Donderdag 12 december 1991; de zevenentwintigste vakantiedag.
Op deze donderdag was het de bedoeling om op weg te gaan naar het laatste optreden van deze tournee! Het kwam een beetje onsympathiek over toen ik deze zin destijds schreef voor een stukje in A.G. & Kate’s blad, maar ik was op 12 december 1991 al bijna vier weken achtereen op reis. Ik leefde die periode vanuit meerdere weekendtassen en vond een dergelijk onregelmatig en vooral onvoorspelbaar leefpatroon iets waar ik niet zo goed aan kon wennen. Voorafgaand aan een dergelijk avontuur leek het allemaal geweldig, maar na verloop van tijd begon ik dan weer wat meer behoefte te krijgen aan een andere (lees ‘eigen’) structuur.
Tegen de tijd dat de drie kleine dametjes Taylor al naar school waren en Julie Taylor al lang en breed op haar eigen werkplek aanwezig was kwam ik eindelijk een keer naar beneden. Stephen hoorde mijn gestommel en kwam uit z’n werkkamer tevoorschijn om te kijken hoe ’t met z’n gast was. Tijdens het ontbijt praten we over The Scilly Isles. In de hal van de pastorie hing een mooie grote kaart met daarop de verschillende bewoonde Scilly Isles (St. Mary’s, St. Agnes, St. Martins, Truro en Bryer). Het was al meerdere jaren het favoriete vakantieoord van de familie en Stephen werd dan ook helemaal enthousiast toen hij over de tegenstellingen tussen deze zonnige eilandjes en het sombere en grauwe noorden van Engeland sprak.


Alhoewel het gesprek met Stephen beslist de moeite waard was wachten we toch ook een beetje op het moment dat A.G. & Kate in beweging zouden komen. Deze ochtend was de laatste die we in deze noordelijke streek zouden doorbrengen, want die avond moesten A.G. & Kate in Easingwold optreden, ruim 100 kilometer rijden in een min of meer zuidelijke richting. Die 12e december zou dus voornamelijk door reizen bepaald worden. Ik vond het eigenlijk wel een beetje jammer dat we Julie niet weer zouden zien, maar ja, zij moest werken die dag. A.G. en Kate en ik hadden de voorgaande avond eigenlijk al afscheid van haar genomen. Toch voelde ik me een beetje een stiekemerd om dan zo de volgende dag in de loop van de dag in stilte te verdwijnen.

Tegen de tijd dat A.G. zich door een volgend hoofdstuk van z’n boek geworsteld had kwam ook het duo in beweging. Afspraken en dergelijke werden gemaakt, tassen en koffers verder ingepakt en na een uitgebreid afscheid met koffie en dergelijke waren we tegen het einde van de ochtend uiteindelijk op weg naar het zuiden, naar Easingwold. Voor mij, en trouwens ook voor A.G. & Kate stond deze dag voornamelijk in het teken van het feit dat zij vandaag het laatste optreden van deze tournee zouden hebben. Het was dus de bedoeling dat we gezamenlijk weer terug naar Nederland zouden reizen. Na deze dag volgen nog één of twee vrije dagen in York en dan nemen we (eindelijk?) in Kingston-upon-Hull de boot naar Europoort. Op de weg naar het zuiden stopten we nog even in Halifax.
Ook hier hadden A.G. & Kate een aardige attractie voor mij in gedachten. Ooit was Halifax een redelijk grote handelsplaats die voornamelijk in het teken stond van de textielhandel. Apart voor dat doel werd in de 18-de eeuw een groot beursgebouw gebouwd, de ‘Piece Hall’. Er werden hier ‘pieces of cloth’, lappen stof, verhandeld. De ‘Piece Hall’ is een wat wonderlijk enorm groot vierkant gebouw met een hele grote binnenplaats. Eigenlijk is het gebouw een hele grote brede vierkante muur met verschillende verdiepingen en op elke verdieping een gigantisch groot aantal kleine kamertjes, waar vroeger de handelaren hun huisvesting hadden. Tegenwoordig zijn er tientallen kleine winkeltjes gevestigd die in de meest uiteenlopende artikelen handelen. In één van de winkeltjes vond ik een mooie in groen leer ingebonden exemplaar van het boekje ‘Wild Wales’ van George Borrow dat ik in een veel eerder deel van dit verhaal (toen we nog in Wales waren) gebruikt heb.


De ‘Piece Hall’ was werkelijk overweldigend, maar na een tijdje begon Kate er op aan te dringen dat we toch weer verder moesten reizen. Zij hield de tijd in de gaten en lette er erg goed op dat wij ons niet al te zeer te buiten gaan aan allerlei (tweedehands) boekenwinkeltjes en meer van dergelijke zaken. Voordat we alles goed en wel bekeken hadden werd het al weer tijd om verder te reizen naar Easingwold. We kwamen daar, zoals gebruikelijk, weer iets later aan dan oorspronkelijk de bedoeling was, maar omdat we nog steeds met drie mensen reisden was het naar binnen slepen van alle spullen minder werk als dat het voor A.G. & Kate met hun tweetjes geweest zou zijn.
Terwijl A.G. de mensen welkom heette vond hij allereerst nodig om mij terecht te wijzen. Al de aanwezigen zijn netjes aan één kant van de kerkzaal gaan zitten, maar Harry Vogel vond het nodig om een wat afwijkend gedrag te vertonen en ging daarom maar in z’n eentje aan de andere kant van de zaal zitten. A.G.’s opmerking was dan ook behoorlijk duidelijk; de opdracht was ‘to mix in with the forigners’. Na het nodige gestommel kreeg A.G. z’n zin en zaten alle aanwezigen (met uitzondering van A.G. & Kate) aan dezelfde kant van het gebouw. Natuurlijk was dat voor A.G. & Kate ook wat aangenamer. A.G. & Kate kwamen deze avond iets anders brengen dan Santa Claus een paar dagen zou doen. Dat was de openingsmededeling van het duo aan de aanwezigen, immers te vaak was er sprake van ‘buying your way into Christmas’; door dan allerlei dingen te kopen om jezelf maar in de kerststemming proberen te brengen. De werkelijke kerststemming heeft niets te maken met kerstbomen, pieken, ballen en lekker eten (alhoewel dat stuk voor stuk toch wel aangename zaken zijn). De boodschap waarmee A.G. & Kate deze avond naar de mensen gingen was volledig gratis, de mensen mochten het zo meenemen… De evangelist Allan Walker heeft ooit eens gezegd dat we wel het kruis aannemen, maar niet het leven dat er bij hoort. Ik denk dat zwel A.G. als Allan Walker in dit geval gelijk hebben. A.G. heeft daar in de boeken die hij gedurende programma’s gebruikt een paar stukjes over gevonden. In zowel een boek van Leslie D. Weatherhead als een boek van Donald English vond hij een passend stukje. Leslie D. Weatherhead had het over ‘the glorious infection’, een gedeelte dat ik gedurende de afgelopen jaren al meerdere keren gebruikt heb. Donald English daarentegen heeft het over het feit dat als je leven dan veranderd is, je bij je omgeving vragen zou moeten oproepen omdat je de liefde van God uitstraalt. Hoe triest is het eigenlijk als je leven geen vragen oproept…
Na deze inleiding volgde ‘Come Thou long expected Jesus’, de eerste hymne, meteen met een duidelijke verwijzing naar de aanstaande kerstperiode. Na deze hymne ging het thema van het programma over in ‘assurance’, het geloofsvertrouwen waar we het ook al eerder over gehad hebben. Om dit te illustreren zongen A.G. & Kate ‘My God, I am Thine’, een hymne die A.G. & Kate tegenwoordig niet zo vaak meer zingen, maar die in die tijd, tot mijn vreugde, regelmatig op het programma stond. De laatste regel van het eerste couplet (‘And my heart it doth dance at the sound of his name’) is de duidelijkste uiting in deze hymne van het vertrouwen waar A.G. op doelde. Het dansen uit deze laatste regel is weer de verbinding naar een verhaaltje over Billy Bray, de tinmijner uit Cornwall die zingend en dansend door het leven ging omdat hij overstroomde van vreugde omdat hij zijn Heer gevonden had. Die vreugde, dat is de vreugde waar deze hymne van spreekt. A.G. & Kate vervolgen het programma met ‘Where shall my wandering soul begin?’ Charles Wesley’s ‘conversion hymn’, de hymne die Charles Wesley schreef ter gelegenheid van zijn bekering. Het eerste couplet spreekt van de ‘inner witness’.
Where shall my wandering soul begin?
How shall I to heaven aspire?
A slave redeemed from death and sin,
A brand plucked from eternal fire,
How shall I equal triumphs raise,
Or sing my great deliverer’s praise?
De tekst waar A.G. in relatie tot deze hymne mee voor de dag kwam, kwam uit de brief van Paulus aan de Romeinen (8: 16), en luidde ‘De Geest van God zelf valt onze geest bij en verklaart dat wij kinderen van God zijn’. Vanwege de festiviteiten rond 250 jaar Methodisme werd deze regel ook gebruikt, omdat er, met name in deze regel, ook een verbinding zat naar de bekering van Charles Wesley. Thematisch gezien vervolgde het programma de eerder neergezette opbouw en ging via ‘And can it be’ naar de eerste helft van ‘Jesus, the name high over all’. Hier onderbrak A.G. zich zelf om Kate een stukje uit de Bijbel te laten lezen.
Na deze ‘reading’ volgde de tweede helft van ‘Jesus, the name high over all’. Aan het publiek werd vervolgens de vraag gesteld of het christen worden aan het einde of aan het begin van dit proces zou staan. A.G. stelde dat we te vaak de indruk wekten alsof we op een schommelstoel zaten en steeds een stukje naar voren en naar achteren schommelden, maar eigenlijk helemaal niet van onze plaats afkwamen, terwijl we wel de indruk wekten dat we voortdurend in beweging waren. De opdracht die we uit Mattheüs 28 mee hebben gekregen is dat ook wij er op uit moeten gaan om discipelen te worden en mensen voor Jezus te winnen. Natuurlijk was/is het zo dat als we hier mee bezig gaan, we in de problemen zullen komen, maar daarom heeft Jezus ook gezegd dat Hij met ons zal zijn, ja zelfs tot aan de voleinding der wereld; dat betekent dat Hij ook nu (nog) ons in onze arbeid voor Hem ons bij zal staan en ons nabij zal zijn. A.G. besprak vervolgens de hele hymne couplet voor couplet met de mensen. Telkens werd een couplet gezongen en uitgelegd, waarna een volgend couplet gezongen en uitgelegd werd. De vragen van A.G. waren behoorlijk direct en duidelijk. Wat dacht u van de vraag waaruit blijkt dat Charles Wesley Mattheüs 28 begrepen heeft. Het hele verhaal van A.G. spitste zich toe op het feit dat we in ‘the decade of evangelism’ leven. Ooit hoorde A.G. het verhaal van een mevrouw die uitriep ‘I’m a Methodist, not an evangelist!’ Wonderlijk, want als je Mattheüs 28 goed zou lezen moest er toch iets aan ons te merken zijn dat ons duidelijk onderscheidde van de rest van de mensen om ons heen. Zoals de eerder genoemde Allan Walker ooit al eens schreef moet een christelijke bakker iets anders zijn als een niet-christelijke bakker en een christelijke slager iets anders dan een niet-christelijke slager. De liefde van God, die ons deel is geworden zal via ons uit moeten stralen naar onze omgeving en daar z’n werk doen.
Deze avond was de primeur van een nieuwe Charles Wesley hymne op het repertoire van A.G. & Kate. Waarschijnlijk omdat ze over een paar dagen toch weer thuis zouden zijn werd het optreden hier in Easingwold aangegrepen om voor de eerste keer ‘Let earth and heaven combine’ te zingen. De ‘love-offering’ valt precies in de regel voor de laatste hymne.
Deze keer mochten de mensen hun stem uitbrengen over welke hymne ze het liefst wilden horen. Ze kond kiezen uit ‘Come, O Thou traveller unknown’ en ‘Stupendous height of heavenly love’. Wat precies de uitslag van de stemming geweest is staat niet meer in m’n aantekeningen (heeft er trouwens ook nooit ingestaan), maar wel dat de eerste hymne ‘gewonnen’ had. Het moet wel een goede avond geweest zijn, want volgens mij hadden A.G. & Kate na die tijd nooit weer de aanwezigen de keus in het slotlied van het optreden gelaten. Om 21:50 uur zat het optreden er op. Kate zorgde dat ze bij de tafel met platen kwam (eigenlijk was dit mijn werk, tja, wat zal ‘k zeggen) en A.G. en schrijver dezes begonnen rustig en bedaard de spullen af te breken, af en toe werden we onderbroken door mensen uit het publiek die nog even een praatje kwamen maken, maar dat was niet erg… Ik kreeg van de mensen in Easingwold een ‘plan’, dit was een schema waarin op een overzichtelijke wijze aangegeven werd wie van het circuit wanneer waar zou preken. In een boekje over Yorkshire vond ik een prachtig stukje over een dergelijk preekschema. Probeert u het vooral niet te snel te lezen…

Tegen de tijd dat we de zaak afgebroken, ingepakt en opgeruimd hebben werd het tijd om de nog aanwezige mensen verder een goede dag te wensen en weer op reis te gaan. Die avond zouden we overnachten bij Derek en Sybil Spencer in York. Ooit waren we daar al eens eerder geweest en eigenlijk verheugde ik me er een beetje op om ze weer terug te zien. Het was ondertussen ongeveer een jaar geleden dat we in York waren en ik herinnerde me allerlei mooie boekenwinkeltjes waar vast en zeker voor mij de mooiste zaken te vinden zouden zijn. Ook A.G. had het al een paar dagen over de boekenwinkels van York, het moest dus echt wel de moeite waard zijn wilde hij er zo enthousiast over worden. Laat op de avond parkeerden we eindelijk met de Landrover bij Derek en Sybil Spencer op de oprit. Binnen gingen de beide honden al te keer, het was net alsof de beide honden wisten dat wij er aan kwamen.

Derek Spencer werkte indertijd bij British Rail, toentertijd waarschijnlijk de meest geplaagde werkgever van Engeland. Hij lag op bed te slapen omdat hij de nachtdienst in moest, we moesten ons enthousiasme over het wederzijds weerzien dus vooralsnog nog even temperen. Sybil Spencer was net als de vorige keer dat we hier waren gelijk druk in de weer met het koken van een maaltijd. Zou het echt zo zijn dat ze dacht dat we de hele dag nog niet gegeten hadden, of zou ze graag koken? Ik weet het nu nog steeds niet. We hebben die avond nog heerlijk bij zitten praten over hetgeen we ‘t voorgaande jaar(?) meegemaakt hadden.
De twee honden van de familie, Judy en Ben, waren helemaal blij dat wij er waren. Ben was een al wat oudere hond, hij stelde zich niet meer zo gek aan, Judy daarentegen was de gekkigheid zelve. Nog nooit heb ik zo’n maffe hond gezien als Judy. Heel erg sullig en onbeholpen kwam ze aarzelend op je af, met van die grote vragende hondenogen. Een beetje aandacht deed wonderen voor het beest, maar gaf je haar de gevraagde aandacht dan zat je er voor de rest van de avond aan vast en moest je je voortdurend aan de grillen van het beest aanpassen. Ik vond het na verloop van tijd echter welletjes. A.G. & Kate dachten er waarschijnlijk net zo over want die begonnen voorzichtig aanstalten te maken om naar hun caravan te gaan. Sybil spartelde nog wel wat tegen, maar ‘to no avail’, het duo ging hun eigen gang. Mij werd een mooi klein kamertje aan de achterkant van het huis gewezen met de boodschap dat ik de deur van de kamer dicht moest houden, je wist immers maar nooit wat die honden van plan waren te doen…
Sybil had me die avond niet voor niets voor hun beide honden gewaarschuwd, alhoewel ze er bij gezegd had dat Ben al een beetje oud was, maar Judy, dat was de hond waar ik echt voor op zou moeten passen… Na een nacht heerlijk slapen werd het heel erg vroeg in de morgen toch tijd om heel even naar het toilet te gaan. Heel erg stil wist ik me langs de twee manden waarin de beide honden liggen te slapen te manoeuvreren. Geheel voldaan en zeer tevreden over deze goed gelukte en naar mijn mening geluidloos verlopen excursie ging ik weer naar bed om te proberen een gat in de dag te slapen.
Geheel geschokt was ik toen ik een tijd later een enorme plof op het bed voelde en er een groot gewicht op mij neer scheen te strijken. Nee, dit was beslist geen droom, dit was een logge, grote, zware en harige werkelijkheid die maar op één ding uit was. Spelen! Het liefst direct, en het liefst met mij. Judy liet er deze ochtend bepaald geen gras over groeien. Ze had vlot ontdekt waar ongeveer mijn hoofd te vinden was en met grote halen begon ze m’n gezicht af te likken, waarschijnlijk om mij op die manier tot meespelen aan te moedigen. Voordat ik de vorige avond ging slapen vertelde Sybil me dat KC (ons aller Kees Jansen) een paar jaar eerder ook in deze kamer, in dit bed geslapen had. Zou hij met deze maffe hond hetzelfde beleefd hebben? Ik heb het hem nog nooit gevraagd… Afijn, het kostte wat moeite, maar tegen de tijd dat ik van de schrik bekomen was wist ik de hond de kamer weer uit te werken. De nachtrust kon voortgezet worden. Ik sliep nog en tijdje, voornamelijk vanwege het feit dat er geen ramen in deze logeerkamer zaten; het bleef er dus altijd nacht – tenminste zolang het licht uit en de deur dicht was…
Ik dou veur het gemak moar eem twei verhoalen aan mekoar. Dizze en de veurige. Nou heb ik twei keer echt plezaaier beleefd. Eerst in de CAGMITOT en nou weer via Birdeyes. Zo’n ollerwetse routebescrieven heb ik nog het laifste in ploats van aal dei beelden op een schaarmpje. Dei gedtailleerde beschrieven van een optreden doun het ook altied goud bie mie en dien onverwachte capriolen natuurlijk. Jammer dat het ende weer in zicht is.
Moi Bert! Tja, dat heb je met feuilletons, daar komt uiteindelijk ook een einde aan. Ik ben blij dat alles nu in een vorm is gegoten die voor iedereen toegankelijk is en blijft zolang ik de kosten voor het hosten van deze website voor mijn rekening neem. Dat gaat voorlopig nog wel even door denk ik… Dank voor de complimenten trouwens!
Al lange tijd als ik zie dat er een deel van het verslag van je tour met A.G. & Kate komt denk ik dat die zal beginnen met ‘De laatste vakantiedag’ of ‘De terugreis’. Nu begrijp ik dat het eind in zicht is maar de vraag voor mij blijft: Hoe heb je het voor elkaar gekregen om als medewerker van het noordelijk aardappelmeelzetbedrijf tijdens de drukste periode van het jaar, de campagne, zo lang op vakantie te kunnen gaan?
Hé Albert… Daar was je weer! Ik weet het niet zo goed. Ik was destijds zonder partner (en dus ook zonder kinderen). Dat betekende dat ik altijd ‘als laatste in de rij’ op vakantie ging. Immers, de anderen waren aan de schoolvakanties gebonden. De reizen met A.G. & Kate en ook de fietsvakanties met Kees Jansen vonden doorgaans plaats buiten de schoolvakanties. Dan was ik dus ‘makkelijker misbaar’. Die situatie is nu trouwens voorbij. Ik ben in 2008 getrouwd met een leerkracht basisschool. Ben nu dus weer aan de schoolvakanties gebonden. Maar tegenwoordig zijn mijn ambities ook wat kleiner geworden… Helpt dit in jouw overpeinzingen?