Zaterdag 3 februari 1990; de negende vakantiedag
Het was zaterdag geworden. Thuis in Hoogezand zou ik me heerlijk hebben uitslapen, maar hier maakt Kate me wakker door in de deuropening te gaan staan zingen. Ik kon me werkelijk geen betere manier bedenken om gewekt te worden! Ik nam een bad, en verbaasde me over de vaste vloerbedekking (met bloemetjes, echt Engels) in de badkamer. Bovendien hadden ze hier, net als in vrijwel alle vorige huizen waar we logeerden, behang in de badkamer. Nuchtere Hollanders, zoals ik, zouden tegeltjes aan de wand gehad willen hebben, maar hier waren ze dus toch een beetje anders dan ik had gedacht. Toen ik beneden kwam, zat Simon al lang op z’n vaste plaats bij het raam. Kate was druk brieven en kaartjes aan het schrijven en ging, zodra ik beneden was, naar de caravan om een paar broodjes te smeren en koffie te zetten. In de tussenliggende tijd had ik een heel gesprek met Simon over huisdieren. Hij vertelde me honderduit over Tom, z’n hond. Hoeveel Tom at, wat Tom at, hoe vaak Tom at en hoe vaak en hoe ver er met Tom gewandeld moet worden en nog veel meer. Vervolgens wilde hij weten of ik ook dieren had. Ik vertelde hem dat ik (destijds) een tropisch aquarium had met wel vijftig vissen erin met allerlei verschillende kleuren! Ook had ik in die tijd een kat (een rode kater). Simon werd helemaal enthousiast en wilde dan ook het volledige menu van zowel de vissen als ook van Joop, m’n kater weten. Hij vroeg zich af of de kat wel eens buiten kwam en hoe dat moest met een kat en vissen in één huis. Dat was toch vragen om verschrikkelijke moeilijkheden?
Kate kwam weer naar binnen en gaf te kennen dat ze klaar waren om met mij naar het ‘Pilgrim’s Memorial’ te rijden, daarna wilden ze terug naar Boston, naar de plaatselijke tweedehandse boekenwinkel. Volgens Skoob zat er een erg goede winkel, en A.G. scheen er al een keertje geweest te zijn, maar had toen wat te weinig tijd. Het ‘Pilgrim’s Memorial’ stond midden in een weiland, ongeveer drie kwartier rijden van Wrangle vandaan en gaf de plaats aan waar ooit (in 1672 geloof ik) de ‘Pilgrim Fathers’ zich inscheepten voor hun reis naar Amerika om daar in meer geestelijke vrijheid te kunnen leven. Ik vond het een beetje een zielige vertoning, zo’n kale betonnen paal met een plaquette erop gespijkerd midden in een weiland. Je zou bijna denken dat ze het ding zo goed mogelijk probeerden te verstoppen, daarachter in Fishtoft. Stel je eens voor, al die toeristen uit Nederland die naar dat lullige betonnen paaltje komen kijken… Tony had A.G. & Kate ook aangeraden mij maar het farmtoolmuseum (=boerderijgereedschappenmuseum (29 letters!!)) te laten zien, maar toen we op weg naar het ‘Pilgrim’ s Memorial’ in Fishtoft de puinhoop zagen op de plaats waar zich het ‘museum’ zich zou moeten bevinden, toen heb ik maar vriendelijk bedankt voor de eer. Na het ‘Pilgrim’s Memorial’ en de nodige foto’s gingen we in de stromende regen weer terug naar Boston.
De boekenwinkel bleek er eentje van het betere soort te zijn, met een heleboel boeken in verschillende kamertjes. De eigenaar had het winkeltje gelijk maar gecombineerd met een antiekwinkel. De man had een aardig assortiment, met voor mij als meest interessante uitschieters boeken van John Steinbeck, Mark Twain en het Folk Music Source Book. Uiteindelijk heb ik er toch maar niets gekocht, dat in tegenstelling tot A.G., die met een hele grote stapel ‘erg interessante’ boeken weer tevoorschijn kwam. We hebben verder nog wat kaartjes gekocht met foto’s van Boston erop, en zijn toen, nadat we nog een paar antiekwinkels bekeken hadden, weer naar Tony en Doreen gegaan. Later, toen we weer ‘thuis’ waren, kwam A.G. erachter dat hij z’n catalogus van verzamelde boeken in deze winkel had laten liggen.
Doreen had inmiddels voor een warme maaltijd gezorgd: ‘jacketed potatoes, beans, sausages and pastry’ (= aardappelen in de schil, bonen, worstjes en gebak). Na het eten moesten we snel naar Exning, weer naar het zuiden, ergens in de buurt van Newmarket. Het was allemaal een beetje knullig gepland, eerst gingen we naar het noorden, daarna weer naar het zuiden, en de aanstaande maandag moesten we weer in Boston zijn, je was eigenlijk steeds bezig voor Jan met de korte achternaam heen en weer te rijden. Ik dacht eerst dat we inmiddels al een enorm lap Engeland gezien hadden, maar we reden steeds heen en weer door hetzelfde stukje. In Nederland planden we A.G. & Kate’s optredens natuurlijk ook wel eens een beetje in een onlogische volgorde, maar nu ondervond ik het aan den lijve hoe frustrerend het was als ze je gewoon wat van hot naar her laten rijden.
Afijn, we moesten dus naar Exning voor een ‘singing’. We gingen (zoals gebruikelijk) weer iets aan de late kant weg, en kwamen daardoor ook weer (zoals gebruikelijk) aan de late kant bij de Methodistenkerk in Exning aan. In het bekende en noodzakelijke hoge tempo werd er opgebouwd, en even later stonden A.G. & Kate al te soundchecken. Intussen maakte ik kennis met mijn gastheer en -vrouw voor de komende nacht. De ‘singing’ werd goed bezocht, er kwamen 58 mensen (ik heb ze geteld), en ze deden redelijk goed mee in de verschillende songs die daarvoor in aanmerking kwamen.
Uiteraard moesten A.G. & Kate het publeik wel een behoorlijk stuk opporren, net als dat bij ons in Nederland vaak het geval was. In ‘I need Thee’ werd erg mooi en hard meegezongen. Tijdens ‘The river of Jordan’, dit was (en is) trouwens voor mijn gevoel een van A.G. & Kate’s allermooiste songs, kon je een speld horen vallen. Verder nog het ‘national anthem of Methodism’: ‘Love divine, all loves excelling’, ‘O let me commend my saviour to you’ en een andere favoriet van mij ‘My God, I’m Thine’, hoewel ik in de laatste paar dagen toch de melodie van dit nummer kwijt ben geraakt. Hier in de kerk hadden ze gewoonte om de hymnen van Charles Wesley staande te zingen (dat had ik ook al eerder opgemerkt). Jammer dat er maar een man of zestig op deze ‘singing’ afkwamen. Onze dominee thuis in Hoogezand vertelde ons later (ik schreef dit verhaal een aantal maanden later nadat ik weer thuis was) in z’n preek dat het woord ‘hymne’ in z’n oorspronkelijke vorm ‘lofzang’ betekent, toch een aardige gedachte als je over de 8000 hymnen van Charles Wesley spreekt, vindt u niet? We verkochten niet zo erg best, daar in Exning. Ik haalde maar net de als norm gestelde drempelwaarde van drie verschillende artikelen. A.G. had mij immers aangezegd dat ik elke dag minstens drie artikelen zou moeten verkopen.
Zou dat niet lukken, dan zou ik naar de volgende ‘singing’ moeten lopen. Hij vertelde dit verhaal rustig aan de luisterende mensen, als hem dit te pas kwam in de introductie van een lied, of als hij de nieuwe LP stond aan te prijzen. Dat LP’s aanprijzen was een vak apart. Ik heb het een paar keer meegemaakt dat Kate deze belangrijke taak voor haar rekening nam, maar meestal liet A.G. zich dit niet uit handen nemen. Het was steeds mijn verantwoordelijkheid om te zorgen dat de twee laatste LP’s (‘Let me commend my Saviour to you’ en ‘Come o Thou traveller unknown’) bij de versterker stonden. Bovendien moest ik dan controleren of de door mij ter beschikking gestelde exemplaren wel voorzien waren van een boekje. Slechts één keer, in Boston, vergat ik het showexemplaar te controleren. Prompt ging het mis. Het bijgeleverde boekje was, in A.G.’s optiek, minstens net zo belangrijk als de LP.
Voorts was het mijn taak om een ‘lovin’ cup’ en een ‘plate’ op de versterker klaar te leggen. Wat een ‘plate’ was heb ik al eerder uitgelegd. Een ‘lovin’ cup’ is een soort mok met twee oren, het werd oorspronkelijk gebruikt bij het Avondmaal, de twee oren dienen dan om de mok gemakkelijker te kunnen doorgeven. (Tegenwoordig worden vrijwel overal plastic ‘communion cups’ gebruikt). A.G. nam op een bepaald moment in de ‘singing’ de kans waar en pakte de nieuwe LP, haalde het boekje eruit en vertelde de mensen dat ze een nieuw boek konden kopen. Uiteraard kregen ze daar ook een gratis LP bij. Ik heb in de drie weken dat ik met A.G. & Kate ben meegereisd nooit naar de volgende ‘singing’ hoeven te lopen ….
Na de ‘singing’ gingen we naar het huis van John en Sheila Ramsell, John was de ‘secretary’ van deze gemeente; een goede vriend van John en Sheila, Richard Bye kwam ook mee. Sheila was al tijdens de ‘singing’ zeer nadrukkelijk aanwezig en zat steeds aan me te plukken en te doen, dit zeer tot m’n ongenoegen. Ik moest en zou tussen haar en haar zoon inzitten, zodat ze hiervoor alle gelegenheid had en ik binnen haar reikwijdte zou blijven. Dat terwijl er in de rest van de kerk meer dan voldoende ruimte voor mij over was. Mij viel op dat ze erg veel en druk praatte, en ik twijfelde er af en toe aan of ze zichzelf wel bij kon houden. Hier in Nederland heb je ook van die mensen, en precies net zo druk. Het zijn schatten, ze bedoelen het vreselijk goed, maar af en toe… Toch wil ik beslist geen kwaad woord over dit soort mensen horen, want ze doen alles voor je.
Samen zijn Richard en John net Laurel & Hardy of Abott & Costello. De een maakt een opmerking of grap, en de andere speelde daar perfect op in en maakte dat we buikpijn van het lachen kregen, een beetje ‘aangever’ en ‘afmaker’. John was scheikundeleraar op een middelbare school in Newmarket, en al gauw merkte ik dat we wel veel gezamenlijke interesses hadden. Ik was destijds chemisch analist, hij was scheikundeleraar, dus praatten we veel over scheikunde en over kwaliteitsinzicht. Hartstikke leuk!
Hij gebruikte humor bij het geven van scheikunde les, en een van z’n favoriete en simpele proeven was het vol laten lopen van een bekerglas onder de kraan. Er was volgens John Ramsell een duidelijk verschil in de tijd die nodig was om het bekerglas vol water te laten lopen als je het glas tijdens het vol lopen onder de kraan op en neer beweegt in tegenstelling tot dat je het glas gewoon stilhoudt. Hij toonde dit bij zijn leerlingen aan door een stopwatch te gebruiken. Wat hij z’n leerlingen niet vertelde was dat hij bij de variant waarbij hij het glas stilhield, de stopwatch langer door laat lopen zo dat hij een legitiem ‘bewijs’ had. Ik wou dat ik vroeger zo’n scheikundeleraar gehad had. Na een bak koffie en nog veel meer grappen en grollen van John Ramsell en Richard Bye gingen A.G. & Kate terug naar de kerk, naar hun caravan. Richard ging ook naar huis, en ik voel me genoodzaakt om ook maar eens naar boven te gaan, alhoewel ik nog best een paar uurtjes praten wilde, maar ja, morgen moesten we naar de kerk, dus nu moesten we maar naar bed…
Er waren hier zelfs tunnels onder de snelweg aangelegd, en deze tunnels waren bovendien helemaal bekleed met geluiddempend materiaal. De paarden konden dan rustig en ongestoord van het ene naar het andere weiland kunnen sjouwen. En wat dacht u van het ‘paardenpad’? Dit was vergelijkbaar met ons fietspad, maar was in dit geval uitsluitend en alleen voor paarden en hun ruiters bedoeld. Echt onvoorstelbaar! Dat het hier een ‘multi-million-pound-industry’ betrof, bleek wel uit het feit dat de vele Arabieren, die met hun oliedollars naar Newmarket kwamen en daar complete stallen en stoeterijen opkochten en een enorm aantal mensen in dienst hadden. Je zag er ook overal dat verschillende Lord’s en Sir’s hier hun tweede ‘mansion’ hadden. Ze overnachten dan in elk geval onder een eigen dak als er belangrijke paardenraces waren. Echt waar, ‘k had nog nooit een stad gezien die zo volledig in het teken van één bepaalde industrie stond. Toen we weer terug bij het huis van de familie kwamen, kwam één van de gemeenteleden, Mr. Pleet, op ons af. Zijn auto wilde niet starten, of wij zo aardig wilden zijn om hem naar huis te brengen om eens even naar zijn auto te kijken. Zowel John als ik bleken volledige leken op het gebied van auto’s. We hebben meneer Pleet maar mee terug en mee naar de kerk genomen. Wel kregen we eerst nog even een ‘cheesecake’ en een ‘applepie’ mee.
As ik het goud begrepen heb leert Kees op dizze menaaier wat Grunnigs. Het was weer een aibels mooi verhoal. Noast al de beschrievens van de bieainkomsten binnen er ook weer van dei klaine faitjes dei ik oardig vin. Over de bieainkomsten heb ik altied nog weer het gevuil dat ik er zelf bie ben. Ook dat soamen zingen wat wie zo voak doan hebben. A.G. zien rekloame proatjes. Nuim moar op… Vanavond heb ik nog weer twei lp’s zitten ’t luusteren dei Kees mie opstuurd het. Dei baide Oavendmoals LP’s. Ik geniet doarvan! Eem over dat klaine faitje van dei vrouw dei aal aan Harry zat te plukken. Was dat een schiere Harry?. Waist wel dei Sheila… Loat het eem waiten. Een oetgebraide reactie in het Grunnigs terugge Harry. Wie zollen Kees wel biestoan motten. Moi he!
Een reactie in het Gronings is iets te veel gevraagd, daar moet ik te veel over nadenken. Sommige van de feiten en gebeurtenissen in deze verhalen was ik al lang weer vergeten (verdrongen?). Dat Sheila aan me zat te plukken bijvoorbeeld. Geen idee meer… Zou het de leeftijd zijn? Het is allemaal wel lang geleden natuurlijk. Ik word blij van het feit dat ik terugkrijg dat meerdere mensen van deze oude verhalen genieten. Wat dat betreft had Martin van der Spek helemaal gelijk toen hij me aanspoorde iets met deze oude verhalen te doen. Ondertussen ga ik me rustig aan voorbereiden op deel 11, maar dat had je vast en zeker al wel een beetje verwacht…
Gewoon deur ploetern Harry. Kiek al weer oet noar het volgende verhoal!! Staarkte der mit!
Jammer toch dat schrijven meer werk is dan lezen… Maar goed dat ik dat geknutsel met tekst en plaatjes nog steeds een leuke bezigheid vind.
Wie helpen die groag mit dat mechanisme Harry. Doe bliede, wie bliede. Hou simpel kin het wezen. An die Arbeit Junge!!
Da’s goed Bert. Een nieuw stukje is net gepost. Deze keer over een compleet ander (maar ook) interessant onderwerp…