed door; er spreekt een (geloofs)zelfvertrouwen uit deze tekst die we eigenlijk zouden moeten benijden…

Father of Jesus Christ, my Lord
My Saviour, and my Head,
I trust in Thee, whose powerful word
Hath raised Him from the dead.

Eternal life to all mankind
Thou hast in Jesus given;
And all who seek, in Him shall find
The happiness of heaven.

Faith in Thy power Thou seest I have,
For Thou this faith hast wrought;
Dead souls Thou callest from their grave,
And speakest worlds from nought.

In hope, against all human hope,
self-desperate, I believe;
Thy quickening word shall raise me up,
Thou shalt Thy Spirit give.

Faith, mighty Faith, the promise sees,
And looks to that alone;
Laughs at impossibilities,
And cries: It shall be done!

Op het thema van dat (geloofs)zelfvertrouwen werd vooralsnog nog even doorgeborduurd door het zingen van ‘My God I’m thine’; een prachtige hymne, die wordt gezongen op een melodie die van een oud Schots danswijsje afkomstig was. Lange tijd was het een van mijn favoriete hymnen;  echter net als met veel andere zaken zat ook wat de favoriete hymnen betreft voortdurend enig verloop in mijn voorkeuren… Nu begon het verloop van de programmalijn van deze ‘singing’ echt wel goed duidelijk te worden. Het programma van die avond zou gaan van het eerder genoemde (geloofs)zelfvertrouwen (‘assurance’), en vervolgens naar opwinding over dit (hervonden) (geloofs)zelfvertrouwen (‘excitement’); die opwinding was echter geen constante factor, want niemand zou steeds over de toppen naar z’n doel lopen, af en toe zou men ook via een dal moeten reizen. Omdat af en toe ook de twijfel (‘doubt’) z’n intrede zou doen hadden de Methodisten destijds het systeem van de ‘class-meetings’ ingevoerd. Gerekend naar het feit dat we hier in een Anglicaanse kerk waren was het wel even nodig om het systeem van de ‘class-meetings’ toe te lichten.

De Methodisten voerden het systeem van ‘class-meetings’ in om een soort van geloofsopvoeding te waarborgen. Tijdens de ‘class-meeting’ werd er gebeden en gezongen, maar een niet onaanzienlijk deel van de tijd werd besteed aan het elkaar rekenschap geven waar men op geloofsgebied de afgelopen periode mee bezig geweest was. Er was duidelijk sprake van een soort openheid in liefde waarbij ook niet ver- of geoordeeld werd maar waar samen naar oplossingen gezocht werd. Een stukje vrijblijvendheid in het persoonlijk geloof van de aanwezigen werd op deze manier zo veel mogelijk uitgesloten. Ik herinner me dat A.G. & Kate (waarschijnlijk hoofdzakelijk A.G.) thuis ook een dergelijk systeem van ‘class-meetings’ probeerden te organiseren. De vaste deelnemers waren de kern van mensen die wat dichter bij A.G. & Kate stonden (als ik me het goed herinner). Op de een of andere manie ris het nooit het succes geworden zoals A.G. dat voor ogen had…

De aanwezigen hoorden het allemaal in meer of mindere mate gelaten aan. De kerk was sowieso niet al te warm, de gemiddelde leeftijd van het toegestroomde publiek was waarschijnlijk bijna een factor twee hoger als m’n eigen leeftijd op dat moment (nu bijna vierendertig jaar geleden). Niettemin wordt er wel degelijk gereageerd, A.G. wist als geen ander op z’n geheel eigen wijze de discussie met de aanwezige mensen te voeren. Nu het ‘the decade of evangelism’ was, waar lagen dan de verantwoordelijkheden? Dat was de vraag die hij de mensen stelde. Was het niet zo, dat zelfs als het geen ‘decade of evangelism’ was de verantwoordelijkheid voor (het zielenheil van) onze naaste bij onszelf lag? De actie moest dus bij ons zelf vandaan komen!

Kate nam op dat moment de zaak over door met een klein stukje van Donald English te komen. Zij las voor uit een boekje dat door English geschreven was. De essentie van het gedeelte dat zij las kwam er op neer dat ons spreken vol van genade moest zijn, maar gelijktijdig ook met het nodige zout ‘toegediend’ moest worden omdat het anders veel te flauw zou zijn. We hoefden dus niet de ander zodanig met onze (naasten)liefde te omhullen dat hij of zij dacht dat er een baal watten over hem of haar was uitgestort. Wel degelijk mochten we een duidelijk geluid laten horen dat de andere zou raken. Het verband naar de eerdere optredens in de gevangenissen in Durham (HMP Frankland en HMP Low Newton) was door mij snel gemaakt en het werd ook tijdens dit optreden verder uitgewerkt. De gevangenen die je wat wilden vertellen over hun belevenissen in het leven en hun geloof kwamen daar mee aan op een manier die zeer duidelijk was, af en toe wat ongenuanceerd, maar toch behoorlijk ‘to-the-point’ was; zo zeer ‘to-the-point’ zelfs dat het af en toe bij de toehoorders (wij dus) pijnlijk juist over kwam. Dit was naar mijn mening precies wat Donald English bedoelde met zijn uitspraak ‘our speech should be full of grace but also be seasoned with salt’. Meestal nam het eerste gedeelte van een programma van A.G. & Kate wat tijd om echt goed op gang te komen. Dat was deze avond niet anders.

Een groot gedeelte van de boodschap van A.G. & Kate werd niet door ’t zingen overgebracht, maar juist door de combinatie van gesproken en gezongen woord. We hadden ondertussen een groot blok gesproken woord achter de kiezen en gingen verder met het gezongen woord. Vlot achter elkaar werden een aantal hymnen van Charles Wesley gezongen ‘Jesu, Thy boundless love to me’ als eerste. Later nog gevolgd door ‘Jesus, the name high over all’. Het refrein van deze hymne beschrijft op zich al een wonder:

Jesus, the Name high over all,
In hell, or earth, or sky,
Angels and men before it fall,
And devils fear and fly.

Volgens Dr. W.E. Sangster (een bekende schrijver in de gemeenschap van de Methodisten) verzuchtten de discipelen nooit waar Jezus was, omdat hij voortdurend bij hen was! ‘Christ, the Lord is risen today’ was de volgende song op het programma. Terwijl de mensen huiverig wat dichter tegen elkaar aankropen omdat het steeds maar wat kouder in deze kolossale kerk begon te worden viel  het mij op dat A.G., die ondertussen in het vuur van zijn betoog was aangeland, nog steeds zonder zijn jasje voor de mensen stond te spreken en te zingen. Een van de laatste songs op het programma was ‘Ye servants of God, your Master proclaim’; een verwijzing naar de taak die ons als aanwezigen te doen staat om ook onze naasten met Jezus in aanraking te brengen. Dit optreden eindigde met een wat wonderlijke actie die we op deze tournee nog niet zo bijzonder vaak mee hadden gemaakt. A.G. besloot zelfstandig om ter plekke drie boeken weg te geven aan de aanwezigen. Of ze verloot of weggegeven waren bleek niet meer uit mijn verslag, maar zowel Stephen Taylor als ikzelf hoorden bij de gelukkigen die met een stevige pil naar huis gingen. Stephen was de gelukkige met een boek van Leslie D. Weatherhead en ik ging terug naar Stephen en Julie’s huis met een boek van E. Stanley Jones (‘Christ at the rond table’), een ruim 300 pagina’s dikke verhandeling over de ontmoeting tussen Christendom en oosterse (lees Indiase) geloofs- en cultuurzaken. Nadat Stephen Taylor na het ophalen van de collecte, het optreden ook weer met een gebed had afgesloten gingen we allemaal langzaam maar zeker weer terug naar huis. Veel mensen bleven nog even na om wat met A.G. & Kate te praten, maar binnen een half uur na het optreden stonden we weer met ons vieren voor in de kerk. Omdat daar toch niet zo veel aan was, gingen we maar terug naar het huis van Stephen en Julie.

Daar praatten we nog wat na over het optreden van deze avond en dronken wat thee (al dan niet met grote plonzen melk erin). Stephen was zeer geïnteresseerd in de belevenissen van het duo over de laatste periode dat hij ze niet gezien had. Honderduit wordt er verteld over de dingen we samen zoal meegemaakt hebben. Na een tijd wordt het mij echter een beetje te veel en trok ik mij maar weer terug op m’n bovenkamertje, vastbesloten om die nacht goed te slapen en de volgende dag weer iets vroeger op te gaan staan.

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.

Vorige post Volgende post