Donderdag 12 december 1991; de zevenentwintigste vakantiedag.
Op deze donderdag was het de bedoeling om op weg te gaan naar het laatste optreden van deze tournee! Het kwam een beetje onsympathiek over toen ik deze zin destijds schreef voor een stukje in A.G. & Kate’s blad, maar ik was op 12 december 1991 al bijna vier weken achtereen op reis. Ik leefde die periode vanuit meerdere weekendtassen en vond een dergelijk onregelmatig en vooral onvoorspelbaar leefpatroon iets waar ik niet zo goed aan kon wennen. Voorafgaand aan een dergelijk avontuur leek het allemaal geweldig, maar na verloop van tijd begon ik dan weer wat meer behoefte te krijgen aan een andere (lees ‘eigen’) structuur.

Tegen de tijd dat de drie kleine dametjes Taylor al naar school waren en Julie Taylor al lang en breed op haar eigen werkplek aanwezig was kwam ik eindelijk een keer naar beneden. Stephen hoorde mijn gestommel en kwam uit z’n werkkamer tevoorschijn om te kijken hoe ’t met z’n gast was. Tijdens het ontbijt praten we over The Scilly Isles. In de hal van de pastorie hing een mooie grote kaart met daarop de verschillende bewoonde Scilly Isles (St. Mary’s, St. Agnes, St. Martins, Truro en Bryer). Het was al meerdere jaren het favoriete vakantieoord van de familie en Stephen werd dan ook helemaal enthousiast toen hij over de tegenstellingen tussen deze zonnige eilandjes en het sombere en grauwe noorden van Engeland sprak.

Op het uiterste puntje van Cornwall (in het zuidoosten van Engeland) ligt Land’s End. Maar zou je vanaf die plek gaan varen, dan kom je na ongeveer 45 kilometer bij de Scilly Eilanden. Prachtig gelegen in de Warme Golfstroom en daardoor een geheel eigen klimaat. Mooie plek!
Veel van de Britse kolenmijnen waren destijds nog volop in bedrijf en dientengevolge werden veel huizen verwarm met steenkool. het gevolg daarvan was dat de rook van de verbrande steenkool neersloeg op huizen en andere gebouwen. Steden en dorpen hadden daardoor een viezige en vooral erg grauwe uitstraling. Wat ik toen nog niet wist, maar een jaar later aan den lijve zou ervaren, was dat A.G. & Kate en schrijver dezes een bezoek aan The Scilly Isles zouden brengen. Ik heb daar met eigen ogen kunnen zien dat Stephen Taylor beslist gelijk had wat zijn verhalen over deze eigenlijk on-Engelse eilandengroep betrof.
Nu in dit feuilleton het laatste optreden van A,G, & Kate tijdens deze tournee in zicht aan het komen is, is het wat mij betreft ook een aardig idee om een overzichtje te hebben van WAAR die verschillende optredens allemaal plaats hebben gevonden. Google Maps is een mooie mogelijkheid om dit in één plaatje weer te geven…

Alhoewel het gesprek met Stephen beslist de moeite waard was wachten we toch ook een beetje op het moment dat A.G. & Kate in beweging zouden komen. Deze ochtend was de laatste die we in deze noordelijke streek zouden doorbrengen, want die avond moesten A.G. & Kate in Easingwold optreden, ruim 100 kilometer rijden in een min of meer zuidelijke richting. Die 12e december zou dus voornamelijk door reizen bepaald worden. Ik vond het eigenlijk wel een beetje jammer dat we Julie niet weer zouden zien, maar ja, zij moest werken die dag. A.G. en Kate en ik hadden de voorgaande avond eigenlijk al afscheid van haar genomen. Toch voelde ik me een beetje een stiekemerd om dan zo de volgende dag in de loop van de dag in stilte te verdwijnen.

Tegenwoordig is navigatie in je auto al bijna een standaard accessoire geworden. In 1991 was een dergelijk programma op je eigen PC al héél vooruitstrevend. Stephen Taylor voor het volgens mij ook erg leuk om met ons te delen wat hij voor ons uit kon zoeken…

Tegen de tijd dat A.G. zich door een volgend hoofdstuk van z’n boek geworsteld had kwam ook het duo in beweging. Afspraken en dergelijke werden gemaakt, tassen en koffers verder ingepakt en na een uitgebreid afscheid met koffie en dergelijke waren we tegen het einde van de ochtend uiteindelijk op weg naar het zuiden, naar Easingwold. Voor mij, en trouwens ook voor A.G. & Kate stond deze dag voornamelijk in het teken van het feit dat zij vandaag het laatste optreden van deze tournee zouden hebben. Het was dus de bedoeling dat we gezamenlijk weer terug naar Nederland zouden reizen. Na deze dag volgen nog één of twee vrije dagen in York en dan nemen we (eindelijk?) in Kingston-upon-Hull de boot naar Europoort. Op de weg naar het zuiden stopten we nog even in Halifax.

Ook hier hadden A.G. & Kate een aardige attractie voor mij in gedachten. Ooit was Halifax een redelijk grote handelsplaats die voornamelijk in het teken stond van de textielhandel. Apart voor dat doel werd in de 18-de eeuw een groot beursgebouw gebouwd,  de ‘Piece Hall’. Er werden hier ‘pieces of cloth’, lappen stof, verhandeld. De ‘Piece Hall’ is een wat wonderlijk enorm groot vierkant gebouw met een hele grote binnenplaats. Eigenlijk is het gebouw een hele grote brede vierkante muur met verschillende verdiepingen en op elke verdieping een gigantisch groot aantal kleine kamertjes, waar vroeger de handelaren hun huisvesting hadden. Tegenwoordig zijn er tientallen kleine winkeltjes gevestigd die in de meest uiteenlopende artikelen handelen. In één van de winkeltjes vond ik een mooie in groen leer ingebonden exemplaar van het boekje ‘Wild Wales’ van George Borrow dat ik in een veel eerder deel van dit verhaal (toen we nog in Wales waren) gebruikt heb.

De Piece Hall werd indertijd door Samuel (of John) Hope ontworpen en op nieuwjaarsdag 1779 geopend voor ‘t verhandelen van wollen lappen stof. De oorspronkelijke kosten van het gebouw waren £ 10.000,-en het land werd voor nog geen 3 penny’s per vierkante meter gekocht. Oorspronkelijk waren er 315 kamertjes in de hal, elk van de kamertjes mat 4,32 bij 2,88 meter (heel erg kleine kamertjes dus). De handelaren moesten zich inkopen in een van de kamertjes, voordat ze vandaar uit handel mochten drijven. Tegenwoordig zit er een smeedijzeren toegangshek (sinds 1871) in het gebouw, in eerste instantie werd het gebouw met mooie eikenhouten deuren opgeleverd. De Piece Hall werd in 1928 tot monument verklaard en werd op 3 juli 1976, na een ingrijpende restauratie geopend in de aanwezigheid van ruim 15.000 toeschouwers. Bron: Factsheet van de Piece Hall.
Toen de Piece Hall in 1879 haar eeuwfeest vierde waren de daaropvolgende festiviteiten in 1880 behoorlijk indrukwekkend…
Nog meer informatie over de Piece Hall...
The vast 315-room building, constructed around a quadrangle, was to be used as a spectacular ‘hall of accommodation for manufacturers of worsted and other woolen goods’, where local weavers and merchants would sell their ‘pieces’ of cloth. The Piece Hall was first opened on 1 January 1779. The opening ceremony was preceded by a great procession, followed by a huge firework display in the evening. The three stories of the hall were each given names: the bottom story along the east side was known as the Arcade; the lower gallery, the Hustic; and the top story was named the Colonnade. The hall was built as a manufacturers’ hall, with each manufacturer who subscribed for £28 4s becoming the owner of one of its 315 rooms. Every Saturday, an amazing amount of cloth was sold, much of which was sent on to Leeds, London and other parts of the kingdom. Other buyers were commissioned to make purchases on behalf of merchants from Holland and other countries on the Continent. The manufacturing base was spread over a wide region, with the Directory of the Manufacturers’ Hall, published in 1787, listing manufacturers having rooms as coming from places as far afield as Heptonstall, Stansfield, Burnley, Colne, Pendle, Skipton, Bradford, Bingley, Keighley and other areas. Without any doubt, Halifax was pre-eminent and at the very centre of the cloth trade in the eighteenth century, with other cloth halls, such as in Leeds, Huddersfield, and Bradford, small in comparison. The Piece Hall was operated according to a very strict timetable. On Saturday morning at precisely eight o’clock the doors were opened, and from that time until a quarter to ten, manufacturers were allowed to take in their goods. There were, however, strict restrictions, and no cart was admitted that was drawn by more than one horse. Manufacturers were then allowed to open their rooms and arrange their stocks ready for the start of the market. Traders who had no rooms were charged a penny for each piece they brought into the hall. Then at ten o’clock the market bell rang, and the sales began. If a merchant or buyer was found trading before the bell rang, he was fined. At twelve o’clock the market bell proclaimed the market closed, and buyers were obliged to leave the Piece Hall. There was more frenzied activity between half-past twelve and four o’clock, when packhorses and carts were admitted once again to remove the cloth that had been sold. From 1:30 to 2:30 there was another separate market held for the sale of worsted yarn. At four o’clock the gates were closed again, and the Piece Hall would be deserted until the next market on the following Saturday. The entries in an account book belonging to James and Jonathan Akroyd, who were worsted manufacturers, are very revealing. Initially they rented a room from Mr Pollard for £2 a year then, following a number of years of successful trading, they bought by auction a room for £30 2s, in 1785. When taking stock at the end of 1794, they held 269 pieces, valued at £647 6s. Jonathan Akroyd, not a good speller, often wrote ‘pees Haull’ for Piece Hall. In October 1801 he made a particularly puzzling entry in the account book, ‘a Pease sined this Day by Boney Part’. The entry referred to the preliminaries of peace with Napoleon that were signed on 1 October, 1801. In fact, the prospect of peace caused an upsurge of trade for the partners, with 121 pieces being sold in a fortnight.
Op 12 december 1991 was het beeld nog indrukwekkender dan we in het voorgaande stukje hebben kunnen lezen. Op de binnenplaats van circa 1 hectare (100 bij 100 meter) werd een markt gehouden met daaromheen – drie verdiepingen hoog – nog eens ruim 300 winkeltjes en bedrijfjes…

De ‘Piece Hall’  was werkelijk overweldigend, maar na een tijdje begon Kate er op aan te dringen dat we toch weer verder moesten reizen. Zij hield de tijd in de gaten en lette er erg goed op dat wij ons niet al te zeer  te buiten gaan aan allerlei (tweedehands) boekenwinkeltjes en meer van dergelijke zaken. Voordat we alles goed en wel bekeken hadden werd het al weer tijd om verder te reizen naar Easingwold.  We kwamen daar, zoals gebruikelijk, weer iets later aan dan oorspronkelijk de bedoeling was, maar omdat we nog steeds met drie mensen reisden was het naar binnen slepen van alle spullen minder werk als dat het voor A.G. & Kate met hun tweetjes geweest zou zijn.

Terwijl A.G. de mensen welkom heette vond hij allereerst nodig om mij terecht te wijzen. Al de aanwezigen zijn netjes aan één kant van de kerkzaal gaan zitten, maar Harry Vogel vond het nodig om een wat afwijkend gedrag te vertonen en ging daarom maar in z’n eentje aan de andere kant van de zaal zitten. A.G.’s opmerking was dan ook behoorlijk duidelijk; de opdracht was ‘to mix in with the forigners’. Na het nodige gestommel kreeg A.G. z’n zin en zaten alle aanwezigen (met uitzondering van A.G. & Kate) aan dezelfde kant van het gebouw. Natuurlijk was dat voor A.G. & Kate ook wat aangenamer. A.G. & Kate kwamen deze avond iets anders brengen dan Santa Claus een paar dagen zou doen. Dat was de openingsmededeling van het duo aan de aanwezigen, immers te vaak was er sprake van ‘buying your way into Christmas’; door  dan allerlei dingen te kopen  om jezelf maar in de kerststemming proberen te brengen. De werkelijke kerststemming heeft niets te maken met kerstbomen, pieken, ballen en lekker eten (alhoewel dat stuk voor stuk toch wel aangename zaken zijn). De boodschap waarmee A.G. & Kate deze avond naar de mensen gingen was volledig gratis, de mensen mochten het zo meenemen… De evangelist Allan Walker heeft ooit eens gezegd dat we wel het kruis aannemen, maar niet het leven dat er bij hoort. Ik denk dat zwel A.G. als Allan Walker in dit geval gelijk hebben. A.G. heeft daar in de boeken die hij gedurende programma’s gebruikt een paar stukjes over gevonden. In zowel een boek van Leslie D. Weatherhead  als een boek van Donald English vond hij een passend stukje. Leslie D. Weatherhead had het over ‘the glorious infection’, een gedeelte dat ik gedurende de afgelopen jaren al meerdere keren gebruikt heb.  Donald English daarentegen heeft het over het feit dat als je leven dan veranderd is, je bij je omgeving vragen zou moeten oproepen omdat je de liefde van God uitstraalt. Hoe triest is het eigenlijk als je leven geen vragen oproept…

Na deze inleiding volgde ‘Come Thou long expected Jesus’, de eerste hymne, meteen met een duidelijke verwijzing naar de aanstaande kerstperiode. Na deze hymne ging het thema van het programma over in ‘assurance’, het geloofsvertrouwen waar we het ook al eerder over gehad hebben. Om dit te illustreren zongen A.G. & Kate ‘My God, I am Thine’, een hymne die A.G. & Kate tegenwoordig niet zo vaak meer zingen, maar die in die tijd, tot mijn vreugde, regelmatig op het programma stond. De laatste regel van het eerste couplet (‘And my heart it doth dance at the sound of his name’) is de duidelijkste uiting in deze hymne van het vertrouwen waar A.G. op doelde. Het dansen uit deze laatste regel is weer de verbinding naar een verhaaltje over Billy Bray, de tinmijner uit Cornwall die zingend en dansend door het leven ging omdat hij overstroomde van vreugde omdat hij zijn Heer gevonden had. Die vreugde, dat is de vreugde waar deze hymne van spreekt. A.G. & Kate vervolgen het programma met ‘Where shall my wandering soul begin?’ Charles Wesley’s ‘conversion hymn’, de hymne die Charles Wesley schreef ter gelegenheid van zijn bekering. Het eerste couplet spreekt van de ‘inner witness’.

Where shall my wandering soul begin?
How shall I to heaven aspire?
A  slave redeemed from death and sin,
A brand plucked from eternal fire,
How shall I equal triumphs raise,
Or sing my great deliverer’s praise?

De tekst waar A.G. in relatie tot deze hymne mee voor de dag kwam, kwam uit de brief van Paulus aan de Romeinen (8: 16), en luidde ‘De Geest van God zelf valt onze geest bij en verklaart dat wij kinderen van God zijn’. Vanwege de festiviteiten rond 250 jaar Methodisme werd deze regel ook gebruikt, omdat er, met name in deze regel, ook een verbinding zat naar de bekering van Charles Wesley. Thematisch gezien vervolgde het programma de eerder neergezette opbouw en ging via ‘And can it be’ naar de eerste helft van ‘Jesus, the name high over all’.  Hier onderbrak A.G. zich zelf om Kate een stukje uit de Bijbel te laten lezen.

‘Trek erop uit en maak alle volken tot mijn leerlingen en doop ze in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest. Leer hun alles onderhouden wat ik jullie heb opgedragen. En, luister goed: ik ben met jullie, tot aan de voleinding der wereld’. Bron: Mattheüs 28: 19 en 20.

Na deze ‘reading’ volgde de tweede helft van ‘Jesus, the name high over all’. Aan het publiek werd vervolgens de vraag gesteld of het christen worden aan het einde of aan het begin van dit proces zou staan. A.G. stelde dat we te vaak de indruk wekten alsof we op een schommelstoel zaten en steeds een stukje naar voren en naar achteren schommelden, maar eigenlijk helemaal niet van onze plaats afkwamen, terwijl we wel de indruk wekten dat we voortdurend in beweging waren. De opdracht die we uit Mattheüs 28 mee hebben gekregen is dat ook wij er op uit moeten gaan om discipelen te worden en mensen voor Jezus te winnen. Natuurlijk was/is het zo dat als we hier mee bezig gaan, we in de problemen zullen komen, maar daarom heeft Jezus ook gezegd dat Hij met ons zal zijn, ja zelfs tot aan de voleinding der wereld; dat betekent dat Hij ook nu (nog) ons in onze arbeid voor Hem ons bij zal staan en ons nabij zal zijn. A.G. besprak vervolgens de hele hymne couplet voor couplet met de mensen. Telkens werd een couplet gezongen en uitgelegd, waarna een volgend couplet gezongen en uitgelegd werd. De vragen van A.G. waren behoorlijk direct en duidelijk. Wat dacht u van de vraag waaruit blijkt dat Charles Wesley Mattheüs 28 begrepen heeft. Het hele verhaal van A.G. spitste zich toe op het feit dat we in ‘the decade of evangelism’ leven. Ooit hoorde A.G. het verhaal van een mevrouw die uitriep ‘I’m a Methodist, not an evangelist!’ Wonderlijk, want als je Mattheüs 28 goed zou lezen moest er toch iets aan ons te merken zijn dat ons duidelijk onderscheidde van de rest van de mensen om ons heen. Zoals de eerder genoemde Allan Walker ooit al eens schreef moet een christelijke bakker iets anders zijn als een niet-christelijke bakker en een christelijke slager iets anders dan een niet-christelijke slager. De liefde van God, die ons deel is geworden zal via ons uit moeten stralen naar onze omgeving en daar z’n werk doen.

Deze avond was de primeur van een nieuwe Charles Wesley hymne op het repertoire van A.G. & Kate. Waarschijnlijk omdat ze over een paar dagen toch weer thuis zouden zijn werd het optreden hier in Easingwold aangegrepen om voor de eerste keer ‘Let earth and heaven combine’ te zingen. De ‘love-offering’ valt precies in de regel voor de laatste hymne.

Deze keer mochten de mensen hun stem uitbrengen over welke hymne ze het liefst wilden horen. Ze kond kiezen uit ‘Come, O Thou traveller unknown’ en ‘Stupendous height of heavenly love’. Wat precies de uitslag van de stemming geweest is staat niet meer in m’n aantekeningen (heeft er trouwens ook nooit ingestaan), maar wel dat de eerste hymne ‘gewonnen’ had. Het moet wel een goede avond geweest zijn, want volgens mij hadden A.G. & Kate na die tijd nooit weer de aanwezigen de keus in het slotlied van het optreden gelaten. Om 21:50 uur zat het optreden er op. Kate zorgde dat ze bij de tafel met platen kwam (eigenlijk was dit mijn werk, tja, wat zal ‘k zeggen) en A.G. en schrijver dezes begonnen rustig en bedaard de spullen af te breken, af en toe werden we onderbroken door mensen uit het publiek die nog even een praatje kwamen maken, maar dat was niet erg… Ik kreeg van de mensen in Easingwold een ‘plan’, dit was een schema waarin op een overzichtelijke wijze aangegeven werd wie van het circuit wanneer waar zou preken. In een boekje over Yorkshire vond ik een prachtig stukje over een dergelijk preekschema. Probeert u het vooral niet te snel te lezen…

Ik heb een tijdje gehad dat ik van elke plaats waar we geweest waren een aantal ansichtkaartjes kocht. Na verloop van tijd ben ik daar mee gestopt…

Tegen de tijd dat we de zaak afgebroken, ingepakt en opgeruimd hebben werd het tijd om de nog aanwezige mensen verder een goede dag te wensen en weer op reis te gaan. Die avond zouden we overnachten bij Derek en Sybil Spencer in York. Ooit waren we daar al eens eerder geweest en eigenlijk verheugde ik me er een beetje op om ze weer terug te zien. Het was ondertussen ongeveer een jaar geleden dat we in York waren en ik herinnerde me allerlei mooie boekenwinkeltjes waar vast en zeker voor mij de mooiste zaken te vinden zouden zijn. Ook A.G. had het al een paar dagen over de boekenwinkels van York, het moest dus echt wel de moeite waard zijn wilde hij er zo enthousiast over worden. Laat op de avond parkeerden we eindelijk met de Landrover bij Derek en Sybil Spencer op de oprit. Binnen gingen de beide honden al te keer, het was net alsof de beide honden wisten dat wij er aan kwamen.

Volgens mij is dit het interieur van de boekenwinkel van Ken Spelman in York, maar het kan ook een andere antiquarische boekenzaak zijn. In York zijn een enorm aantal van dit soort tweedehandsboekenwinkeltjes te vinden, goed voor dagen achtereen boeken kijken…

Derek Spencer werkte indertijd bij British Rail, toentertijd waarschijnlijk de meest geplaagde werkgever van Engeland. Hij lag op bed te slapen omdat hij de nachtdienst in moest, we moesten ons enthousiasme over het wederzijds weerzien dus vooralsnog nog even temperen. Sybil Spencer was net als de vorige keer dat we hier waren gelijk druk in de weer met het koken van een maaltijd. Zou het echt zo zijn dat ze dacht dat we de hele dag nog niet gegeten hadden, of zou ze graag koken? Ik weet het nu nog steeds niet. We hebben die avond nog heerlijk bij zitten praten over hetgeen we ‘t voorgaande jaar(?) meegemaakt hadden.

De twee honden van de familie, Judy en Ben, waren helemaal blij dat wij er waren. Ben was een al wat oudere hond, hij stelde zich niet meer zo gek aan, Judy daarentegen was de gekkigheid zelve. Nog nooit heb ik zo’n maffe hond gezien als Judy. Heel erg sullig en onbeholpen kwam ze aarzelend op je af, met van die grote vragende hondenogen. Een beetje aandacht deed wonderen voor het beest, maar gaf je haar de gevraagde aandacht dan zat je er voor de rest van de avond aan vast en moest je je voortdurend aan de grillen van het beest aanpassen. Ik vond het na verloop van tijd echter welletjes. A.G. & Kate dachten er waarschijnlijk net zo over want die begonnen voorzichtig aanstalten te maken om naar hun caravan te gaan. Sybil spartelde nog wel wat tegen, maar ‘to no avail’, het duo ging hun eigen gang. Mij werd een mooi klein kamertje aan de achterkant van het huis gewezen met de boodschap dat ik de deur van de kamer dicht moest houden, je wist immers maar nooit wat die honden van plan waren te doen…

Het afgelopen deel schreven we over de tocht die we in het noorden van Engeland naar Hadrian’s Wall maakten. We hadden een aantal voor mijn gevoel indrukwekkende optredens in verschillende gevangenissen achter de rug. Gevangenissen waar de veiligheidseisen streng, ja soms zeer streng na werden geleefd en waarbinnen je af en toe met mensen praatte waar je, in geestelijk opzicht, diep van onder de indruk was. Nu de optredens in de gevangenissen rond Durham voorbij waren begon de tournee echt naar z’n einde te lopen. Ik was er (in meerdere opzichten) niet rouwig om. Ten eerste ging ik na de tournee weer naar huis (dat was m’n gevoel van toen) en ten tweede is het schijven van dit verhaal dan eindelijk voorbij (dat ik m’n gevoel van nu). Het is tenslotte niet niks om voor de Country And Gospel Music In That Old Tradition ruim 3½ jaar lang aan één en hetzelfde verhaal te schrijven. Maar nu eerst verder met datgene waar het in dit verhaal eigenlijk om gaat.

Sybil had me die avond niet voor niets voor hun beide honden gewaarschuwd, alhoewel ze er bij gezegd had dat Ben al een beetje oud was, maar Judy, dat was de hond waar ik echt voor op zou moeten passen… Na een nacht heerlijk slapen werd het heel erg vroeg in de morgen toch tijd om heel even naar het toilet te gaan. Heel erg stil wist ik me langs de twee manden waarin de beide honden liggen te slapen te manoeuvreren. Geheel voldaan en zeer tevreden over deze goed gelukte en naar mijn mening geluidloos verlopen excursie ging ik weer naar bed om te proberen een gat in de dag te slapen.

Geheel geschokt was ik toen ik een tijd later een enorme plof op het bed voelde en er een groot gewicht op mij neer scheen te strijken. Nee, dit was beslist geen droom, dit was een logge, grote, zware en harige werkelijkheid die maar op één ding uit was. Spelen! Het liefst direct, en het liefst met mij. Judy liet er deze ochtend bepaald geen gras over groeien. Ze had vlot ontdekt waar ongeveer mijn hoofd te vinden was en met grote halen begon ze m’n gezicht af te likken, waarschijnlijk om mij op die manier tot meespelen aan te moedigen. Voordat ik de vorige avond ging slapen vertelde Sybil me dat KC (ons aller Kees Jansen) een paar jaar eerder ook in deze kamer, in dit bed geslapen had. Zou hij met deze maffe hond hetzelfde beleefd hebben? Ik heb het hem nog nooit gevraagd… Afijn, het kostte wat moeite, maar tegen de tijd dat ik van de schrik bekomen was wist ik de hond de kamer weer uit te werken. De nachtrust kon voortgezet worden. Ik sliep nog en tijdje, voornamelijk vanwege het feit dat er geen ramen in deze logeerkamer zaten; het bleef er dus altijd nacht – tenminste zolang het licht uit en de deur dicht was…

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.

Vorige post Volgende post