Lesley Riddle en zijn muzikale wereld.
Uiteraard bleef Lesley Riddle muziek maken, en in de zestiger jaren van de vorige eeuw had hij een zekere bekendheid bij een vrij kleine groep vrienden. Het was natuurlijk de tijd van de folk revival. Om Lesley Riddle een ‘musicus’ te noemen gaat wellicht een beetje te ver. De term ‘musicus’ heeft allerlei associaties met de manier waarop hij zijn leven leidde, en het geeft ook niet helemaal een eerlijk beeld van de rol die de muziek van Lesley Riddle destijds speelde in de Afro-Amerikaanse gemeenschap in de Verenigde Staten. Zeker in de tijd dat Lesley Riddle nog jong was, was zijn muziek namelijk ook een manier om überhaupt te kunnen overleven. De term ‘musicus’ heeft wat dat betreft een iets te romantische bijklank…
Muziek maken was destijds niet echt een dagelijkse activiteit in de bergen van het platteland van North Carolina. Rosalie Edmonds’ beeld van mensen die op Lesley Riddle afkwamen als hij weer eens met een gitaar over zijn schouder naar Burnsville terug kwam, wekt de indruk van iets meer dan dat muziek maken, het geeft het idee dat muziek maken destijds iets bijzonders was. Maar desondanks was het voor meer mensen een integraal deel van hun leven en een dagelijkse bezigheid dan we vanuit de commentaren en de beschrijvingen van de geschiedenis kunnen begrijpen. Net zoals Lesley Riddle’s betrokkenheid bij zijn muziek zich in een soort onregelmatige trend bewoog van nonchalant zingen en spelen, naar een meer intense concentratie, naar het volledig opgeven van zijn gitaar in 1945, naar heel veel later weer iets van zijn vroegere relatie met zijn muziek en zijn gitaar weer oppikken, zo varieerde ook de betrokkenheid van de leden van zijn gemeenschap met hun muziek.
De plaats van muziek in het leven van zijn familieleden is wat dat betreft ook illustratief. Zijn vader speelde banjo, ‘picked it mostly’, en speelde vaak wat Lesley ‘old-time blues’ noemde. Hij speelde ook een song op de gitaar, linkshandig, zodat hij de gitaar ‘upside down’ speelde (zoals Elizabeth Cotten, ook iemand uit North-Carolina, maar dan uit de Piemont). Hoewel hij de Vastopol-akkoorden (open-D op de gitaar) van zijn vader leerde en vele jaren later nog steeds die ene song van zijn vader kon spelen, zag Lesley Riddle zijn vader niet als een muzikant of als een bijzondere invloed op zijn eigen spel en zang. Hij was gewoon iemand die af en toe op een paar instrumenten speelde en vaak genoeg zong, zodat het geluid van muziek deel uitmaakte van de dagelijkse wereld waarin Lesley opgroeide. Zijn moeder zong ook, voornamelijk in de kerk, dat was natuurlijk een belangrijke plek voor het maken van muziek in de gemeenschap en een plek waar Lesley veel uit putte. Ze zong graag de ‘lined out hymns’ die baptisten van kleur ‘Dr. Watt’ noemden voor de componist die zo veel van deze hymnen geschreven had. Haar favoriete songs lijkt ze regelmatig zowel thuis als in de kerk te hebben gezongen: ‘You can’t hurry God’, ‘I love the Lord, He heard my cry’, ‘Amazing grace’, ‘Get right with God’ en ‘Do it now’. Het feit dat geen van zijn drie broers of zussen speelde, suggereert zowel de integratie van muziek in de dagelijkse routine als dat sommige vormen van muzikaliteit opvielen en een andere status hadden.
Zijn oom Ed Martin lijkt ook een dergelijke status te hebben gehad, maar – dat moet ook gezegd worden – bleef veel meer op de achtergrond, was meer bescheiden. Tenminste zoals Lesley Riddle het zich herinnerde, speelde oom Ed Martin slechts een stuk of zes songs. Oom Ed Martin was een spoorwegarbeider, het zou goed mogelijk zijn dat het repertoire van Ed Martin aanzienlijk groter was dan Lesley Riddle zich herinneren kon. Zijn beroep bracht oom Ed Martin in contact met een grotere groep mensen (dus wellicht een groter repertoire). Muziek had voor oom Ed Martin ook een belangrijke rol omdat hij veel van huis was. Oom Ed Martin speelde meer om zichzelf te vermaken dan voor het plezier van anderen in de familie. Toch heeft hij Lesley Riddle nooit iets leren spelen. Lesley Riddle leerde door goed te kijken, op het gehoor en door het instrument zelf uit te proberen als er niemand anders in de buurt was.
Lesley Riddle’s motivatie om met muziek bezig te zijn was dat hij altijd van muziek gehouden heeft. Dat maakte dat hij met meer motivatie dan oom Ed Martin met muziek in de weer was. In tegenstelling tot zijn veel jongere vriend, Brownie McGhee, die regelmatig begon te spelen en op te nemen nog voordat zijn tienerjaren voorbij waren, speelde Lesley Riddle, hoewel hij begon toen hij ongeveer acht jaar oud was, slechts af en toe tot zijn late tienerjaren. Het is misschien wel zo dat hij in de loop van de jaren zich in zijn eentje meer met muziek heeft bezig gehouden. Wat we zeker weten is dat hij in de periode na zijn ongeluk en de amputatie van (een deel van) zijn been meer met muziek heeft bezig gehouden dan de periode voorafgaand aan het ongeluk. Waarschijnlijk was het ongeluk de aanleiding daarvoor een wellicht ook de noodzaak. Immers, was kon hij anders? Hij herinnerde zich herhaaldelijk dat hij ‘really’ begon te spelen toen hij een jaar of zeventien was, na het ongeluk.
Lesley Riddle heeft nauwelijks een inkomen ontleend aan de muziek, zowel niet vanwege het spelen of componeren van muziek. Hij trad bijna nooit op voor een groep die groter was dan een paar vrienden en collega-muzikanten of leden van zijn familie, of leden van de verschillende gemeenschappen waar hij deel van uitmaakte. In zijn herinneringen leek het Lesley duidelijk dat hij ook nooit heeft geprobeerd zijn brood te verdienen met muziek. Toch waren er voldoende mogelijkheden om dat te doen, hoewel zijn relatie met de Carters een bewijs lijkt te zijn dat hij die mogelijkheden zelf nooit heeft gezien.


Zijn vriend Steve Tarter, van wie hij piano en mandoline leerde spelen, en die het meest leek op een ‘teacher’ was en voorbeeld voor hem en misschien ook wel een waarschuwing. Lesley Riddle bewonderde Tarter en typeerde hem als een ‘great’ muzikant. Tarter kon niet alleen uitstekend piano, 5-snarige banjo, mandoline, viool en gitaar spelen, hij had ook een groot muzikaal repertoire van marsen, reels en andere dansdeuntjes en liedjes. Muzikanten in de regio keken op naar hem en kregen graag les van hem. Slechts één keer nam hij materiaal op, hij speelde overal, maar verdiende nooit zijn brood met de muziek. Uiteindelijk dronk hij zichzelf dood, waarover Lesley opmerkte: ‘Seems like all good musicians go… that way’.
Lesley dacht nooit dat hij net zo veel talent had als Steve Tarter. Het waren moeilijke tijden en als iemand als Steve Tarter het al niet kon redden, hoe zou hij het dan wel kunnen redden? Hij speelde voor allerlei squaredances, zowel voor mensen van kleur als blanke, in en rond Burnsville en overal in het gebied van de Tri-Cities. Hij speelde en zong in de kerk. Ten minste één keer ging hij met Brownie McGhee naar de kolenkampen in het zuidwesten van Virginia en gedurende een bepaalde periode, waarschijnlijk in het begin of het midden van de twintiger jaren van de vorige eeuw, sowieso voordat hij A,P. Carter ontmoette, lijkt het erop dat hij een groot deel van de beschikbare tijd muziek maakte. Het kan simpelweg zijn geweest omdat hij op dat moment geen werk had, of omdat hij een ambitie had waar hij later zelfs de herinnering aan onderdrukte. Lesley Riddle’s uitspraak ‘when I was young, I wore the blues’ geeft een kleine hint naar die periode. Aan de andere kant is het natuurlijk ook goed mogelijk dat die uitspraak verwijst naar de moeilijke tijden die hij destijds door heeft gemaakt.
Lesley Riddle’s levensgeschiedenis loopt bijna parallel met de commerciële revolutie in de muziekindustrie: er kwamen radio- en geluidsopnamen die in de muzikale productie werden gebracht. Maar veel van wat hij als muzikant uitvoerde en hoe hij zichzelf als artiest beschouwde, kwam voort uit een muzikale en gemeenschapsomgeving voorafgaand aan deze vorm van allerlei dingen tot waarde proberen te brengen. Ooit hadden degenen die over Afro-Amerikaanse muziek schreven Lesley Riddle op een eenvoudige manier kunnen typeren. Hij zou waarschijnlijk een ‘bluesman’ genoemd worden, of misschien een gospelzanger, of wellicht iemand die ‘pre-blues’-muziek uitvoerde. Geen van deze namen is helemaal adequaat of vrij van allerlei stereotyperingen. Een deel van de muziek van Lesley Riddle komt rechtstreeks voort uit Anglo-Amerikaanse muziektradities, een deel van zijn materiaal is afkomstig uit zowel de religieuze als de seculiere muziek – Tin Pan Alley-nummers zoals ‘I know what it means to be lonesome’, of religieuze nummers zoals ‘If you see my Savior’. Sommige songs behoren tot de ‘blues’, andere tot andere stromingen in de overvloedige orale muziektradities van zowel Afrikaanse als Anglo-Amerikanen in het diepe Zuiden van de Verenigde Staten, bijvoorbeeld nummers als ‘Red River blues’, ‘Crow Jane’ en ‘The cannon ball’, of de bijna klassieke voorbeelden van ballades als ‘Titanic’. Hoewel Riddle geen jazzmuzikant was, heeft zijn muziek een duidelijke verwantschap met wat opkwam en werd uitgewerkt werd als jazz. Zijn gitaar- en pianospel zijn mooie voorbeelden van ragtime-ritmes. Om hem een bluesman, of een zanger van spirituals, een countrymuzikant of een jazzman te noemen, zou in elk geval allerlei valse veronderstellingen oproepen, zowel over hem als over het bereik en de verfijning van alle verschillende vormen van Afro-Amerikaanse muziek die zijn muziek hebben geïnformeerd.
Tegen de tijd dat Lesley Riddle zijn ontmoeting met A.P. Carter had, had hij, naar eigen zeggen, niets te doen. Hij verhuisde in hun leven en circa vier of vijf jaar later verdween hij weer. Zijn doop in ‘Jezus’ naam’ in een pinksterkerk in juni 1931 suggereert de mogelijkheid van een of andere vorm van crisis in zijn leven. Zijn volledige bekering vond plaats in september van hetzelfde jaar en ongeveer een maand later aanvaardde hij een roeping als predikant van een pinksterkerk in Kingsport. Als pinksterman kon hij muziek zingen en spelen waar hij van hield, zonder de gitaar of het volledige scala van de muzikale tradities die hij kende op te geven. Toen hij terug was in North Carolina, ging hij meestal, zoals zijn zus het zich herinnerde, van circa eind 1931 tot aan zijn huwelijk in 1937, van huis tot huis, zingend en predikend en gitaarspelend omdat er daar geen pinksterkerk was. Zijn huwelijk in juni 1937 met Allie Rhea betekende een volgende stap in zijn leven en in 1942 verhuisden ze samen naar het noorden naar Rochester, in de staat New York.

Tja hou motten je zo’n carriere as dei van Lesley aan duuden. Ik nuim het altied een net nait carriere. Ze binnen veur de fundering van de muziek heul belangriek moar hebben zelf nooit echt de top bereikt. Misschien moar goud ook want aan de top stoan en aal dei hoge bomen enz. Het verhoal rondom mensen as Lesley vind ik voak mooi. Ik mot in dit verband ook denken aan een Nederlands duo dei veur de ontwikkeling van de akoestische countrymuziek scene echt belangrijk binnen west moar zelf nait ‘de top’ hebben bereikt, moar zo’n scene zunder dei mensen er nooit kommen was!
Mooi geschreven Bert!