Het was een gelukkig toeval dat ik een tijdje terug opeens de mogelijkheid had drie boek(jes) aan mijn verzameling toe te voegen. Zoals jullie eerder wel op Birdeyes hebben kunnen lezen heb ik een behoorlijk grote zwakke plek voor vrijwel alles wat met Rottumeroog en Rottumerplaat (de eilanden worden ook wel ‘Oog’ en ‘Plaat’ genoemd) heeft te maken. Twee dingen zijn denk ik de oorzaak van deze ‘zwakke plek’ van mij: [1] mijn vader had lang geleden een verleden met Rottumerplaat, en [2] ik ben naar aanleiding van het 1e punt twee keer met een excursie van Staatsbosbeheer naar Rottumeroog geweest. Mijn enthousiasme voor zowel ‘Oog’ en ‘Plaat’ is over de loop der jaren – eerlijk gezegd – alleen maar groter geworden…

Rottumerplaat is in een rode kleur op deze kaart weergegeven. Rottumeroog ligt rechts van en vlakbij Rottumerplaat. Het daaropvolgende eiland naar rechts is het Duitse eiland Borkum.

Al heel wat jaren geleden heb ik een keer een luisterboek aangeschaft waarin achtereenvolgens Godfried Bomans en Jan Wolkers verslag deden van een zevendaags verblijf op Rottumerplaat, één van de onbewoonde eilanden van ons land. Oh, wat heb ik indertijd genoten van dat luisterboek! Ik ging in die tijd meerdere keren per jaar van Groningen naar Utrecht om daar te vergaderen. Een boek beluisteren in de auto op weg naar de vergadering, of op de terugweg naar huis werkte prima voor mij!

Het VARA/AVRO radioprogramma ‘Alleen op een eiland: dagboek van een eilandbewoner’ uit 1971 had een prachtig concept: schrijver woont in totale afzondering op onbewoond eiland. De enige verbinding met de bewoonde wereld is een radioverbinding. En zo kwam het dat het Waddeneiland Rottumerplaat in juli 1971 veertien dagen lang het toneel was van achtereenvolgens de schrijvers Godfried Bomans en Jan Wolkers. Radiopresentator Willem Ruis zocht vanuit de Breedenborg in Warffum dagelijks contact met hen. Godfried Bomans vond het verschrikkelijk om zeven dagen alleen te zijn, in een tent, met alleen het gekrijs van duizenden meeuwen om zich heen. Jan Wolkers beleefde de week eenzaamheid als een spannend avontuur, ontfermde zich over zieke dieren en vertelde ongegeneerd over zijn belevenissen.
Godfried Bomans en Jan Wolkers tijdens een persconferentie nadat het avontuur op Rottumerplaat voorbij was. Het grote verschil tussen de beide mannen is duidelijk lijkt me…

Waar ik niet van op de hoogte was is het gegeven dat zowel Godfried Bomans als Jan Wolkers kort na hun verblijf op Rottumerplaat allebei een boek(je) aan hun avontuur op ‘Plaat’ hebben gewijd. Beide boek(jes) horen bij mijn nieuwe aanwinsten. Aanwinst nummer 3 was wat mij betreft het meest bijzonder. Dat was een boekje van Wiepke Toxopeus over Rottumeroog. In de voorjaarsvakantie van februari ’25 heb ik achtereenvolgens Bomans, Wolkers en Toxopeus gelezen.

Godfried Bomans: Dagboek van Rottumerplaat (1972)
Uitgeverij Amber, Amsterdam (mijn exemplaar 1988); 56 bladzijden

‘Ik heb veel aan vroeger gedacht, vooral aan mijn jeugd, en vele gebeurtenissen die ik dacht vergeten te zijn, kwamen langzamerhand boven, zoals hier het gras boven het water, als het eb is. Ik zie nu beter dan eerst en nu eigenlijk pas goed, dat ik ben wie ik ben en dat het zo heeft moeten zijn. Ik heb geen wrevel, geen spijt geen wrok meer tegen het verleden. Zo is het allemaal gelopen en ik genees van mijn wonden. Dit oude verzet was een rest van onvolwassenheid. Ik heb meer dan de meeste mensen hebben. Ik merkte dat wel aan hun aandacht voor wat ik zei of deed, maar ik kon het zelf nooit geloven’. Enkele maanden voor zijn dood in 1971 verbleef Godfried Bomans zeven dagen het onbewoonde eiland Rottumerplaat. Zijn dagboek is bekend geworden om de eenvoudige sobere toon waarop de auteur van dag tot dag verslag deed midden tussen de meeuwen en andere waddenzeebewoners.
De stofomslag van het boek van Godfried Bomans laat een mooie idyllische afbeelding van het eiland zien. De meeuwen die Godfried Bomans veel onrust hebben bezorgd ontbreken niet in deze afbeelding.

Voeger, toen ik nog op de HAVO zat heb ik eens een paar boeken van Jan Wolkers gelezen. Dat was de reden dat ik met het boekje van Godfried Bomans ben begonnen. Gewoon omdat ik me niet kan herinneren eerder iets van Godfried Bomans te hebben gelezen. Dit boekje is dus het eerste werk dat ik van Godfried Bomans heb gelezen. Toen ik het eerder genoemde luisterboek voor het eerst beluisterde hoorde ik dat Godfried Bomans minder een ‘natuurmens’ bleek te zijn dan hij aanvankelijk ook zelf had aangenomen. Ik las in zijn ‘Dagboek van Rottumerplaat’ dat Bomans’ eens zei: ‘In mijn beleving is natuur de afstand tussen twee steden’. Godfried Bomans woonde in Haarlem en was een typisch stadsmens. Wellicht daardoor heeft hij het die week op Rottumerplaat moeilijk gehad en bovendien voelde zich ziekelijk en eenzaam. Vijf maanden na zijn verblijf op Rottumerplaat overleed Godfried Bomans. Ik heb meerdere keren gelezen dat verondersteld werd dat het verblijf op ‘Plaat’ hem geen goed had gedaan. Ik werd geraakt door de eerlijkheid van het dagboek en heb het met groot plezier gelezen. De eerlijkheid waarmee Godfried Bomans zichzelf observeerde vond ik prachtig. Wat mij betreft een prachtig boek!

Godfried Bomans voor zijn tent op Rottumerplaat. Op het laatste moment had hij bedacht dat het een goed idee zou zijn ook een parasol mee te nemen. Zoals we kunnen zien was het een prachtig exemplaar. De oorspronkelijke foto heb ik met behulp van de software van MyHeritage ingekleurd.
Ik was ook helemaal blij toen ik een aantal pagina’s van de transcriptie van de dagelijkse gesprekken van Willem Ruis (vanuit de Breedenborg in Warffum) met zowel Godfried Bomans als Jan Wolkers vond. Ik vind het geweldig dat dit materiaal bewaard is gebleven!

Jan Wolkers: Groeten van Rottumerplaat (1971)
Uitgeverij De Bezige Bij (mijn exemplaar: 1991); 108 bladzijden

Jan Wolkers loste Godfried Bomans af en verbleef vervolgens ook een week op Rottumerplaat. In vrijwel alle opzichten waren de beide mannen elkaars tegenpolen. Daar waar Godfried Bomans er niet op voorbereid was dat zijn aanwezigheid de broedende meeuwen en andere vogels zou verstoren, omarmde Jan Wolkers alle zaken zoals die zich op Rottumerplaat afspeelden. Godfried Bomans kon de slaap niet vatten vanwege de vogelgeluiden, Jan Wolkers ging dagelijks op verkenning en liep in z’n blootje – als een soort Adam – ongegeneerd over het eiland. Het verschil tussen de beide mannen komt ook in hun schrijfsels goed tot uiting. Het boek van Jan Wolkers is aanzienlijk uitbundiger dan dat van Godfried Bomans. Wolkers omschrijft met groot enthousiasme de natuur tot in het kleinste detail en vindt het lastig om de natuur z’n gang te laten gaan. Hij verpleegt een vogeltje met een beschadigd pootje. Sterker nog, op een bepaald moment vindt Jan Wolkers een overleden zeehond waarvan hij aanneemt dat de zeehond zwanger was. Om zijn veronderstelling te toetsen wordt de gestorven zeehond opengesneden. Gedetailleerd wordt verslag van deze ‘operatie’ gedaan. Aan de ene kant vind ik de uitbundigheid van Jan Wolkers indrukwekkend, maar aan de andere kant was ik toch meer onder de indruk van de stille ingetogenheid van Godfried Bomans. Toch ben ik erg blij dat ik ook door de bril van Jan Wolkers naar z’n avontuur op Rottumerplaat heb kunnen kijken. De boekjes van beide mannen voegen – wat mij betreft – echt iets toe aan het luisterboek dat ik ondertussen tientallen jaren geleden voor het eerst heb beluisterd.

Een gedeelte van de achterkant van het boekje van Jan Wolkers. Waar hij überhaupt de tijd vandaan haalde is mij een raadsel, maar tijdens zijn verblijf op Rottumerplaat was hij zelfs bezig om met behulp van gevonden materialen afrasteringen te bouwen. Waarom? Het is me niet duidelijk geworden. Alleraardigst vond ik het kleine stukje tekst in het handschrift van Jan Wolkers. Zo komt iemand toch iets dichterbij…
Ik vond een klein geluidsfragment waarin zowel Godfried Bomans als Jan Wolkers zijn te horen. Bij het luisteren wordt het duidelijk dat we met twee volledig verschillende persoonlijkheden te maken hadden.

Wiepke Toxopeus: Ik ben van Rottum (2010)
Herinneringen aan het voogdgezin en het eiland Rottum
In eigen beheer uitgegeven (mijn exemplaar: 2016); 132 bladzijden

Het eerste boekje ‘Ik ben van Rottum’ is in 1981 uitgegeven. Het was een feest om dat te beleven! Door wat ik zelf heb beleefd en natuurlijk ook door alle verhalen die mijn ouders me vertelden kwam ik op het idee om een boekje te maken. Want deze verhalen mochten niet verloren gaan. Het eerste boekje is inmiddels al lang uitverkocht. Steeds vroegen en vragen mensen naar ‘Ik ben van Rottum’. Vooral als het eiland weer eens in het nieuws is, zoals bij het restaureren van de kaap, het afbreken van het laatste voogdhuis, de veranderde beleidsplannen en de bezetting van Rottum die daarop volgde. De meeste anekdotes uit het eerste boekje zijn natuurlijk gebleven, het zijn waargebeurde verhalen, daar is niets aan te veranderen. Hier en daar is er wat toegevoegd en om het geheel nog completer te maken zijn er op sommige plaatsen andere foto’s gebruikt. Het is verrassend hoe vaak Rottum opduikt in krantenartikelen of op tv. Rottum blijft actueel en het blijft een uniek eiland. ‘Men’ wil weten hoe het was om daar te wonen en op te groeien. Hier is de tweede versie van ‘Ik ben van Rottum!’ Wiepke Toxopeus

Jaren geleden was ik in de Groninger Archieven aanwezig bij een lezing over ‘Oog’ en ‘Plaat’, oftewel de beide Rottums. Wiepke Toxopeus was aanwezig bij die lezing, evenals een aantal mannen die in dezelfde periode (kort na de Tweede Wereldoorlog) als mijn vader op Rottumerplaat hadden gewerkt in het kader van de voorbereidingen om een gedeelte van de Waddenzee in te polderen om zo de voedselvoorziening van ons land valig te stellen. Ik heb thuis twee albums met gescande oude familiefoto’s en ik had het album met daarin de foto’s van mijn vader over die periode maar meegenomen. Dat bleek een goede zet geweest te zijn. Wiepke Toxopeus was vriendelijk en belangstellend en wist een en ander met een paar goed gekozen zinnen in de juiste context te zetten. De (oud) collega’s van m’n vader hadden de nodige opmerkingen en aanvulklingen bij het bekijken van de foto’s. Kortom, ik vond de periode na afloop van de lezing zo mogelijk nog interessanter dan de lezing zelf.

Ik ben even op het Internet naar afbeeldingen aan het zoeken geweest met als zoekterm: ‘Wiepke Toxopeus Rottumeroog’. Uit reseltaten heb ik twee foto’s geselecteerd zoals je die tegenwoordig niet op Rottumeroog zou (kunnen) maken. Vervolgens heb ik beide oude foto’s met behulp van de software van My Heritage ingekleurd.

Op dat moment bedacht ik dat ik nog eens een keer het boek van Wiepke Toxopeus over Rottumeroog wilde lezen – het eiland dat ik op dat moment al een keer had bezocht tijdens een door Staatsbosbeheer georganiseerde excursie. Nu heb ik dan eindelijk het boek van Wiepke Toxopeus gelezen. Ik heb het in één ruk uitgelezen en had moeite het weg te leggen. Wiepke Toxopeus begint met een paar hoofdstukken over de geschiedenis van Rottumeroog. Sommige dingen wist ik ondertussen, maar wat is het fijn om van een oud-bewoner weer nieuwe informatie op te doen! De volgende hoofdstukken van haar boek gaan over haar familie en het dagelijkse leven op het eiland. Zeer interessant en prachtig om te lezen. Wiepke Toxopeus heeft een soort nuchterheid in haar schrijven. Ze schrijft heel compact en heel feitelijk, maar laat tegelijk zichzelf zien in datgene wat ze schrijft. Ben je geïnteresseerd in ‘Oog’ en/of ‘Plaat’, probeer dit boek dan een keer te pakken te krijgen en ga het lezen! Voor minder dat € 15,-  is het op diverse plekken nog te koop. Zeer de moeite waard!

Waarschijnlijk halverwege de jaren 1960 of 1970. Hutten bouwen op Rottumeroog…
Ik las de deze drie boeken (boekjes) tijdens de voorjaarsvakantie in februari ’25. Toen we weer thuis waren heb ik het oude luisterboek maar weer eens opgezocht. Tijdens het zoeken naar het luisterboek kwam ik een krantenknipsel uit 2015 tegen met Rottumeroog en Rottumerplaat als onderwerp. Hoewel het ondertussen iets gedateerd is vind ik de tekst van het oude krantenartikel goed passen bij de drie gelezen boeken en heb ik bedacht dat ik je toch maar de gelegenheid wil geven om dat ook te lezen… Bovendien wordt Emo Klunder aan het woord gelaten, die was tijdens mijn eerste excursie op ‘Oog’ onze gids.

Uit: WKND, de weekendbijlage van het Dagblad van het Noorden.
15 augustus 2015 – Tekst: Halbe Hettema

ALTIJD AAN DE WANDEL

Als er in ons land zoiets bestaat als ongerepte natuur, dan is dat te vinden op de zandplaten en onbewoonde eilanden in de Waddenzee. Hier is nog echt sprake van dynamiek. Door de elementen zijn deze natuurpareltjes altijd aan de wandel.

Natuurgids Emo Klunder uit Veendam staat op een hoge, steile rand op Rottumeroog. Hij wijst naar beneden, waar niets is dan zand. ‘Hier stond het vogelwachtershuis. We hebben het moeten afbreken’. Er klinkt spijt door in zijn stem. Klunder, behalve gids ook vrijwillig vogelwachter, was voor Staatsbosbeheer de laatste die in het oude onderkomen overnachtte. Dat was in november 2013. Vier maanden later werd het gesloopt. Wind en water hadden hun verwoestende werk gedaan, wonen in het huis was niet meer verantwoord. Het is een voorbeeld van hoe de elementen tekeer kunnen gaan op de onbewoonde platen en eilanden. De zee neemt hele happen zand van het land om het elders weer af te zetten. Dat is de natuurlijke dynamiek, weet ook Klunder. ‘Het zand dat vrijkomt, blijft in dit gebied. Het wordt altijd weer naar andere plaatsen gevoerd waar het voor nieuwe aangroei zorgt’. Zo wandelen deze stukjes land in de Waddenzee constant door. Rottumeroog verplaatst zich in de richting van de Eems. Er is wel gedacht dat het daar in de toekomst zou verdrinken maar dat valt waarschijnlijk mee, verwacht Klunder. De stroming van de Eems zelf houdt het tegen. Het is prachtig op deze woensdag op Oog, zoals het eiland door ingewijden kortweg wordt genoemd. Voor de broedvogels zit het seizoen er op, het is tijd dat de trekvogels arriveren voor hun tussenstop van noord naar zuid. Klunder noteerde al de eerste roze grutto’s, drieteenstrandlopers en kanoeten. Een groep excursiegangers, een kleine dertig stuks, grijpt de kans die Staatsbosbeheer vandaag biedt om dit verboden gebied te verkennen. Daar is speciaal een vergunning voor geregeld. De tocht zelf zit vol dynamiek. Bij de planning is de organisatie afhankelijk van het tij. Het kan niet op elke dag en zeker niet op elk gewenst tijdstip.

PRIKKEN.
Vanaf Lauwersoog is het drie uren varen op de ms Noordster. Compleet met omwegen zo’n 35 kilometer. Eerst door de vaargeul, vervolgens langs de lange takken die het laatste stukje van de route naar Rottumeroog markeren. Deze stokken, ‘prikken’ in vaktaal, moeten, ook al weer door de dynamiek van de Waddenzee, ieder jaar opnieuw worden geplaatst. Dan is het doorvaren tot aan een opvallend gele paal. ‘De bushalte’, volgens schipper Louis de Jonge. Het water zakt al, maar het is nog anderhalf uur wachten tot de Noordster droogvalt. Pas dan kunnen de passagiers van boord. Eerst moeten ze een klein eindje waden, dan nog een fiks stuk lopen op de zachte wadden bodem. De tocht is zwaar, maar dat hoort bij zo’n expeditie. Na een rondleiding van zo’n drie uur ver het eiland is het tijd voor de terugtocht. Weer een kuier over het drooggevallen wad naar het schip, anderhalf uur wachten tot het water hoog genoeg is en dan weer varen. Tot de Noordster weer stilvalt. Het schip loopt vast, maar dit halfuurtje vertraging is voor de passagiers geen probleem. Het is immers, weten ook zij, de dynamiek van eb en vloed. En wat ze hebben beleefd op Rottumeroog maakt alles goed. De wandeling over het brede strand, van het deel waar het eiland afslaat tot aan de andere kant waar aan de jonge duintjes is te zien dat het daar weer aangroeit, en dan binnendoor terug naar het baken. Gids Emo Klunder laat de typische kweldervegetatie zien: ‘Deze planten kunnen alleen gedijen doordat het hier af en toe onder water staat’. Verderop is te zien hoe dat in zijn werk gaat. Een brede slenk dringt ver door, tot aan het hart van het eiland. Als het zeewater echt hoog komt, treedt de slenk buiten zijn oever en komt de kwelder onder water te staan. Dat zijn de omstandigheden waar zoutminnende planten het van moeten hebben. Het is nu de bloeitijd van lamsoor, Een flink deel van Oog staat er mee vol. Vooral als de zon er op schijnt, maken de uitbundig paars bloeiende planten een paradijsje van het eiland. Klunder geniet er zelf met volle teugen van. Hij heeft net twee nachten doorgebracht op het eilandje. ‘Dat is heel bijzonder, het beleven van de stilte, samen met al de vogels die hier zijn’.

PRIMITIEF.
Het onderkomen is primitief. Na de sloop van het vogelwachtershuis heeft Staatsbosbeheer onderaan het baken twee tenten laten plaatsen. Van goede kwaliteit, dat wel. Een bedrijf stelde ze beschikbaar om ze uit te proberen. Uiteindelijk moet dit type tent worden gebruikt op poolexpedities. Op Oog hebben ze het tot nu toe gehouden, zelfs met de recente zware storm. De natuurorganisatie zou wel weer een vaste accommodatie op het eiland willen hebben. Een huis op palen zou mooi zijn, maar deze wens komt nog niet zo snel uit. Het geld ontbreekt. Nu blijft de aanwezigheid van vogelwachters noodgedwongen beperkt tot één weekend per twee weken. Dat is jammer, want met een langere bezetting kan er niet alleen meer aan monitoring van de vogels worden gedaan, maar is er ook meer toezicht. Dat blijkt in de praktijk noodzakelijk. Een groot deel rond de eilandengroep Rottum is stiltegebied, maar alleen al op deze dag van het bezoek aan Oog komt een vliegtuig van het nabijgelegen Borkum zo laag overvliegen dat de foeragerende en rustende vogels massaal de lucht ingaan. En ’s ochtends al is vlak onder het eilandje een kotter aan het vissen. Van beide incidenten wordt melding gemaakt bij de autoriteiten. Gelukkig is het vogelwachtershuis op Rottumerplaat wel ruim vier maanden tijdens het broedseizoen bezet. Van Oog af is het, compleet met de woning die hier wel stand houdt, te zien. Tot deze eilandengroep hoort verder nog het Zuiderduin, een plaat die in de loop der jaren steeds meer begroeid is geraakt. ‘Het is heel belangrijk geworden voor lepelaars’, vertelt Klunder, Die broeden er in gezelschap van aalscholvers en het afgelopen voorjaar zelfs een paartje van de kleine zilverreiger. Dit Zuiderduin wordt op het ogenblik niet bedreigd. ‘Gelukkig maar’, vindt de natuurgids, want het wordt steeds belangrijker voor vogels. En mocht het ooit wel door de zee worden aangetast, dan zal Staatsbosbeheer daar niks aan doen. Ooit werd heel Rottum beschermd, werd er aan kustverdediging gedaan, maar dat beleid is losgelaten. Anders dan Natuurmonumenten op Griend, waar het belang van de vogels zo groot wordt geacht dat er een nieuw beschermingsplan in de maak is. Griend is het enige onbewoonde eiland waarvoor dat geldt. Voor de rest heeft de natuurlijke dynamiek het voor het zeggen. Met als gevolg dat bijvoorbeeld een plaat als Simonszand, in de buurt van Rottum, over niet al te lange tijd zal verdwijnen. Het is al in twee stukken uiteengevallen en als vogeltellers hier op gezette tijden hun werk doen, staan ze bij hoog water soms tot hun enkels in het water. Het is altijd zo geweest dat eilanden komen en gaan. Albert Buursma van de stichting Vrienden van Rottumeroog, die als cultuurgids mee is op excursie, laat dat zien aan de hand van historische kaarten. Een mooi voorbeeld is de geschiedenis van het eiland Bosch dat ongeveer op de plek van het huidige Rottum heeft gelegen. ‘Dat was een flink eiland, maar het is uiteindelijk helemaal in zee verdwenen’. Buursma laat zien dat Oog op de huidige plek van Plaat heeft gelegen en dat het laatste eiland steeds verder richting het eerste wandelt, maar Oog zelf schuift ook nog steeds meer op. Het past in het algemene beeld dat de zandplaten en eilanden zich langzaam van zuidwest naar noordoost verplaatsen.

RAZENDE BOL.
Simonszand is op dit moment de enige plaat die wordt bedreigd. De rest houdt voorlopig wel stand, ook de niet begroeide platen. Zoals bijvoorbeeld Engelsmanplaat onder Ameland, een geliefde bestemming voor wadlopers. En Noorderhaaks, ook wel Razende Bol genoemd, tussen Den Helder en Texel, waar zeehonden zich met hoog h water graag ophouden. Hier werd de gestrande bultrug Johannes in 2012 een nationale beroemdheid. Wat al die platen en eilanden gemeen hebben, is dat ze niet worden bewoond. Dat wil niet zeggen dat er geen mensen komen. Die zijn nodig voor vogelonderzoek en om voorlichting te geven aan recreanten. Want, anders dan op Rottum, zijn sommige platen soms wel bereikbaar en toegankelijk. Waar de natuur dat kan verdragen, zijn mensen welkom. Een mooi voorbeeld is de Richel onder Vlieland waar zeilers hun boot laten droogvallen en naar de plaat wandelen. Daar worden ze ontvangen door de vogelwachters die er in een mobiel onderkomen van onderzoeksinstituut NIOZ bivakkeren. Deze weerhouden de bezoekers ervan naar het begroeide deel de Richel te lopen, want daar zitten de vogels te broeden. Tegelijk houden de vogelwachters bij wat er aan trekvogels komt om te eten en te rusten. Aan de hand van kleurringen aan de poten is de herkomst van een deel van deze vogels te herleiden.

VLUCHTPLAATS.
Op Noorderhaaks gebeurt hetzelfde. Deze plaat is, behalve voor zeehonden, ook van groot belang voor vogels die er met hoog water een vluchtplaats vinden. Wie er komt, krijgt van de vogelwachters te horen dat de noordkant verboden terrein is. Zo wordt de verstoring tegengegaan. Wat de rust dan soms nog wel te niet doet, is het oefenen van marine en luchtmacht op Noorderhaaks. Dat is een heel ander belang dat boven het lot van wadvogels wordt gesteld. Behalve vogelwachters zijn er de patrouilleschepen van de Waddenunit die de situatie rond de rustgebieden in de gaten houden. Ze varen dagelijks op zee en spreken de recreanten aan die in de fout gaan. In de praktijk blijkt dat de vaarrecreanten zich over het algemeen keurig gedragen. Zo stelt schipper Nico Laros van de Astorias deze zomer vast dat recreanten zich heel behoorlijk houden aan de voor de pleziervaart vastgestelde erecode. De surveillanten hoeven maar zelden een bekeuring uit te delen. De vaarrecreanten blijken de regels over het algemeen ook goed te kennen. Dat is belangrijk, want de toeloop van is groot, met zeventien jachthavens in het waddengebied. De belangen van de recreanten, die vaak gesteld zijn op een grote mate van vrijheid, botsen al gauw met de natuur. Daarom zijn er regels opgesteld. Er zijn gesloten gebieden, zoals rond Rottum, droogvallen of voor anker gaan mag lang niet overal, voor speedboten zijn de mogelijkheden beperkt en gewone motorboten moeten zich overal aan maximum snelheden houden.

ERECODE.
Door alle betrokken partijen is er speciaal voor de Waddenzee een erecode in het leven geroepen die vooral als doel heeft de natuur de noodzakelijke rust te gunnen. Want de natuur staat in dit Werelderfgoed centraal. Ook tijdens de rondwandeling op Rottumeroog  kan dat niemand ontgaan. Gids Emo Klunder wil zo veel mogelijk moois aan zijn gasten laten zien, maar hij houdt de groepen bij elkaar. ‘Op het Afrand is het niet zo’n probleem dat mensen wat uitzwermen, maar in de kern van het gebied kan dat niet. Daar mogen we niet te veel de vogels verstoren en schade aanrichten aan de planten’. Het is duidelijk: vogels en planten gaan hier voor de mensen. Tijd om terug te keren naar de Noordster, zo bepaalt de dynamiek van eb en vloed. Als de boot weer los is, vaart hij langs de Boschplaat, een langgerekte zandvlakte onder Plaat. Zo lang het water niet hoog staat, rusten hier honderden zeehonden tegelijk. Een schitterend gezicht, een ware uitsmijter van de excursie. Hoewel: ‘Allemaal consumenten, concurrenten’, bromt een bemanningslid van de Noordster. Zeehonden zijn de concurrenten. De man komt uit de wereld van de beroepsvissers die de zeehond liefst niet te veel vis zien eten.

Foto uit het artikel in het Dagblad van het Noorden: Jan Toxopeus (de vader van Wiepke Toxopeus) in de uitkijktoren van de voogdwoning op Rottumeroog.

DE LAATSTE VOOGD VAN OOG.
Hij was een duizendpoot. Ambtenaar van Rijkswaterstaat, strandvonder, onbezoldigd veldwachter, vuurtorenwachter, kustwachter, meteoroloog, vertegenwoordiger van de reddingsmaatschappij, vogelteller, verzekeringsagent, boer, schipper en hoofd van het gezin. Jan Toxopeus, de laatste strandvoogd, woonde van 1936 tot aan zijn pensioen in 1965 met zijn gezin op Rottumeroog. Het is dus nog niet zo lang een onbewoond eiland. Kleindochter Irma Koolhof-Bos uit Delfzijl heeft een grote doos vol documenten, foto’s en artikelen uit kranten en tijdschriften over de tijd die haar voorvaderen op ‘Oog’ doorbrachten. Zelf maakte ze die tijd niet bewust mee, maar ze kent de verhalen. Van haar moeder, Mina, die als een van de vier kinderen van het gezin op Rottumeroog opgroeide en later het hele land afreisde om lezingen te houden. ‘Ze wilde het verhaal van dat bijzondere leven kwijt’, vertelt Koolhof. En dan is er het boek. ‘Ik ben van Rottum’, uit 1981, geschreven door Wiepke, de jongste dochter van de laatste strandvoogd. Zij verhaalt uitgebreid over het vrije leven op dit eiland. Jan was in 1936 de tweede Toxopeus die strandvoogd werd. Vader Hendrik ging hem vanaf 1908 voor als opvolger van G.K. van Dijk. Het was een belangrijke functie: Rijkswaterstaat vond het van belang dat het eiland behouden bleef als een soort golfbreker voor de kust. De strandvoogd hield toezicht op en werkte mee aan de kustversterking. Het was een geïsoleerd leven, zo wordt duidelijk uit het boek van Wiepke Toxopeus. De eerste jaren gingen de kinderen niet naar school. Soms was er een onderwijzer van de wal, soms ook kregen ze les van moeder Henny. Het gezin leerde één te zijn met de natuur. De kinderen vingen zieke en zwakke zeehonden op. Koolhof kent nog het verhaal van moeder Mina die een jonge verweesde huiler zo goed verzorgde dat het dier de vrijheid niet eens terug wilde. Het werd een huisdier, in een badkuip. Dierenliefde was de kinderen met de paplepel ingegoten. Vader Jan was een natuurmens, met heel eigen ideeën. Hij was tegen onnodig ingrijpen in de natuur. Al zette hij wel konijnen uit, om altijd wat te eten te hebben. Maar meer dan hij nodig had, schoot hij niet. Iets vergelijkbaars speelde zich af bij het rapen van meeuweneieren. Staatsbosbeheer wilde de kolonie van een paar duizend vogels inperken, zodat er nog een paar honderd zouden overblijven. Jan weigerde. Alleen de rovers onder de meeuwen bracht hij om, door vergiftigde eieren naast hun nesten te leggen. ‘We leefden als het waren te midden van de kolonie en we voelden ons met het eiland en de natuur verbonden’, schrijft dochter Wiepke. Een slechte periode brak aan in 1940. Op 10 mei confisqueerden de Duitsers Rottumeroog. Koolhof beschikt nog over een uniek document uit die tijd. Een ellenlange lijst van alles wat in beslag was genomen, met grote precisie beschreven. Van het complete huis tot de inventaris, ondertekend door een speciaal benoemde eilandcommandant. De familie Toxopeus werd naar Willemshaven gebracht, waar vader Jan werd opgesloten. Hij zou geheime boodschappen hebben doorgeseind, luidde de beschuldiging. Toen dat ongegrond bleek kwam hij vrij. Na de oorlog hernam het leven op ‘Oog’ zijn normale loop: de strijd aangaan tegen de zee, bakens zetten, rijshout plaatsen en helm planten. Toch werd het niet meer wat het was geweest. De Dienst Landaanwinning nam in 1956 het gezag over Rottum over. Het werd Toxopeus al gauw duidelijk dat deze instantie meer zag in het buureiland ‘Plaat’. ‘Oog’ werd aan zijn lot overgelaten. De strandvoogd kreeg nog wel een nieuw huis, maar dat beschouwde hij niet meer dan een uit de kluiten gewassen directiekeet. Toxopeus ging uiteindelijk in 1965 met pensioen. Het afscheid was wat wrang. Lees wat Wiepke schrijft: ‘Het leek allemaal heel feestelijk met toespraken en bloemen. Maar voor ons was het meer een soort begrafenis, een verbanning naar elders’.

Foto uit het artikel in het Dagblad van het Noorden: Overzicht vanaf het torentje van de voogdwoning op Rottumeroog. Op de achtergrond de bunker die later dienst deed als schooltje.

BOMANS EN WOLKERS OP ‘PLAAT’
Het was een historische gebeurtenis, in juli 1971, toen achtereenvolgens schrijver Godfried Bomans en kunstenaar Jan Wolkers voor een radioprogramma een week in alle eenzaamheid op Rottumerplaat verbleven. Ze sliepen in een tentje en kregen slechts voedselpakketten, een slaapzak, een stoel, een tafel en een radioverbinding [met Willem Ruis in Warffum -hv-] mee. De ervaringen van de twee liepen sterk uiteen. Stadsmens Bomans, die de natuur zei te beschouwen als ‘niet meer dan de afstand tussen twee steden’, was doodsbenauwd. Hij werd bijkans gek van het gekrijs van de meeuwen die zich voortdurend rond zijn tent ophielden. Wolkers daarentegen, op en top natuurmens, genoot met volle teugen van zijn verblijf op het onbewoonde eiland. Hij liep er naakt rond, één met de natuur. Legendarisch is de anekdote van de dode zeehond. Wolkers vond het kadaver op het strand en kreeg al gauw het idee dat het om een zwanger beest ging. Hij liep uren met het idee rond om het jong te bevrijden voor hij het echt aandurfde. Toen hij de moeder open sneed, trof hij de ongeschonden en ongeboren pup aan. Ook dood.

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.