Vaartocht Blauwe Stad, Stadswandeling Winschoten, vervolg vaartocht via de Rensel, Pekelder Aa, en de Westerwoldse Aa richting Wedderveer.

Nog ongebruikt koffiekopje aan boord…

De cultuurhistorische vereniging Stad & Lande richt zich op eenieder die zich interesseert voor de geschiedenis van stad en provincie Groningen. De afgelopen jaren gaan Jan-Albert Bleeker en ik regelmatig naar lezingen in de hal van de Groninger Archieven aan het Cascadeplein. Ook staan de voorjaars- en de najaarsexcursie steevast op ons programma van gezamenlijke activiteiten. Jan-Albert en ik hadden al eerder een vaartocht meegemaakt bij wijze van excursie. Toen bleek dat Stad & Lande ook dit voorjaar weer het water op zou gaan zoeken waren we een van de eersten die zich inschreven om mee te gaan.

Het programma voor de dag:

Nog tijdens de bustocht naar Midwolda werd de gebruikelijke hand-out uitgedeeld en begon Albert Buursma te vertellen over de verschillende bestemmingen. Allereerst vertelde hij ons uitgebreid over Blauwestad, het Oldambtmeer (en z’n ontstaansgeschiedenis).

Midwolda
Terwijl we als buspassagiers door Midwolda reden kregen we van de chauffeur een korte uitleg over een paar markante punten in het dorp. Aandacht was er voor De Vicarie waar de bekende zangeres Imca Marina een brasserie had en die ook een periode als trouwlocatie dienst heeft gedaan (in 2010 vroeg Imca Marina het faillissement aan). Ook voor de boerderij Hermans Dijkstra was extra aandacht. Deze boerderij heeft de status van Rijksmonument. De boerderij Hermans Dijkstra werd in 1858 gebouwd. Het gebouw vertoont kenmerken van zowel het eclecticisme als van de chaletstijl. Het gaaf bewaard gebleven interieur dateert van het begin van de 20e eeuw en bevat motieven ontleend aan zowel de art nouveaux- als aan de art-decostijl. Voordat we het goed en wel in de gaten hadden stonden we bij het haventje van Midwolda om aan boord van de ‘Genie’ te gaan.

Foto van onze boot (van Internet gehaald).
Meer lezen over het Oldambtmeer?
Het ‘Schiereiland van Winschoten’ bevat het Oldambtmeer, het Midwolderbos en de natuurontwikkelingsgebieden De Tjamme en Reiderwolde. Het ligt centraal in het Oldambt. Het Schiereiland bestaat uit een ring van zandruggen neergelegd als stuwwallen in de voorlaatste ijstijd, het Salien, tussen 200.000 en 120.000 jaar geleden. Daaromheen spoelde het water van de Dollard dat in de loop van de tijd dikke lagen klei afzette. Een ideale bodem voor het verbouwen van graan. Het Oldambt heeft daar zijn rijke boerenhistorie aan te danken. De hoge zandruggen boden veiligheid en er ontwikkelden zich verscheidene nederzettingen: Scheemda, Midwolda, Oostwold, Finsterwolde, Ekamp, Beerta en Winschoten. In de loop van de tijd werd het Dollardwater teruggedrongen door de aanleg van dijken, waarmee werd begonnen in 1519. Door de inpoldering werd het schiereiland vasteland. Binnen de ring van zandruggen lag een laaggelegen vlakte, het Huningameer, dat met veen werd gevuld, en soms door inbraken vanuit de Dollard met zeewater werd overspoeld. Veen werd weggespoeld en kleilaagjes werden afgezet. Door drooglegging werd het gebied geschikt gemaakt voor de landbouw. Twee hoogveenrestanten, de laatste in Groningen, zijn nog aanwezig in Meerland. In 2004 werd het gebied aan de landbouw onttrokken. Dijkjes werden aangelegd, voorgezuiverd water werd binnengelaten en samen met het hemelwater was in november 2006 het vroegere Huningameer gevuld. Een deel van het meer, nu Oldambtmeer geheten, is ondiep en bedoeld voor natte natuurontwikkeling, de rest is voor de recreatie en het wonen aan het water. Het meer heeft ook een functie gekregen als waterberging, dit naar aanleiding van de wateroverlast in Noord-Nederland in 1998. Aan de westzijde van het huidige Oldambtmeer ligt de zandrug van Midwolda met het veertiende-eeuwse landgoed de Ennemaborgh en het Midwolderbos, een grote natuurplas, en de Midwolderplas, een recreatieplas. De plassen zijn in de jaren negentig van de twintigste eeuw ontstaan door zandontgraving voor de nabijgelegen snelweg. Het bos werd eeuwenlang voor productiehout gebruikt. In 1879 is wintereik geplant voor de scheepsbouw. Na de opkomst van ijzeren schepen werd het productiehout gebruikt voor huizenbouw en de meubelindustrie. De afgelopen decennia wordt het bos omgevormd tot een natuurlijk bos met konikpaarden als grazende beheerders. De natuurlijke variatie is daardoor groot, van oude omgevallen bomen tot kruiden- en struikenrijke plekken en opslag van jonge bomen. Aan de oostzijde van het Oldambtmeer liggen de natuurgebieden De Tjamme en Reiderwolde. Ook deze gebieden maken deel uit van het Schiereiland van Winschoten. De grote stuwwal in De Tjamme verloopt geleidelijk naar het zuiden toe in een lager gelegen moerasgebied met open water. Hier loopt het oorspronkelijke riviertje de Tjamme doorheen. Het gevarieerde terrein werd aangekocht in 1983 en was een van de eerste natuurontwikkelingsprojecten in Nederland. Dit is niet verwonderlijk gezien de waterondoorlatende bodem waarop gewassen het slecht deden. Reiderwolde is het nieuwste gebied, dat eind 2008 gereed moet zijn. Natuurlijk grasland zal worden afgewisseld met bos, moeras en poelen. Een groene natuurstrook van 100 meter breed met riet en slenken langs de zuidzijde van het Oldambtmeer verbindt het Midwolderbos met natuurgebied De Tjamme.
Vaarroutes rond het Oldambtmeer.
Oude plattegrond waarop het Huningameer staat aangegeven.

Oldambtmeer
Omdat aan het einde van de tachtiger jaren van de vorige eeuw de landbouw in het Oldambt het steeds moeilijker begon te krijgen, de werkloosheid toe nam en allerlei – voornamelijk jonge – mensen uit het gebied weg begonnen te trekken bedachten twee mensen (Wim Haasken, gemeenteraadslid en Jan Timmer, een architect; beiden uit Scheemda) een revolutionair plan om een meer te creëren op de plek waar vroeger het Huningameer te vinden was. Het Huningameer verdween rond 1800. Het diepste gedeelte van het huidige Oldambtmeer volgt ongeveer de contouren van het oorspronkelijke Huningameer. Het oorspronkelijke Huningameer was (waarschijnlijk) genoemd naar een familie Huninga uit Oostwold en was iets meer dan éénderde van de oppervlakte van het huidige Oldambtmeer (dat circa 800 hectare groot is). Verschillende woonwijken met allerlei vrije architectuur begonnen over de loop der jaren vorm te krijgen rondom het meer. In 2005 werd Blauwestad als dorp erkend.

Onze vaarroute zou ons naar Winschoten brengen. Gaandeweg onze tocht passeerden we allerlei woningen waarvan de Pieter Dekker (de kapitein van de Genie) precies wist wie de eigenaren waren en hoeveel ze voor hun woning hadden moeten betalen. Hij vertelde ons het verhaal over de waterplanten in het Oldambtmeer die de afgelopen (warme) zomer zo uitbundig groeiden dat het een probleem begon te worden. Een binnengehaalde Belgische deskundige zou een en ander bestudeerd hebben en het advies hebben gegeven ‘dat je die planten minder water moet geven, dan groeien ze ook minder hard’. Deze opmerking zette eigenlijk de toon voor de rest van de verhalen van kapitein en z’n secondant. Tijdens de vaartocht over het Oldambtmeer begon het te regenen. De vensters van de Genie bestaan uit losritsbare flappen van een oprolbaar plastic. De grap van de dag was natuurlijk dat op een bepaald moment de opdracht werd gegeven dat ‘de ritsen naar beneden’ moesten – hierdoor werd elke vorm van fotografie door de ramen onmogelijk… Vooral dit gegeven zorgde ervoor dat ik langzaamaan iets minder plezier aan deze tocht begon te beleven, want ik ga mee vanwege het interessante thema – en eigenlijk iets minder voor de gezelligheid aan boord (alhoewel dat natuurlijk ook belangrijk is). Ik vond dat de intercom aan boord van het schip behoorlijk hard stond, een beetje overstuurde en dat de microfoon zo dicht bij de mond van de spreker werd gehouden dat de verstaanbaarheid – om héél eerlijk te zijn – tot een minimum werd beperkt. Dit was ook ongeveer het moment dat we te horen kregen dat we zonder toestemming niet op het achterdek van het schip mochten komen. Tijdens een eerdere vaartocht waren twee passagier met hun hoofd tegen een brug gekomen toen het schip onder de brug door voer – dat zou geen tweede maal gebeuren. Mij deed deze oekaze sterk denken aan het verhaal van de Knoalster Lorelei (op prachtige wijze vertolkt door Henk Scholte). Los van het feit dat het achterdek erg klein was, was de ruimte tussen schip en de meeste bruggen ook niet zo groot dat ‘op het achterdek staan’ een veilige bezigheid was…

Tekst van de Knoalster Lorelei (Geert Teis Pzn.)
Ik wait nait, wat zel ’t toch beduden dat ik zo miesderig bin; n Vertelster uut olle tieden, dat gaait mie moar nait uut de zin. ’t Is kôld over ’t daip en ’t wordt duuster, ’t is ales in rust, groot en klaain, De leunen van de badde is dudelk in t heldere woater te zain. Het oaregste schipperswichie van zo’n achttien of negentien joar, Dat staait in heur onderliefie, zai kamt heur stroblonde hoar; Zai kamt het in laange strengen, en zingt zaacht een deuntje derbie, Zai zingt van de laifde en van schaaiden… De snikke vuier net heur veurbie. De snikjong achter aan ’t rouer, dij röpt ‘Goienoavendsoam!’ Hai zogt gain liene en gain badde, hai kikt moar noar t wicht op de proam. Ze zeggen: hai is mit zien hazzens liek tegen de badde aan goan, En dat haar mit heur zingen dat schipperswichie doan.

Winschoten
Tegen de tijd dat we aanlegden bij de Harbour JazzClub in Winschoten was het zonnetje weer gaan schijnen. We hoefden ‘de ritsen niet meer naar beneden te doen’… Na een korte uitleg over de historie van het gebouw waar momenteel de Harbour JazzClub is gevestigd konden we de lunch gebruiken. Een scala van belegde broodjes en croissants stond voor ons klaar. Het gebouw waar de JazzClub is gevestigd was oorspronkelijk de reparatiewerkplaats van de Stoomtramweg Maatschappij Oostelijk Groningen. De O.G. werd in 1912 opgericht en in 1913 wordt het bestek van de aan te leggen lijnen aanbesteed. In augustus 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Hierdoor loopt de aanleg veel vertraging op. De aanlegkosten van de lijnen stijgen sterk en ook de aanschaf van het rijdend materieel wordt veel moeilijker. Op 1 november 1914 werd de lijn Winschoten-Ter Apel geopend (reistijd enkele reis circa 2 uur) en op 9 juli 1919 de lijn Delfzijl-Winschoten. De zijtak Bellingwolde-Blijham werd op 18 oktober 1918 in gebruik genomen. In 1948 werden deze lijnen, door de opkomst van busvervoer, weer opgeheven. De GADO (de Groninger Autobus Dienst Onderneming) nam op 31 mei 1948 het personenvervoer over. Het losse goederenvervoer wordt dan overgenomen door Van Gend & Loos. Vanwege de afkorting O.G. (en de snelheid van het vervoer) werd de stoomtram ook wel ‘Ol Graitje’ genoemd. We hebben dus op een historische plek onze lunch gehad…

Het OG-emplacement in Winschoten, met rechts de werkplaatsen en in het midden de locomotiefloodsen. – Foto: J. Voerma, CHC Oldambt
Vlag van Winschoten
Een van de voorgedragen gedichten.

Na de lunch werden we in twee groepen verdeeld en onder de leiding van elk een stadsgids hadden we een stadswandeling van 1½ uur. De groep waar Jan-Albert Bleeker en ik deel van uitmaakten gingen op pad met Koos Akkerman, een vitale 80+’er met ruim 22 jaar ervaring als stadsgids in Winschoten. Allereerst staan we stil bij de geschiedenis van het gebouw waar we even daarvoor onze lunch hadden gehad, vervolgens staan we stil bij het voormalige hoofdkantoor van de O.G. en daarna wandelen we door het centrum van Winschoten. We hebben even kort stilgestaan bij een serie glimmende metalen noppen in de straat, die de contouren aangeven van de oude vesting Winschoten (dit beeld komt trouwens terug in de vlag van de stad). Koos Akkerman had zich over de loop der jaren behoorlijk gespecialiseerd in de geschiedenis van het Jodendom in Winschoten, en wist daar veel over te vertellen. Vanwege de historische handelsroutes vanuit het Oosten naar Nederland was het logisch dat Joden die vanuit het Oosten naar Nederland trokken ook via Winschoten reisden en daar zelfs bleven en er een bestaan (doorgaans in de handel) opbouwden. Tijdens de 2e Wereldoorlog is nagenoeg de gehele Joodse bevolking van Winschoten weggevoerd en omgekomen in diverse concentratiekampen. Koos Akkerman vraagt aandacht voor een verwaarloosd terreintje waar eens een sporthal was; deze plek diende tijdens de 2e Wereldoorlog als een verzamelpunt voordat men met de trein naar Westerbork vertrok. Ook staan we stil bij het huis waar Jaap Meijer en Liesje Voet en hun zoon Ischa Meijer gewoond hebben. Het gezin overleefde de 2e Wereldoorlog, maar was zwaar getraumatiseerd door wat ze allemaal mee hadden gemaakt. Jaap Meijer was naast rabbijn, historicus ook schrijver een schreef uiterst bondige gedichten onder andere ook in het Gronings. Koos Akkerman draagt twee korte gedichten voor die behoorlijke indruk maken op de groep.

Meer over Jaap Meijer (Saul van Messel)
Meijer heeft verschillende publicaties op zijn naam staan over de geschiedenis van de Nederlandse Joden. Hij is de auteur van een biografie van Jacob Israël de Haan, ‘De zoon van een gazzen’ (1967). Hij publiceerde gedichten onder het pseudoniem Saul van Messel, onder andere in het Gronings. Ook maakte hij gebruik van het pseudoniem Gideon van Hasselt. Jaap Meijer studeerde aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium in Amsterdam geschiedenis. Hij werkte in 1941–1943 als leraar aan het Joods Lyceum in de hoofdstad en had onder anderen Anne Frank in de klas. Meijer overleefde met zijn vrouw Liesje Voet en zoon Ischa Meijer tijdens de Tweede Wereldoorlog het concentratiekamp Bergen-Belsen en het verloren transport per trein vanuit dat kamp. Jaap Meijer en zijn vrouw waren beiden zwaar getraumatiseerd door hun oorlogservaringen. Van enige psychologische opvang van oorlogsgetroffenen was destijds in Nederland geen sprake. Na de oorlog emigreerde het gezin, dat inmiddels was uitgebreid met dochter Mirjam en jongste zoon Job, voor enige tijd naar Paramaribo. Daar fungeerde Meijer enige tijd als rabbijn. In 1948 werd hij benaderd om de geschiedenis van de Jodenvervolging te schrijven. De onderhandelingen hadden geen resultaat. Auteur van dit werk werd daarop Jacques Presser (‘Ondergang’). In 1984 ontving Jaap Meijer de Literaire pries van de Stichting ’t Grunneger Bouk. Jaap Meijer overleed enkele weken na zijn vrouw Liesje. Hij is begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Herfstlaan in Heemstede. Er is geen grafsteen aanwezig, maar wel een hardstenen paaltje met afgeronde kop en de inscriptie: RR – 293 H. In Een jongetje dat alles goed zou maken (1996) zijn de columns gebundeld die Ischa Meijer als ‘De Dikke Man’ schreef bij de dood van zijn beide ouders. Daar ook gaat Connie Palmen in op de begrafenis van Jaap Meijer. In 1995 verscheen de biografie Een joodse dwarsligger; Jaap Meijer 1912–1993, geschreven door Igor Cornelissen. In 2008 publiceerde historica Evelien Gans het eerste deel van de dubbelbiografie ‘Jaap en Ischa Meijer; Een joodse geschiedenis 1912–1956’.
Monumentje voor Etty Hillesum.

Een klein stukje verderop staan we stil bij een klein monumentje ter nagedachtenis aan Etty Hillesum. Er wordt uitgelegd dat we vanuit de 2e Wereldoorlog twee belangrijke dagboeken kennen; dat van Anne Frank, en dat van Etty Hillesum. Etty Hillesum werd niet in Winschoten geboren, maar verhuisde naar Winschoten als klein meisje. Het monumentje staat aan de overkant van de straat waar het gezin Hillesum toentertijd naar toe verhuisde. Via Harry Perton kreeg ik trouwens de (welkome) aanvulling dat er meer dagboeken vanuit de 2e Wereldoorlog bekend geworden zijn zoals dat van Philip Mechanicus over Westerbork (In dépôt. Dagboek uit Westerbork). Tegelijk denk ik dat de beide genoemde dagboeken de grootste indruk op onze gids hadden achtergelaten. Ik was sowieso behoorlijk onder de indruk van de bevlogenheid en de vitaliteit van onze gids. Hij had zich niet alleen in dit aspect van de Winschoter geschiedenis verdiept, maar op de een of andere manier merkte ik ook een soort persoonlijke bevlogenheid. Langere tijd bleven we stilstaan bij de Marktpleinkerk en het bijzondere hekwerk bij de ingang. Koos Akkerman argumenteerde dat Winschoten een oude stad is, want de Marktpleinkerk dateert van circa 1275. Op de terugweg werden we geteisterd door een regenbui (de zoveelste van deze zaterdag), maar ondanks dat werden we na een aangename wandeling van circa 1½ uur netjes weer afgeleverd bij de Harbour JazzClub.

Vervolg van de vaartocht.
Nadat we aansluitend weer ingescheept werden was het zaak geworden om onze vaartocht richting Wedderveer te vervolgen. Het eerste stuk – Winschoten weer uit – hadden we al gezien toen we richting Winschoten gingen, dat maakte daarom wat minder indruk. We voeren langs een grote afvalverwerker en langs het pand van Steenhuis Sloopwerken (heel strikt genomen is dat ook een afvalverwerker). Bij sluis De Bult (genoemd naar het oude buurtschapje met dezelfde naam) vloeien de Westerwoldse Aa en de Pekelder Aa samen. Dit was voor mij het punt waar ik constateerde dat ‘de ritsen nog steeds naar beneden bleven’, dat we overwegend rietkragen links en rechts van de boot zagen, en dat de hoeveelheid bruggen waar de boot nét onderdoor paste toenam (met andere woorden: we mochten niet het achterdek op). Eng fotogeniek vond ik deze excursie daarom niet. Ter hoogte van Klein Ulsda kregen we de mededeling: ‘vrouwen, houd jullie mannen vast… Want hier in deze plaats zijn vrouwen die zich liggende staande houden’. Hoe verder we richting Wedderveer voeren, hoe joliger het commentaar van de kapitein werd. Ik heb nog steeds plezier over de manier waarop hij aankondigde ijsvogeltjes te kunnen zien. Dit ging met zoveel kabaal gepaard dat ik veronderstel dat de kapitein waarschijnlijk de enige waarnemer van de ijsvogeltjes in kwestie was… Op een bepaald moment werd de afstand tussen de verschillende bruggen waar we onderdoor moesten iets groter; dat gaf mij de kans om even snel een paar foto’s van de omgeving te maken. Opvallende was dat het laatste stukje van de vaartocht door een gebied ging waar de meest prachtige percelen aan het water lagen. Ook hier kregen we weer toelichtingen op de actuele huizenprijzen…

Uiteindelijk kwamen we aan in Wedderveer, na eerst nog een héél  klein stukje doorgevaren te zijn (tot op een paar honderd meter van het Huis te Wedde). De bus stond al op ons te wachten en vertrok vlot weer naar Groningen, zo rond 18:00 uur waren Jan-Albert Bleeker en ik enigzins moe en tevreden weer terug op Groningen CS.

We hebben vervolgens een en ander nog even laten bezinken in Grand Café Het Prinsenhof, onder het genot van een paar glazen Mooie Nel van brouwerij Jopen en een heerlijke portie garnalenkroketjes… Onze conclusie was dat het een mooie excursie was, maar dat het gebrek aan ‘buitenbeleving’ tijdens het varen toch een stempel op de dag had gedrukt. We waren beiden van mening dat de wandeltocht door Winschoten aanzienlijk leuker en zeker interessanter was dan we aanvankelijk hadden aangenomen…

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.