In mijn gedachten was het al jaren zo dat de twee optredens van Johnny Cash waarbij ik aanwezig geweest ben vlak na elkaar waren. Pas toen ik – als gevolg van een opmerking die Albert Streuding onlangs maakte – mij iets meer in deze twee optredens begon te verdiepen bleek dat er bijna 4 jaar tussen de beide optredens zat. Aan de ene kant verwonderde me dat. Aan de andere kant moet ik toegeven dat mijn beleving van beide optredens verschillend was. Het was natuurlijk zo dat ik, omdat ik eerder bij het optreden in Heerenveen was geweest – ook graag mee wilde naar het optreden in Rotterdam. Ik was destijds erg enthousiast over het optreden in Heerenveen en ‘k ben nog steeds blij dat ik erbij ben geweest. In mijn beleving was het optreden in Nighttown, Rotterdam van een geheel andere orde, dat optreden heeft veel meer indruk op mij gemaakt. Van Bert Nobbe begreep ik dat het optreden in Heerenveen werd georganiseerd door Albert Veld; het optreden waar we het in deze post over hebben werd georganiseerd door Willem Venema. Er is nog een mooie anekdote uit die tijd…

Na afloop van het optreden eiste Cash een limousine om naar zijn hotel te worden gereden. Dat was het Hilton aan het Hofplein, slechts 400 m verderop, dus Venema vond dat complete onzin en de zanger kon daar toch makkelijk naar toe lopen. Maar de tourmanager van Johnny Cash was onverbiddelijk en maakte het aan Venema duidelijk: ‘Mr Cash does not walk’.

‘Nighttown’. Een legendarisch woord voor Rotterdammers die opgroeien in de jaren negentig. Onder het felgele schijnsel van dit logo gaat jong Rotterdam los. Het neon belooft een plek waar je van alles kunt verwachten, zolang het je oren, hart en voeten maar aan het werk zet. Bijna twintig jaar lang, van 1988 tot 2006 is Nighttown the place to be. Net als Rotterdam is het poppodium continu in beweging. Hier wordt Dance groot, maar gieren ook gitaren en vloeien de rhymes. Klinkende namen en aanstormende vernieuwers in allerlei genres laten het pand aan de West-Kruiskade trillen op zijn grondvesten.

Voorafgaand aan 1994 was Johnny Cash heel langzaamaan een beetje verdwenen uit de belangstelling van het grotere publiek. De verkoopaantallen van zijn albums aan het einde van de zeventiger jaren en in de tachtiger jaren begonnen terug te lopen. Johnny Cash had gezondheidsproblemen ontwikkeld en had een terugval gehad vanwege een eerdere drugsverslaving. Voorafgaand aan de periode dat hij met Rick Rubin werkte zat Johnny Cash – met toenemende frustratie – bij Columbia Records. De toevallige ontmoeting met Rick Rubin kwam dus precies op tijd…

Frederick Jay Rubin (born March 10, 1963) is an American record executive and record producer. He is a co-founder (alongside Russell Simmons) of Def Jam Recordings, founder of American Recordings, and former co-president of Columbia Records. Rubin helped popularize hip hop by producing records for acts such as the Beastie Boys, Geto Boys, Run-DMC, Public Enemy, and LL Cool J. He has also produced hit records for acts from a variety of other genres, predominantly heavy metal (Danzig, Metallica and Slayer), alternative rock (the Cult, Red Hot Chili Peppers, Rage Against the Machine, the Strokes and Weezer), hard rock (Audioslave and Aerosmith), nu-metal (Linkin Park, System of a Down), and country (Johnny Cash and the Chicks). In 2007, Rubin was called ‘the most important producer of the last 20 years’ by MTV and was named on Time’s list of the ‘100 Most Influential People in the World’.

Ergens tussen 1990 en 1994 maakte Johnny Cash kennis met producer Rick Rubin. Het gevolg van deze ontmoeting was het album ‘American Recordings’. We hadden allemaal het album al lang en breed in huis gehaald en diverse keren beluisterd. Het album was anders dan alles wat ik eerder van Johnny Cash had gehoord. Het was een sober album; rauwer en intenser dan ik eerder van Johnny Cash had gehoord. Ik was diep onder de indruk! Op Wikipedia is een mooie toelichting op de ontmoeting tussen Cash en Rubin te vinden.

Cash was approached by producer Rick Rubin and offered a contract with Rubin’s American Recordings label, better known for rap and heavy metal than for country music. Rubin had seen Cash perform at Bob Dylan’s 30th anniversary concert in late 1992, and felt Cash was still a vital artist who had been unfairly written off by the music industry. Suffering from health problems and recovering from a relapse of his drug addiction, Cash was initially skeptical. The two men soon bonded, however, particularly when Rubin promised Cash a high level of creative control. Rubin told the singer: ‘I would like you to do whatever feels right for you’, and Cash decided to record the first solo album of his career without any accompanying musicians. ‘Sitting and talking and playing music… that was when we got to build up a friendship’, Rubin recalled. ‘My fondest memories are just of hanging out and hearing his stories. He didn’t speak much but, if you drew him out, he seemed to know everything. He was shy and quiet but a wise, wise man’.

‘American Recordings’ was in alle opzichten een groot succes. Zowel commercieel als artistiek was het album de start van de opleving van de muzikale carrière van Johnny Cash. Vrijwel overal werd het album enthousiast ontvangen (en dat is zwak uitgedrukt). ‘American Recordings’ werd het startpunt van een reeks albums die in dezelfde sobere en kale stijl werden opgenomen. Wat dat betreft hing er sowieso al een andere sfeer rond het optreden in Nighttown in Rotterdam dan rond het optreden in het Thialf Stadion in Heerenveen. We hadden het idee dat zelfs de leeftijdssamenstelling (de demografie) van het publiek in Rotterdam anders was dan die in Heerenveen; met als conclusie dat de gemiddelde leeftijd van het publiek in Rotterdam lager was dan die in Heerenveen…

Het was dan ook geen wonder dat Kees Jansen, Bert Nobbe en ik alle drie besloten dat we het optreden van Johnny Cash in Rotterdam beslist niet wilden missen. In de weken voorafgaand aan het optreden waren we ons meer en meer aan het verheugen op datgene wat zou gaan komen en hoe geweldig dat het uiteindelijk zou worden.

Op een warme zomerdag in juni 1994 zorgden we ervoor dat we op tijd in Rotterdam aanwezig waren. De verwachtingen waren hooggespannen en we werden niet teleurgesteld. Fotograferen en/of geluidsopnamen maken werd niet toegestaan. Begrijpelijk, maar ook wel een beetje jammer. Het mooiste was dat we alle drie een plekje vooraan vonden, op een hele kleine afstand van het podium. Je zou bijna kunnen zeggen dat we de man aan hadden kunnen raken, zo dichtbij stonden we! En hoewel het optreden ondertussen bijna 30 jaar geleden plaats heeft gevonden is nog steeds de setlist van die avond terug te vinden.

Iets verder naar beneden heb ik de opname van ‘Redemption’ geplaatst. Dit is een opname van één van de songs van het optreden van Johnny Cash in Nighttown, Rotterdam op 30 juni 1994. Ik kreeg een tip van Bert Nobbe dat deze opname op YouTube te vinden was…

Tijdens het akoestisch blokje in het concert (het gedeelte waarin de songs van ‘American Recordings’ gezonden werden liet het geluid het afweten. Onze vriend Bert was het daar niet mee eens en was van plan om dat op duidelijke wijze aan de geluidsman uit te kunnen leggen. Kees Jansen en ondergetekende hebben hem daarvan weten te weerhouden. Bert heeft de rest van de avond een plekje ‘aan de voeten van de meester’ gehad (heel erg dicht vooraan bij het podium dus)…

Voor degenen die het album ‘American Recordings’ in de kast hebben staan zal het duidelijk zijn dat er deze avond meerdere songs van dat album zijn uitgevoerd. Een verstandige zet uiteraard. Voor ons drieën was het na afloop van het optreden duidelijk… We hadden iets uitzonderlijks meegemaakt, iets waar we jaren later nog eens met een goed gevoel aan terug zouden kunnen denken. Dat we gelijk hadden voor wat betreft onze mening blijkt wel uit het grote aantal knipsels die ik heb kunnen vinden naar aanleiding van het optreden van Johnny Cash in Nighttown, Rotterdam.

Met wat hulp van Bert Nobbe kwamen nog twee videoclips boven water. De eerste is een filmpje waarin Johnny Cash z’n handafdrukken plaatst in een betonnen tegel. De tegen was bedoeld voor een ‘walk of fame’ in de buurt van Nighttown, Rotterdam. Waar de tegel tegenwoordig verblijft is onbekend. Het tweede filmpje is de uitvoering van ‘Delia’s gone’ zoals Johnny Cash die tijdens het optreden zong.

Knipsel uit het Algemeen Dagblad van 24 juni 1994.
Eenmalig concert van legende Johnny Cash
ROTTERDAM – Johnny Cash wordt al in de jaren vijftig gezien als een van de grootste country & western sterren aller tijden. Ook decennia later heeft hij nog niets aan populariteit ingeboet. Onlangs kwam zijn nieuwste cd uit, met daarop eigen composities en materiaal van onder anderen Nick Lowe, Leonard Cohen en Tom Waits. Op 30 juni is de koning van de country & western voor een eenmalig concert in het Rotterdamse Nighttown. ‘The man in black’ zoals Johnny Cash ook wel wordt genoemd vanwege zijn zwarte kledij en dito kijk op de wereld, schreef aan het begin van zijn carrière geschiedenis met een reeks rockabilly nummers. Twintig jaar later, in 1969 scoorde hij een wereldhit met ‘A boy named Sue’, afkomstig van een elpee die Cash in de San Quentin-gevangenis opnam. Spraakmakend was ook een duet met Bob Dylan, die in de nog conservatieve country & western wereld veel stof deed opwaaien. Na vele jaren met zijn gezondheid te hebben gesukkeld – hij was verslaafd aan alcohol en peppillen – moest Cash eind 1988 een openhartoperatie ondergaan, waarvan hij voorspoedig genas. Hij maakte een comeback met het album ‘The mystery of life’, maar echt verrassend was het feit dat hij in 1993 onder contract kwam van producer Rick Rubin. Ondertussen liet U2 hem een nummer inzingen op hun album ‘Zooropa’. De cd ‘American Recordings’, waarop cash eigen nummers zingt en ook liedjes vertolkt van onder anderen Nick Lowe, Loudon Wainwright III en Glenn Danzig, wordt door critici gezien als het hoogtepunt van zijn carrière. In het voorprogramma treedt zijn vrouw, de country-zangeres June Carter-Cash op. ♦ 30/6, aanvang 20:15 uur. Kaarten (ƒ 50,- plus lidmaatschap) verkrijgbaar bij onder meer de landelijke VVV-bespreekbureaus.
Knipsel uit De Volkskrant van 24 juni 1994.
Johnny Cash is als een kind dat examen doet
Johnny Cash is als een kind dat examen doet. Het onlangs verschenen album van Johnny Cash heeft niets protserigs of pretentieus. ‘American Recordings’ is het werk van een gewone man die zijn gitaar hanteert met een oersimpele techniek. Dertien songs, over de keerzijde van bevrijding en verlossing. Een telefonisch onderhoud met ‘The man in black’, die donderdag optreedt in Rotterdam: ‘Ik heb het gevoel dat alles eindelijk weer vanzelf komt’. God leeft. Wanneer hij zich niet schuilhoudt in het zwerk, woont hij in de stem van Johnny Cash. Ook als de zanger ’s ochtends om een uur of elf aan de telefoon hangt, sprekend vanuit zijn hotelkamer in Kopenhagen. Hij moet de keel soms schrapen, de dag is nog niet echt op gang gekomen, net als zijn zoveelste tournee door Europa. Maar de toon van zijn stem verraadt vriendelijkheid en kracht, de levenslust van iemand ‘who’s been there’ de gemoedsrust van iemand die ze niks meer kunnen maken. Hij heeft alle tijd van de wereld. ‘Good day to you, sir!’ Zijn onlangs verschenen ‘American Recordings’ is geen nieuwe, blinkende plaat geworden van een van de meest bijzondere artiesten die de countrymuziek rijk is. ‘American Recordings’ is een plaat van een gewone man die zijn gitaar hanteert met een oersimpele techniek. Geen opsmuk, geen tierlantijnen. Dertien songs die dodelijk direct zijn. Johnny Cash heeft 62 jaar moeten worden om te kunnen doen wat hij altijd al in zijn hoofd had. Colporteur is hij geweest en verkoper van gereedschap, hij veegde de vloer van een autofabriek in Detroit en diende, vier jaar lang, de United States Airforce in Duitsland. Hij heeft armoede gekend en herinnert zich levendig hoe het was om als kind halve etmalen katoen te plukken, hou te hakken, achter de ploeg te sjouwen. Nadat hij, in het midden van de jaren vijftig, had getekend bij het Sun-label waarop ook die andere Grote Stem uit de popgeschiedenis zijn kunsten liet horen, was er succes en nog meer succes. Hij verzoop erin, zoals ook Elvis Presley zou verzuipen. Maar Cash kon nog overeind kruipen, om vervolgens schouderophalend te constateren dat succes dus weinig meer is dan een ellendige situatie ‘waarin men zich druk moet maken om alles, behalve om geld’. Country is oprechtheid definieerde Hank Williams ooit. Als dat klopt, is Johnny Cash het spoorlang bijster geweest. Daarvoor hoef je maar te luisteren naar zijn modale verrichtingen in de jaren tachtig, en te rillen bij aanhoren van een plaat als ‘Highwayman’. Op dat uit 1985 daterende album ging hij de samenwerking aan met Willie Nelson, Kris Kristofferson en Waylon Jennings. Het is een even klef als treurig dieptepunt in zijn toch al door wisselvalligheid gekenmerkte loopbaan. Maar om goed te kunnen zijn, moet je weten wat slecht is. Inderdaad, geeft hij toe, ‘het is een tijdje vervelend geweest. De afgelopen tien jaar, misschien zelfs iets langer’. In 1986 werd hij gedumpt door platengigant CBS, na een verbintenis die 28 jaar had geduurd en waarbij Cash zich meestal loyaal en inschikkelijk had getoond. Het verkapte ontslag leidde tot een aanval van woede bij menig collega. Of trouw dan echt niks meer waard was. Treffend verwoordde zanger Dwight Yoakam de toorn van zowel de oude als de nieuwe generatie country-artiesten CBS zette Cash aan de kant? Dat kon helemaal niet: ‘he paid for their Nashville building’. Een jaar later werd Cash opgenomen met hartklachten in het ziekenhuis. Voorpaginanieuws. Ze wisten nog precies wie hij was, en dat deed goed. Thans vergaat het ‘The man in black’ uitstekend. Het klopt weer, zijn leven, zijn muziek. ‘Ik heb het gevoel dat alles weer vanzelf komt. Het openen van deze plaat is geen worsteling geweest, verre van dat’. Cash heeft het altijd gewild, maar nooit durfde een platenmaatschappij het risico aan: het maken van een album waarop hij te horen met zijn gitaar, en verder niks. ‘Ze waren altijd maar weer bezorgd of het zou verkopen en of de radio het zou draaien, over de Top 40-kind of thing’ zegt de man die in een kwart eeuw tijds op de kop af 58 liedjes in de hitlijsten deed belanden. Zo’n volslagen gebrek aan durf tekent de kleinzieligheid van de platenindustrie. ‘Omdat het Unplugged-gedoe in de mode kwam, wilden ze me ditmaal wel een kansje geven’. Jawel, en ze zouden zich dood moeten schamen. Maar Cash krijgt geen onvertogen woorden over zijn lippen. Rick Rubin, veelgevraagd producer in de hedendaagse popmuziek en vooral bekend om zijn scheurende en ongepolijste sound, wilde graag werken met Johnny Cash. En iedereen wil graag werken met Rick Rubin. ‘Maar toen ze me vertelden dat Rubin in me geïnteresseerd was, had ik nog nooit van hem gehoord’. Cash maakte en lange lijst van liedjes die hij wilde vastleggen. Werk van zichzelf, klassiekers en traditionals. Om de producer een beetje te laten horen wat hemzelf voor ogen stond, speelde Cash een eigen bewerking van het oude ‘Oh bury me not’. De laatste noot was verklonken en Rubin zei: ‘Ik wil dat op de plaat, precies zoals u het nu speelt’. ‘Thrilled to death’ was Cash geweest. Een kind dat examen doet. ‘Ik dacht: als ie d’r eentje leuk vindt, vindt ie er vast wel meer mooi. Op zeker moment hadden we het dus over een plaat waarop vijf van zulke akoestische songs zouden komen te staan, en vijf met een band. Maar eh, hoe meer we opnamen, hoe vaker het juist leek om het alleen maar met de gitaar te doen’. Negen maanden lang zijn er opnamen gemaakt, een deel in Rubin’s huiskamer en een deel in de ‘recording cabin’ van Cash. Zelfs ‘Hobo Bill’s last ride’ het liedje dat hem in zijn vroegste jeugd deed besluiten te gaan zingen, is vastgelegd. Maar het staat niet op ‘American Recordings’. Het paste niet in de sfeer, en ‘je moet de luisteraar niet te veel ineens voorschotelen’. ‘Als we hierna nog twee of drie platen willen uitbrengen met soortgelijk materiaal, dan kan dat. Er is lekker veel: een hoop gospel, gevangenisliederen, western-nummertjes’. Verontschuldigend: ‘ik wilde eindelijk eens wat doen met het enorme repertoire aan prachtige liedjes dat ik in mijn achterhoofd heb zitten’. Hij lacht hard bij de vraag of ‘American Recordings’ (en wat daarvan nog zal volgen) moet uitgroeien tot een monument in de Amerikaanse muziekgeschiedenis. ‘Dat is een heel boude bewering, dat zul je mij niet horen zeggen’. Na een ogenblik van stilte: ‘Voor mij persoonlijk is het wel een monument, ja’. Kritiek oogstte hij volop in de jaren zeventig, toen hij duidelijk maakte aan iedereen die het wilde horen (maar vooral aan degenen die het niet wilden horen) dat hij was teruggekeerd naar het geloof dat hem met de paplepel was ingegoten. Niet alleen zijn vrouw, zangeres June Carter, had hem uit de goot getrokken, nee – God had hetzelfde gedaan, en die trok nog veel harder. ‘I don’t talk religion’, zegt hij nu. Die term is hem te beladen, doet te veel denken aan het dolgedraaide fanatisme van tv-dominees. ‘Maar ik heb groot vertrouwen in God, zonder hem zou ik niet leven and all that’. Duisternis is een belangrijk ingrediënt in de liedjes op ‘American Recordings’, bloederigheid in overvloed, maar dat kan ‘omdat ik ook altijd de keerzijde laat zien, de kant van bevrijding en verlossing’. Zelf vindt hij Kris Kristofferson’s ‘Why me Lord’ de meest essentiële bijdrage aan de plaat. ‘Het is een heel nederig gebed. In het geloof is nederigheid het meest vitale element, denk ik. Een element dat een hoop mensen lijken te missen, dat zal vast ook wel voor mijzelf gelden’. Van een pijnlijk soort eerlijkheid noemt hij de wijze waarop hij tegenwoordig muziek maakt. Op ‘American Recordings’ mocht niets klinken als een Uitvoering, als een Optreden. Maar de keren dat het over moest, kon hij nog tellen. Het is hem meegevallen. ‘Maar vooraf leek dit werkelijk e moeilijkste plaat te worden uit mijn bestaan. Omdat ik wilde dat elk liedje vloeiend klinken zou. Vloeiend, persoonlijk, oprecht’. ‘Just me and my thumb on the guitar’, hij zegt het en zo is het geworden, je kan dat wel gaan vertalen, maar niemand zegt het beter dan Johnny Cash zelf: ‘Like just me singing a song to you’. – Henrico Prins. Johnny Cash speelt donderdag 30 juni in Nighttown, Rotterdam. Johnny Cash: American Recordings. American 9 45520-2 (voorlopig alleen import).
Knipsel uit het Algemeen Dagblad van 29 juni 1994.
De tweede jeugd van Johnny Cash
De tweede jeugd van Johnny Cash. Kan iemand op 62-jarige leeftijd aan zijn tweede jeugd beginnen? Als dat inderdaad mogelijk is, moet Johnny Cash het levende bewijs zijn. Aan de vooravond van zijn Europese tournee bevindt hij zich in Denemarken. Morgen geeft hij een eenmalig concert in Nighttown in Rotterdam. Met een stem die door levenservaring diep en grofkorrelig is geworden, maar toch opvallen vitaal klinkt, neemt hij de telefoon op in zijn hotelkamer: ‘Goedemorgen. Dit is Johnny Cash’. Tot voor kort werd de Amerikaanse vertolker van hits als ‘Ring of fire’, ‘I walk the line’, en ‘A boy named Sue’ nog beschouwd als een van de vele (bijna) vergeten helden uit de geschiedenis van de popmuziek. Halverwege de jaren vijftig legde hij met onder andere Elvis Presley, Roy Orbison, Carl Perkins, en Jerry Lee Lewis in de legendarische Sun Studio’s van Sam Phillips in Memphis het fundament voor de rock & roll. ‘Of wij ons daarvan destijds bewust waren?’ zegt Cash nu: ‘Nee, mijn jongen, nee. Ik kwam er zo’n twintig jaar later pas achter toen mensen van de pers me daarop wezen. De wortels van rock & roll, zeiden ze. Ik wist niet eens dat rock & roll wortels had. Wij dachten in die tijd helemaal niet na over de toekomst, alleen aan het moment zelf. We hadden gewoon een heleboel lol. In de studio’s in Memphis ontbrak de klok aan de muur. Muzikanten konden doorgaan hoe lang zij wilden. En ze konden spelen wat ze maar wilden. Naast de Sun Studio’s was een klein café. Daar dronken we koffie of cola en aten we hamburgers. Niemand van ons deed gekke dingen. Niemand van ons dronk zelfs maar een druppel alcohol’. Later zou dat veranderen. Johnny Cash stond in de jaren zestig bekend om zijn excessief gebruik van verdovende middelen en alcohol. Zijn donkere periode, zoals hij die tijd tegenwoordig noemt, duurde ongeveer tot halverwege de jaren zeventig. Zijn huidige echtgenoot June Carter, lid van het country & western-gezelschap The Carter Family, redde hem uit de goot. Hij was haar dankbaar, maar zijn herstel schreef hij voor het grootste deel toe aan God. Jarenlang zong Johnny Cash bij wijze van eerbetoon wat hij typeert als ‘fraaie country gospel’. CD’s met ander, minder godvruchtig werk flopten genadeloos. Het artistieke herstel werd vorig jaar ingezet. De countryster zong een nummer op Zooropa, de laatste cd van de populaire Ierse rockgroep U2. Niet veel later kwam hij in contact met Rick Rubin, producer van Red Hot Chili Peppers, Mick Jagger en Run DMC en eigenaar van American Recordings dat groepen als Black Crows, The Jayhawks en Raging Slab onder contract heeft. Rubin heeft er mede voor gezorgd dat Johnny Cash wee volop in de schijnwerpers staat. Hoewel het imago van de 62-jarige muzikant ook zeker een rol zal hebben gespeeld. Een sleutellied uit zijn repertoire is ‘The man in black’, waarin hij min of meer verkondigt zich in zwarte kledij te hullen om te sympathiseren met het leed van anderen. Met zo iemand kan de jeugd, die Cash overigens veel hoger aanslaat dan zijn eigen generatie, zich identificeren. ‘Ben ik de hipste opa van de popmuziek?’ zegt Johnny Cash enigszins verbaasd. Hij kan er hartelijk om lachen. Zo hartelijk zelfs dat het hotel in Denemarken bijna op zijn grondvesten moet schudden. ‘Dankjewel, dankjewel’. Het is een vreemd gevoel, vindt Cash wanneer je als oude man opeens met een jong publiek wordt geconfronteerd. ‘Ik ben dan ook voorzichtig met de aandacht die ik op dit moment krijg. Ik ben de eerste die beseft dat het misschien niet voor eeuwig kan duren. Dat ik maar eventjes weer in de mode zal zijn, kan ik me heel goed voorstellen. Er zitten twee generaties tussen mij en het publiek. Ik ben van een ander plaats en een andere tijd. Als het morgen weer is afgelopen, zal dat me geen pijn doen’. Ondanks Rubin’s stijgende faam in de muziekindustrie kende Cash zijn huidige platenbaas niet. En Rubin was voornamelijk geïnteresseerd in de ‘mythe’ Cash. Onoverkomelijke problemen leverde dat echter niet op. ‘American Recordings’, de eerste vrucht van hun samenwerking, ligt nu in de winkels. De dertien nummers van de cd, ondermeer geschreven door Tom Waits, Leonard Cohen en hardrocker Glenn Danzig, zijn sober opgenomen: alleen Johnny Cash en zijn akoestische gitaar zijn te horen. Voor Cash zelf is ‘American Recordings’ een droom die werkelijkheid werd. Zo’n plaat heeft hij altijd al willen maken, maar de platenfirma’s zagen er geen brood in. ‘In Amerika denken de mensen altijd aan Top 40-radio’, vertelt hij. ‘Als muziek daar niet kan worden gedraaid, houdt het voor hen op. Vooral in Nashville, waar ik mijn thuisbasis heb, worden trens nauwlettend in de gaten gehouden. Ik heb me jarenlang op die trends moeten richten. Geloof me: ik ben het afgelopen decennium doodgegooid met statistieken over het publiek van 18 tot 35 jaar. Lange tijd heb ik de vrijheid van expressie moeten ontberen. Totdat Rick Rubin mij belde’. De eerste keer dat Johnny Cash bij zijn producer thuis was, zette Rubin een microfoon voor zijn neus. ‘Laat maar eens horen wat je zou willen opnemen’, zei hij. Nadat Cash ‘Oh bury me not’ had gespeeld, was Rubin’s commentaar: ‘precies zo wil ik het op de plaat zetten’. De andere nummers volgden snel. De zanger was verrast. Aangenaam verrast. ‘Al is luisteren naar de cd een pijnlijke ervaring voor mij’, laat hij weten. ‘De muziek is pijnlijk eerlijk. Elke fout kun je horen, evenals alle doffe en scherpe noten’. ‘American Recordings’ heeft, ondanks of misschien juist dankzij de eenvoudige aanpak, een grimmige sfeer. Cash: ‘Ik weet dat de nummers zelden of nooit luchtig zijn. Inderdaad; ze grijpen stuk voor stuk terug naar mijn donkere periode. Het zijn stukje van het leven zoals ik het gezien en gekend heb. Maar ik heb ook van mezelf een donkere kant. Van nature. Die raak ik nooit meer kwijt. Op de plaat heb ik het gewoon over goed en kwaad. De twee honden op de hoes heb ik ‘Zonde’ en ‘Verlossing’ genoemd. De een is zwart met witte strepen en de andere is wit met zwarte strepen. Dat ben ik, weet je. Ik heb een donkere kant, maar zelfs die is niet helemaal zwart. Als ik goed ben, ben ik nooit voor de volle honderd procent goed. Wat zeg je? Net als een mens? Precies, dat probeer ik duidelijk te maken. Dat is de reden waarom anderen zich na veertig jaar nog steeds kunnen spiegelen aan mijn muziek’. Johnny Cash wist als peuter dat hij een beroemd zanger zou worden. Vanaf het moment dat hij zijn eerste liedje met zijn moeder zong. Als tiener zou hij de liedjes van Ernest Tubb, Hank Snow en Jimmie Rodgers spelen bij een vriendje thuis, wiens huis zich aan de andere kant van zijn toenmalige woonplaats Arkansas bevond. Pas toen het donker was, ging hij weer naar zijn ouderlijke woning. Johnny Cash zong de hele weg naar huis liedjes, om maat niet aan de duisternis te hoeven denken. Al zingend de donkerte op een afstand houden: het lijkt een passende metafoor voor de loopbaan van Johnny Cash. ‘Eerlijk gezegd heb ik daar nooit over nagedacht’, bekent hij, ‘maar er zit iets in. Wat ik doe is als fluiten als je langs het kerkhof loopt. Nee ik draag het gewicht van de wereld niet mee op mijn schouders. Ik heb helemaal geen gewicht op mij rusten. Ik ben een entertainer en heb plezier in wat ik doe. Ik leef voor die paar minuten op het podium. Vandaag of morgen, wanneer ik maar moet spelen. Daar kijk ik naar uit. Ik bekommer me niet om het lot van de wereld. De wereld is langzaam kapot aan het gaan en ook ik kan haar niet repareren’. ♦ David Kleijwegt
Knipsel uit Het Parool van 1 juli 1994; de dag na het concert.
Cash tussen kunst en kitsch
Cash tussen kunst en kitsch Johnny Cash, gehoord: 30/6, Nighttown, Rotterdam Halverwege de avond was het tijd voor wat geschiedenis. Hij vertelde dat lang geleden binnen de countrymuziek drums verboden waren. Volstrekt verboden. De jonge Johnny Cash had er wat op gevonden. De oude liet gisteren even zien wat en schoof een blaadje papier tussen de snaren van zijn akoestische gitaar. Inderdaad, het geluid dat zo ontstaat, lijkt verdacht veel op dat van een snare-drum. Nog altijd trots op zijn vondst keek Cash de zaal rond. ‘And this is us, way back in ‘55’. Waarop een prachtige uitvoering volgde van ‘I walk the line’, zijn allergrootste hit. Dergelijke geschiedenislesjes hebben zin, want Johnny Cash, de 62-jarige countryzanger die ooit nog met Elvis en Jerry Lee in Memphis aan de wieg stond van de rock ‘n’ roll, heeft een nieuw publiek aangeboord. Ook in Nederland, waar gisteren in het Rotterdamse Nighttown met cowboyhoeden uitgeruste vijftigers zij aan zij stonden met jongeren die je eerder zou verwachten bij een hip hop- of grunge-concert. De reden van Cash’ crossover naar een nieuw en vooral jong publiek schuilt voor een groot deel in zijn samenwerking met Rick Rubin, de hipste Amerikaanse platenproducer van het moment, bekend van zijn werk met acts als de Beastie Boys, Mick Jagger en de Red Hot Chili Peppers. Opvallend is dat Rubin op ‘American Recordings’ geen enkele poging heeft gedaan om Cash modern te laten klinken. Integendeel, hij nam de zanger op in diens eigen huiskamer, zichzelf begeleidend op een akoestische gitaar. ‘American Recordings’ is een in al zijn eenvoud indrukwekkende, zij het nogal grimmige plaat. Ook in Nighttown waren het de solonummers die de meeste impact hadden. Met een meer dan diepe, bijna onderaards rommelende stem bezong Johnny Cash de strijd tussen goed en kwaad, country-thema bij uitstek. In het van Kris Kristofferson geleende ‘Why me Lord’ riep christenmens Cash zijn hemelse vader aan: even daarvoor had hij de hoofdfiguur uit het zelfgeschreven ‘Delia’s gone’ nog uitgebreid laten vertellen hoe deze zijn vrouw met een geweer naar een andere wereld had geholpen. Na haar eerst op een keukenstoel te hebben vastgebonden. Zulke schijnbare tegenstrijdigheden zijn alleen mogelijk binnen de country and western. Net zoals het alleen daar mogelijk is van prachtmuziek even een overstapje te maken naar regelrechte kitsch. Onder die laatste noemer viel in Rotterdam zeker de bijdrage van Cash’ vrouw June Carter. Gehuld in een gewaad dat geleend leek van gebedsgenezeres Yomanda zette ze zich aan valser dan vals klinkend ‘Will the circle be unbroken’. Schitteren was weer wel het rondje greatest hits waarmee Cash, begeleid door een drietal uiterlijk onbewogen cowboys, de avond afsloot. En voor dar nieuw verworven, jonge publiek was hij best bereid voor de 12.876.497e keer nog eens ‘A boy named Sue’ te spelen.  ♦ Peter van Brummelen
Knipsel uit het Nieuwsblad van het Noorden van 1 juli 1994; de dag na het concert.
Een geheel herboren Johnny Cash (62) bezorgt kippenvel
Een geheel herboren Johnny Cash (62) bezorgt kippenvel Dankzij het lopende toernooi om de wereldtitel krijgt de onvoorspelbaarheid van het voetbal opeens nieuwe glans. Maar doet de popmuziek daarvoor onder? Neem nu weer The Stones die hun hele uitgekookte comeback-campagne zien gedwarsboomd door een danig tegenvallende belangstelling in Amerika voor hun op stapel staande ‘Voodoo Lounge Tour’. Wie had dat ooit gedacht? In historisch perspectief zo mogelijk nog verrassender is de wederopstanding van countryzanger Johnny Cash, die gisteravond Nighttown in Rotterdam trakteerde op (voorlopig) de happening van het jaar. De berichten over zijn nieuwe elan waren reeds vooruitgesneld, maar de werkelijkheid bleek zowaar nog mooier dan alle juichverhalen. Op 62-jarige leeftijd, na vele jaren als passe te zijn versleten, is The Man In Black plotseling weer zo hot als hij in de tweede helft van de jaren vijftig was, net zo actueel zoals pakweg The Lemonheads, Rage Against The Machine of The Afghan Whigs. Totaal onverwacht heeft Johnny Cash bewerkstelligd wat zijn genregenoot Garth Brooks nog niet is gelukt: het oogsten van ‘intellectuele’ waardering voor een unieke hoeveelheid klasse en kwaliteit. Die forse opwaardering is deels het werk van erkend trendsetter Rick Rubin, de producer van Cash’ nieuwe album ‘American Recordings’, waarop alles om de eenvoud draait. Daaraan vooraf ging een soort heiligverklaring van de politiek correcte veteraan uit Nashville door U2 via diens gastrol op de langspeler ‘Zooropa’ plus – misschien wel het belangrijkste – Johnny’s omslag naar een veel gezondere levenswandel. Al die frisse impulsen bij elkaar hebben ervoor gezorgd dat deze oude cowboy weer een dampende saloon naar geheel zijn hand kan zetten, kan betoveren. Johnny Cash heeft nooit verlegen gezeten om de nodige zelfverzekerdheid, maar de scherpte wilde nog wel eens ontbreken. Zo niet in de tjokvolle braadpan die Nighttown gisteravond twee uur lang was. Aanvankelijk zichtbaar verrast door het enthousiasme van wat bepaald niet oogde als een traditioneel country-publiek pakte hij zodanig uit dat na afloop iedereen nog uren met kippenvel moet hebben rondgelopen. Anders dan voorspeld opende Cash – ’s middags als 100ste beroemdheid gestrikt voor een tegel op de Walk of Fame naast het Maritiem Museum – niet met repertoire van zijn jongste pronkstuk. Pas na een klein half uur ‘goud van oud’ (als ‘Folsom prison blues’, ‘Get rhythm’, ‘Ring of fire’) mochten zijn vier begeleiders (onder wie zoon John Carter als gitarist en tweede stem) inrukken en ging de robuuste maestro met de donkerbruine stem en de zwarte humor zitten voor een greep uit ‘American Recordings’. Door dat gedeelte met ‘Delia’ te beginnen gaf hij ook aan waarom hij met ‘Folsom prison blues’ (uit 1956) de zaal had verwelkomd. Alsof hij zeggen wilde: ‘Toen kwam ik al even ruig en bloeddorstig uit de hoek als tegenwoordig’. Zelfs de onvermijdelijke verschijning van wederhelft June Carter betekende dit keer geen ernstige ‘verzoeting’. Met ‘Jackson’ (denk aan Nancy Sinatra en Lee Hazlewood) werd direct de toon gezet voor een pittig intermezzo, dat met vier nummers (waaronder Dylan’s ‘It ain’t me babe’) precies lang genoeg duurde. Vervolgens kwam er weer een portie verse waar (als ‘Why me Lord’ van Kris Kristofferson) en rondde Johnny Cash stijlvol af met een sliert toegiften, waarvan de klassiekers ‘A boy named Sue’ en ‘San Quentin’ (uiteraard) de meeste respons oogsten. Voordat hij op onnavolgbare wijze zakelijk wuivend afscheid had genomen had hij een spoedige terugkeer beloofd. Nu maar hopen dat het daarvan komt. ♦ Louis du Moulin
Knipsel uit NRC Handelsblad van 1 juli 1994; de dag na het concert.
Gruwelen op die akkoorden
Zanger Johnny Cash: een beest in behoudend countryland Gruwelen op drie akkoorden Concert: Johnny Cash. Gehoord: 30/6 Nighttown, Rotterdam Zijn gitarist droeg een zwarte cowboyhoed voor de juiste mysterieuze schaduw. Johnny Cash heeft dat niet nodig. De diepliggende ogen onder het koninklijke voorhoofd hebben al meer dan vijfentwintig jaar een vanzelfsprekende dreiging. Cash (62) is nog altijd de ‘Man in black’, de vertolker van het zwartgallige levenslied, de schrijver van klassieke nummers ‘I walk the line’ en ‘San Quentin’, die niet meer dan drie akkoorden beheerst en daar nog steeds zijn epische teksten mee ondersteunt. Zo bleek gisteravond in Nighttown, Rotterdam, waar Johnny Cash in open geknoopt overhemd met gouden ketting en oude cowboylaarzen optrad met zijn band. Het was een familieaangelegenheid in de beste country-traditie, met zoon John Carter op akoestische gitaar en vrouw June Carter voor een paar nummers zingend naast haar man. Verder was er een drummer ‘nog uit de band van Carl Perkins’, een veteraan op staande bas die speelde alsof hij haken aan zijn vingertoppen had, en de man met de zwarte hoed en de bloedrode gitaar die de rinkelende intro’s en de solo’s verzorgde. Zoon John belichaamde de generatiekloof. Hij sprong op en stampte het ritme met zijn voet, terwijl zijn vader en de twee andere gitaristen nagenoeg onbeweeglijk bleven. De weergave van hits als ‘A boy named Sue’ en ‘Ghostriders in the sky’ was zacht, met een scherp gearticuleerd geluid voor Cash’ stem. Halverwege het concert was er een solo-act waarin Cash, zittend op een barkruk, solo een aantal nummers van zijn nieuwe cd ‘American Recordings’ speelde. Openend met het laconiek gebrachte gruwelverhaal ‘Delia’s gone’, over een man die zijn vrouw op een stoel bindt en doodschiet, gaf Cash met tergende timing waar hij steeds wat later inzette dan verwacht, de songs een huiveringwekkende sfeer. De spanning werd doorbroken met onderonsjes met het publiek, en toelichtingen op de songteksten. Voor ‘American Recordings’ had hij nummers opgenomen van uiteenlopende songschrijvers als Tom Waits, Glenn Danzig, Nick Lowe, Loudon Wainwright III en zichzelf, met een verbindend thema: ‘sin and redemption’, zonde en verlossing. ‘Want als er geen verlossing was, dan was ik hier niet vanavond’, zei Cash. Zijn duistere kanten, waar hij hier op doelde, zijn nog altijd aanwezig, zo blijkt uit de teksten op ‘American Recordings’ over ‘Redemption’ en ‘The beast in me’: ‘The beast in me is caged by frail and fragile bars (-) restless by day and by night / rants and raving at the stars / everybody knows / they’ve seen him out dressed in my clothes’. Na zijn solo-act kwam, in lang wit gewaad, June Carter op. Johnny Cash legde voor de gelegenheid zijn gitaar opzij en stond stram naast zijn uitdagende echtgenote. Met complementaire stemmen, hij diep en vader-lijk, zij ordinair en grauwend, zongen ze hun succes ‘Jackson’, Dylan’s ‘It ain’t me babe’ en ‘Will the circle be unbroken’. Het was het enige nummer dat door het overigens enthousiaste publiek niet werd opgepikt. Men voelde zich blijkbaar niet geroepen dit lijflied van behoudend country-land uit volle borst mee te zingen. ♦ Hester Carvalho
Knipsel uit De Volkskrant van 2 juli 1994; de tweede dag na het concert.
‘The man in black’ in blakende vorm
‘The man in black’ in blakende vorm Cash ontroert met Greatest Hits Johnny Cash, Nighttown Rotterdam Wie een jaar geleden had voorspeld dat de meest besproken zanger van 1994 ene Johnny Cash zou zijn, zou niet bepaald serieus zijn genomen. Jaren hadden we niets meer van hem gehoord. Goed, af en toe maakte hij nog wel eens een plaat, maar sinds Columbia hem in 1986 na 28 jaar de deur wees, leek het gedaan. Niet dat we hem echt vergeten waren, maar Johnny Cash was langzaam verworden tot een legende, zo’n grote naam uit de Amerikaanse popgeschiedenis die vaak met veel ontzag wordt genoemd, maar altijd op een toon alsof de man al jaren dood is. Sinds het net verschenen album ‘American Recordings’, mag ‘The man in black’ zich weer verheugen in de grootst mogelijke aandacht van alle media: radio en televisie stonden zich donderdagavond te verdringen in Nighttown om iets van de inmiddels tweeënzestig jarige zanger te kunnen vastleggen. Terwijl iedere krant of tijdschrift hem dezer dagen in alle toonaarden heeft bejubeld. Wat ‘American Recordings’ zo bijzonder maakt is dat je er op kunt horen dat Johnny Cash weer lol heeft in het zingen. Dat is vooral de verdienste van producer Rick Rubin die de man weer het zelfvertrouwen heeft gegeven dat hij al jaren kwijt was. Zijn talloze fans, onder wie velen van pensioengerechtigde leeftijd, waren zonder die plaat ook wel naar Nighttown gekomen, maar of ze Cash ook dan in zo’n blakende vorm hadden gezien is nog maar de vraag. ‘Folsom prison blues’, ‘I walk the line’ en ‘Ring of fire’; hij zong ze allemaal. En hoewel hij dat al veertig jaar doet, bracht hij ze donderdagavond met een verrassend jeugdig elan. Meest opvallend was dat zijn stem in al die jaren zo weinig is veranderd. ‘San Quentin’ klonk net zo diep als op het gelijknamige live-album van een kwart eeuw geleden, en de van dat album afkomstige ‘A boy named Sue’ werd door Cash op het juiste moment heel attent voorzien van een hoge pieptoon. Aardig omdat iedereen die oorspronkelijke censuur-piep kent van de stukgedraaide plaatversies en zo speelde Cash de hele avond heel handig in op de verwachtingen van het publiek. Het was een Greatest Hits Show wat bij Cash hetzelfde betekent als het spelen van liedjes van vooral vóór 1970, even onderbroken voor een handjevol liedjes van zijn nieuwe plaat. Die nummers als ‘Delia’s gone’, en Nick Low’s prachtige ‘The beast in me’ deed hij solo, en kwamen net op een moment dat de ‘yippy-ya-yees’ van ‘(Ghost) riders in the sky’ het wat al te gezellig leken te maken. Je kon merken dat Cash, die zich verder door oudgedienden als drummer W.S. Holland en gitarist Bob Wootton liet begeleiden, zich voor deze liedjes wat extra moest inspannen. Logisch want dit was het enige deel uit de set dat hij niet al meer dan twintig jaar speelde. Tijdens Cohen’s ‘Bird on a wire’ begaf een microfoon het en zag je hem heel even denken: ‘o, jee, wat nu’. ‘Dansen kan ik niet’, riep hij. Hoefde ook niet want het probleem was zo verholpen en bovendien had hij zoon John bij zich die met een beetje gitaarspelen en zingen vooral indruk maakte als ceremoniemeester. Je zag de stralende zoon permanent vol trots naar zijn vader kijken. Een vader die vooral verlegen werd van het vooraan letterlijk tot tranen geroerde publiek, en het niet kon nalaten zijn vrouw June Carter nog even bij zich te roepen. De enige valse noten van de avond waren van haar, maar dat deert niet op zo’n familiefeestje. ♦ Gijsbert Kamer
Knipsel uit het Nederlands Dagblad van 1 augustus 1994; een maand na het concert.
De man in 't zwart en zijn verlossing
De man in ’t zwart en zijn verlossing. ‘Sin and redemption’, zonde en verlossing, zijn sleutelwoorden in het repertoire van Johnny Cash, die ene stijl speelt die je de verhalende blues van de countrymuziek zou kunnen noemen. Hij stamt van 1932 en tot 1967 lag de nadruk op ‘sin’. Maar nu is de verlossing aan bod van een man die nog steeds in het zwart gekleed gaat, maar gelouterd uit de ‘Ring of fire’ is gekomen. Blunder Johnny Cash was begin juli in Nederland; hij speelde in Nighttown in Rotterdam en was op televisie. Ook bij RTL Plus, Luxemburgs maar Duitstalig, dat de onvergeeflijke blunder beging hem na te synchroniseren en in te korten. Alsof je een film met cowboy-held John Wayne inkort tot een scéne waarin hij ‘Hände hoch!!’ zegt. ‘Als er geen verlossing was, dan stond ik hier niet’, zei Cash in Rotterdam en ’t is waar. Medio de jaren zestig was hij door excessief drankgebruik ten dode opgeschreven, maar zijn vrouw June Carter haalde hem uit de misère. Maar eigenlijk was het iemand anders, erkende hij vanaf die tijd. Aangenaam onopgesmukt geeft Cash blijk van de boodschap tot behoud. Zijn taaleigen is nog steeds de rondborstige, korzelige epiek van het kwatrijn, de verhalende songs over landlopers, dieven met een gouden hart en eerlijke mannen die hun pesterige vrouw doodschieten en daar hun hele leven spijt van hebben. Cash, dat is een boodschap vanachter de tralies. Soms letterlijk, want hij zat wel eens in het gevang. ‘San Quentin, I hate every inch of you’, klinkt het dan ook nog steeds. ‘The man in black’ zal nooit een heel vrolijke jongen worden, al blijft hij zijn humoreske song over ‘A boy named Sue’ debiteren. Arm en ongelukkig Johnny Cash’ jeugd was arm en ongelukkig. In de hoestekst, op bijgevoegde gedrukte kladblaadjes, van zijn nieuwste plaat ‘American Recordings’ geeft hij zijn vroegste jeugdherinnering weer. Als ventje van drie sliep hij met zijn vader, moeder en de rest van het kroost in de laadbak van een oude truck waarmee het gezin door de VS trok om werk te vinden. Zijn moeder speelde ’s avonds altijd gitaar en zong daar hard bij, om de zorgen te verdrijven: ‘What would you give in exchange for your soul’. Het was lelijk, maar temidden van 10 hectare jungle in de Mississippi-delta, met een enkele muilezel als lastdier en wilde dieren om het hutje van mama Cash was het ‘zoals de harp van David waarover we in de bijbel lazen’. Maar geluk duurt nooit lang. Op zijn tiende was de gitaar weg; geruild voor kleren. Vanaf de jaren vijftig speelde Cash zelf, met zijn groepje The Barbarians in cafés voor niets tot ze dronken waren. Hij kocht zelf een gitaar in Duitsland, in zijn diensttijd, voor twintig D-mark. Sinds de jaren zestig is hij altijd in het zwart gekleed en speelt op een zwarte gitaar. De blijde boodschap gaat in een zwartgallig gewaad gekleed. De arme jeugd van Johnny Cash gleed voorbij in het zuiden van de Verenigde Staten, Mississippi en Arkansas. Johnny moest hard werken op het land en lang lopen naar huis. Langs de weg waar hij de angst voor de duisternis en slangen van zich af zong. Als het kon, luisterde hij naar de radio en speelde alle country en blues na die hij hoorde. Bergopwaarts Medio jaren vijftig ging hij naar Duitsland, nam dienst bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij was blij van de boerderij weg te kunnen, na het verlies van twee broers. Maar het succes kwam te snel voor Cash, toen hij van 1956 tot 1958 hit na hit scoorde. Het geld dat hij verdiende werd omgezet in drank en pepmiddelen om hem en zijn nu tot The Tennessee Three herdoopte band aan het toeren te kunnen houden. Ze scoren hits zoals ‘I walk the line’. In 1963 geven doctoren hem op, ook als drankorgel. June Carter haalt hem uit de penarie en hij schrijft zijn ‘Ring of fire’, gevolgd door het op langspeelplaat vastgelegde optreden in de gevangenis van San Quentin. Daar wordt hij beroemd mee. Het gaat bergopwaarts, hij krijgt een televisieshow en zingt mee op vele platen van popmuzikanten, als oude, gelouterde man in ’t zwart. Maar zijn boodschap van zonde en verlossing, met als dankbaarheid hard werken voor de Here, wekt veel afschuw bij het muziekwereldje. ‘De ene drug voor de andere verwisseld’, heet het dan in de popencyclopedie van het Nederlandse muziekblad OOR: ‘overal waar hij komt, verkondigt hij de Heilige Leer’. Ook zijn platenmaatschappij CBS (nu Sony) ziet Johnny Cash als gelovig christen niet zitten en dumpt hem na 28 jaar trouwe dienst genadeloos. De platenbaas krijgt daar overigens flink spijt van: als hij op een eigen label in 1991 ‘The mystery of Life’ uitbrengt, gelovig én succesvol. Het is Johnny Cash’ terugkomst na twee open-hart operaties in de jaren tachtig. Rechttoe rechtaan Zijn nieuwe plaat is unplugged en akoestisch en is mooier dan ooit tevoren. Cash’ toch al diepe bas is nog een half octaafje gezakt waardoor ‘Deliah’s gone’, over de man, zijn pesterige vrouw en het betreurde schot, zeer onheilspellend klinkt. Op de plaat staan vier liedjes die rechttoe rechtaan getuigen van Jezus Christus. ‘The beast in me’ (een tekst van de christelijke, maar ook heel vreemde en wilde Nick Lowe) toont een zelfportret van Cash, een beest achter te fijne tralies, een wolf in schaapskleren die met een flinke slok op Main Street en de saloons daaromheen onveilig maakt. Rusteloos bij dag en nacht, maar met een diepe wens dat God dat beest temt. En dat doet Hij als je erom vraagt. ‘Why me Lord’, is een tekst van Kris Kristofferson, een heel wat onechter artiest dan Cash, die vraagt om eerlijkheid en mildheid tegen anderen. ‘Redemption’ is een mooie traditional, die gaat over het bloed van het Lam dat ons allemaal vrijkoopt van de zonde. Maar tot grote hoogten stijgt Cash in zijn arrangement van ‘Oh, bury me not’, ook een Amerikaanse traditional. Hier komen country, cowboylaarzen, hard werk en zondebesef bijeen in het vage licht van de avondschemering die de prairie tot contemplatieve impuls maakt. Het is een gesproken gedicht van 32 versregels waarin zo typisch Amerikaans wordt geloofd dat het bijna ontroert. ‘Thank you, Lord, that you’ve placed me so well’, zingt Cash ergens, maar van bombast is geen sprake. ‘Just give me work that’s open to the sky, and I won’t ask for a life that’s soft or high’, bidt de veedrijver. Geen hoog inkomen of een gemakkelijk leventje, maar een nuttige job in het vrije veld, vraagt Cash. Hij let ook op anderen: ‘Let me be easy on the man that’s down, let me be square and generous with all, I might be careless some-times when I’m in town, but never let them call me mean or small’. Royaal en vergevingsgezind dus, daar gaat het Cash om. Dan kan je ook fouten maken. Als dat het Amerikaanse geloof is, waar Nederlandse calvinisten, die de mate van heil in een mensenleven graag op een waag zouden willen beoordelen, dan moeten we dat ogenblikkelijk importeren. ♦ Herman Veenhof
Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.