Ik ken eerlijk gezegd maar één gedichtje van John O’Mill uit m’n hoofd, maar dat ene kleine gedichtje ken al heel wat jaren. Eén van de leidinggevenden op het laboratorium waar ik al jaren werk heette Pieter. Ik weet nog goed hoe ik een keer (in een baldadige bui) mompelde toen Pieter voorbij liep; ‘A terrible infant called Peter’. De reactie kwam onmiddellijk. Pieter stopte, draaide zich om en declameerde met luide stem:
Rot young
A terrible infant called Peter
sprinkled water in his bed with a gheeter
his father got woost
took hold of a cnoost
and gave him a pack on his meeter
Stomverwonderd was ik. Pieter vond het allemaal niet zo bijzonder. Het was pure ‘basiskennis’ volgens hem. Het was trouwens ook het enige gedichtje van John O’Mill dat hij ooit uit z’n hoofd had geleerd…
De afgelopen week was ik een paar dagen bij Kees Jansen in Brabant. Hij had een paar dagen eerder in een tweedehandsboekenwinkel een aantal boekjes van John O’Mill gevonden en was helemaal opgetogen. Hij vond dit de mooiste:
Of mice and man
Kleine muisjes hebben kleine wensjes
Beschuitjes met gestampte mensjes.
Een ander en veel langer gedicht van John O’Mill is ook prachtig! Je moet er een beetje werk voor doen, maar als je in de gaten hebt hoe het werkt is het een prachtig verhaal…
Sint Dracus en de joor
Sint Dracus op zijn redel os
reed moef te droe door ’t bomber sos;
van vorg verzuld door ’t loeve drot
eens nuizeklaars – een man van God,
die zak en zwiek en uitgeput
ter neer lag in zijn hamele schut.
Daar grijpt hij plots zijn slagbaard zweet,
geschrokken door een krauwe reet.
Stok staan raard en puiter stil,
verschamd lier door zo’n gauwe ril.
Is daar een mes in nervenstood?
Reeds in de dauwen van de kloot?
Nu ijlt Sint Dracus sloorspags voort
naar waar de kroodneet werd gehoord
en daar ontblult zich aan zijn hik
een schouwspel dat hem schramt van lik:
Een mubbenschonster, groest en woot,
de auwen kluit, de blanden toot,
wijl aan de roet der votsen ligt
(de banden voor ’t hang gezicht)
een vronkjouw – uiterschate moon,
het toofd gehooid door kraarlen poon.
Sint Dracus, hoewel mang te boe,
mormt stoedig op het ondier toe
en weet het, zonder staf te ijgen,
kakvundig aan zijn rans te lijgen.
Nog vuugt het spuur, pompt nog een kroot,
dan krijgt het de gestade noot.
De jonkvrouw slaakt een krille scheet,
valt zwijm, bomt kij, en grijpt hem beet.
Hij zet haar neer, roor op zijn vos,
en voert haar uit het brakendos
weer naar haar slader op het vot.
Daar nielt men kneer, daar grijst men Pod.
`Sint Dracus’ mikt haar snoeder, `luister’
maar Dracus waaft al dreg in ’t duister.
Hij mompelt zacht: `Had jij me maar,
Ik moet nog naar een nuizeklaar!’
Lang vaart de stader in de nacht
slaakt dan een zucht en zevelt pracht:
‘Dat had mijn schoonzoon kunnen zijn,
daar pist ons Mia weer de trein!’
John O’Mill (1915-2005)
Kees had volgens mij maar € 0,50 per boekje betaald en was met een behoorlijke stapel naar huis gegaan. Dus mocht u binnenkort plannen hebben om in een tweedehandsboekenwinkel te gaan kijken…
Ik hol het in de goaten as ik weer kringloopjen goa. Apaart spul. En dat veur vieftig cent per boukje
Ik heb er ook een hele stapel, kostte amper wat en een lol dat ik gehad heb…
Al die tijd onthouden(1972):
In Connecticut, in een waterput
Verdronk m’n tante Eefje
Nog jaren later, dronk oom ’t water
Uitsluitend door een zeefje
Verbaasd me niks dat u deze hebt onthouden… Schitterend!
Er was ook een gedicht over het eiland Tiengemeten. Hoe ging dat ook al weer?
Deze?
Laatst werd de gek van Tiengemeten
Door een dolle hond gebeten.
De gek overleefde de beet,
Het was de hond die overleed.