Zondag 1 december 1991; de zestiende vakantiedag.
Na een uitstekende nachtrust oftewel ‘to cuddle your Teddy’s’ zoals Eileen Walker het zo prachtig uitdrukte was het weer op tijd (zon)dag. A.G. & Kate deden deze zondagochtend een optreden in de dienst, of beter gezegd, ze namen deze ochtend de dienst volledig voor hun rekening. Om zo op tijd te kunnen beginnen aan de dag moet je eerst op tijd wakker worden en een goed ontbijt naar binnen werken. Eileen Walker had dit goed begrepen en had voor een dienovereenkomstig ontbijt gezorgd. Omdat ze ooit eens gehoord had dat Nederlanders van sterke koffie houden had ze ook daar rekening mee gehouden. Er stond voor ons een grote kan zwarte koffie klaar waar je met gemak een spijker op zou kunnen laten drijven. A.G. heeft het er in dit soort gevallen altijd over dat je hart ervan afzakt, maar deze keer zou je bijna denken dat het spontaan met kloppen op zou houden. Verschrikkelijk. Zelf dronk Eileen Walker geen koffie (in dit geval waarschijnlijk héél verstandig), of dat er iets met de sterke van de koffie te maken had wist ik niet, maar je zou het toch bijna gaan denken…
Na het ontbijt gingen we vlot naar de kerk. Eileen Walker bleef om de een of andere reden thuis, waarschijnlijk omdat niemand er aan had gedacht dat het mogelijk zou kunnen zijn dat zij ook één of beide optredens bij zou willen wonen. Er waren deze zondagochtend gelukkig meer mensen als gisteravond, ik dacht van bijna twee keer zo veel, op zich een verheugend gegeven. Samen met de kinderen zongen A.G. & Kate ‘I’m living up on the mountain (and I’m all right)’, na deze song werd er voor A.G. & Kate gecollecteerd. A.G. bad en vroeg de zegen over de collecte. Terwijl de kinderen naar de zondagsschool vertrokken las A.G. een stukje dat als kern de vraagstelling had of we een deelgenoot van het Koninkrijk Gods zijn, of we actief meewerken, of dat we een beetje aan de kant staan toe te kijken… Een vraag die ook voor ons van wezenlijk belang is. Het refrein van ‘Come, O Thou traveler unknown (Wrestling Jacob)’ sluit de ‘reading’ af.
‘Tis Love, ’tis love! Thou diedst for me,
I hear Thy whisper in my heart.
The morning breaks, the shadows flee:
Pure universal love Thou art,
To me, to all Thy mercies move,
Thy nature, and Thy Name is Love.
Thy nature, and Thy Name is Love.
Dit gegeven, de erkenning van het feit dat Christus vanuit Zijn grote liefde voor ons voor onze zonden gestorven is liep als een rode draad door de dienst van deze ochtend heen. In het door ons samen gezongen refrein werd het zeer treffend en beeldend weergegeven:
The morning breaks, the shadows flee:
Pure universal love Thou art.
A.G. probeerde het de mensen duidelijk te maken dat als je deze liefde ervaren hebt, daar een actie van ons mensen tegenover staat. Immers ‘actie’ is ‘reactie’. Het kan niet zo zijn dat we tot deze realisering van Gods liefde voor ons komen en zeggen: ‘och, wat leuk’. De actie die Charles Wesley er uit voort liet vloeien was een duidelijke: ‘What we have feit and seen with confidence we tell’. De twee refreinen van deze hymne (zoals door A.G. & Kate gezongen) waren dan ook het volgende wat we samen in deze dienst zongen:
What we have felt and seen
With confidence we teil,
And publish to the sons of men
The signs infallible.
His Spirit to us he gave.
And dwells in us we know;
The witness in ourselves we have,
And all its fruits we show.
Kate las vervolgens een stukje uit het Johannes evangelie waarin duidelijk de relatie gelegd werd naar hetgeen we net gezongen hadden. ‘Hij die Mij kent maar mij bevelen niet opvolgt is een leugenaar’, gevolgd door waarschijnlijk een van de meest bekende van al Charles Wesley’s hymns ‘Love divine, all loves excelling’. Omdat we hier in een United Reformed Church waren, een kerk waar de Methodisten zangbundel niet gebruikt werd zongen we deze keer uit Mission Praise, een wat modernere zangbundel vol met ‘flimsey choruses’ zoals Norman Bray het een tijdje terug zo mooi zei. Inderdaad was het ook een beetje mijn mening; dat van die ‘flimsey chorusses’…
‘Love Divine, all loves excelling’ bleek ook bij deze mensen bekend en er werd dan ook goed meegezongen. Nog niet echt overtuigend, maar meer een beetje schoorvoetend. ‘A charge to keep I have’ was de volgende hymne die we samen zongen. Het viel op dat we tijdens deze dienst regelmatig (zes keer!) de sirenes konden horen van voorbij scheurende ziekenauto’s. Pas later bleek dat het ziekenhuis vlak bij de kerk gebouwd was. Na de hymne volgde een stukje Bijbellezing. A.G. kwam deze zondagochtend met iets nieuws, iets wat hij waarschijnlijk de voorgaande avond (of nacht) bedacht had. A.G. & Kate lezen Psalm 136 en de aanwezigen geven de respons op de gelezen tekst:
Oh, give thanks to the Lord for He is good!
For His mercy endures forever.
Oh, give thanks to the God of Gods!
For His mercy endures forever.
Oh, give thanks to the Lord of Lords!
For His mercy endures forever.
To Him who alone does great wonders,
For His mercy endures forever.
To Him who by wisdom made the heavens,
For His mercy endures forever.
To Him who laid out the earth above the waters,
For His mercy endures forever.
To Him who made great lights,
For His mercy endures forever.
The sun to rule by day,
For His mercy endures forever.
The moon and stars to rule by night,
For His mercy endures forever.
Afijn, u heeft als lezer de bedoeling inmiddels wel gesnapt. Dat kleine stukje omvatte de slechts de eerste negen verzen van deze prachtige psalm, wij hebben indertijd de hele psalm samen gelezen, waarbij de vetgedrukte regels hardop door het publiek uitgesproken werden. Ik vond het een prachtige manier om de mensen bij de Bijbellezing te betrekken; het publiek had volgens mij deze aanpak nog niet eerder meegemaakt. Na het lezen van psalm 136 las A.G. nog een gedicht van Charles Wesley voor uit ‘A flame of love’.
Nog een paar hymnen restten ons in deze dienst. ‘O love divine, how sweet Thou art’ was er een van. Ik vond het zelf een van de mooiste dingen die Charles Wesley geschreven had (voor zover ik dat kan beoordelen via het repertoire van A.G. & Kate). Eigenlijk zou ik hier de tekst van deze hymne op willen nemen, maar omdat ik deze tekst al eerder in dit verslag gebruikt heb, zal ik het maar achterwege laten. Een van de zaken waar deze hymne ons bij bepaalde was het gegeven dat het belangrijk is om onze (geestelijke) prioriteiten op de juiste volgorde te hebben staan. U weet vast wel wat ik hier in dit verband mee bedoel… ‘Jesu, Thy boundless love to me’ was de slothymne voor deze zondagochtend. Al met al was deze ochtend een wat matte vertoning, eigenlijk niet zo gek veel beter als gisteren. Op de een of andere manier leek het alsof de mensen in zo’n gemeente als deze de moed om op uitdagingen in te gaan een beetje verloren hadden. Zij zaten in hun banken, keken met grote ogen naar het podium en verwachtten dat het daar vandaan zal komen. In wezen was dat natuurlijk ook een beetje zo, maar juist door met het aangereikte materiaal zelf aan de slag te gaan was je in staat er überhaupt wat mee te kunnen… Na de dienst snelde ik uit m’n bank om naar de klaarstaande platen (en boeken!) te gaan.
Deze keer verkochten we twee LP’s. Eén aan de organiste van de kerk en één aan iemand die Wesley artikelen verzamelde, de laatste klant maakte het niet zo gek veel uit wat we verkochten, als het maar iets was met betrekking tot de Wesley’s. Na het optreden moesten er altijd wat spullen (voorlopig) opgeborgen worden, zo ook deze keer. Terwijl we de zaken wat aan het ordenen waren worden we uitgenodigd om mee te gaan eten met John en Kathleen. Kathleen was de vrouw die ons gisteren zo vriendelijk ontving met een pot hete thee. We werden meegevoerd naar een sjiek huis in de buurt. Zo’n huis waar ik me eigenlijk een beetje ongemakkelijk voel. Zowel John als Kathleen Shales bleken in het onderwijs werkzaam te zijn en terwijl we vrolijk babbelden over de perikelen van het bij de weg zijn om op te treden en de huidige ontwikkelingen in het onderwijs, zorgde Kathleen ervoor dat er een uitstekende zondag- middagmaaltijd voor ons klaar stond. Wij praatten ondertussen verder over de ‘Sunderland Illuminations’ en de Lambton Worm. Het verhaal van de ‘Illuminations’ was vrij eenvoudig te vertellen. In Sunderland hebben de mensen dezelfde gewoonte als bij ons zo rond de kerstdagen. Hele straten en volledige gebouwen worden volgehangen met honderden gloeilampen in diverse kleuren en patronen. Wij houden dat als nuchtere Hollanders hooguit veertien dagen vol, maar hier zijn ze een harder een taaier slag van mensen. In Sunderland presteren ze het om dit fenomeen vrijwel jaarrond vol te houden! Vandaar de wat toeristische poeha die er over de ‘Illuminations’ gemaakt wordt…
Ondertussen konden we lekker bij John en Kathleen aanschuiven, het beste zilveren bestek was voor ons uit de kast gehaald, ik weet me nog te herinneren dat we een Sunday Roast en Yorkshire pudding gegeten hebben en dat de vrouw des huizes werkelijk alle tijd van de wereld nam om haar bordje leeg te eten… Toch was het echt schitterend zoals sommige mensen het aanvoelden dat ze door je een warme maaltijd en een luisterend oor te bieden ze zo ontzettend veel goeds deden. Wel jammer was het dan weer dat er zo weinig ingegaan werd op het programma dat ze die zondagochtend net hadden gehoord. Er was over het algemeen veel meer aandacht voor allerlei randomstandigheden dan voor de kern van de zaak. Wel spreken we met John en Kathleen af dat we zouden proberen om op de dinsdagavond een programma te doen als er voldoende belangstelling (meer dan vijf personen) voor zou blijken te zijn. Kathleen zou haar oor eens te luisteren leggen, ze zou wel via Graham Carling of Eileen Walker contact met A.G. & Kate opnemen.
Na de maaltijd bleven we nog een tijdje zitten, maar eigenlijk moesten we weg. Kate had een afspraak met de verzamelaars van Wesley artikelen gemaakt. De mensen waar we heen zouden gaan verzamelden naar verluidt ook ‘chapelware’ en een en ander bracht met zich mee dat we best wel nieuwsgierig waren en nodig op reis moeten naar ons volgende adres voor deze zondagmiddag. Uiteraard heb ik de waarlijk aandachtige lezer inmiddels nieuwsgierig gemaakt naar de waarheid over de middeleeuwse Lambton Worm; ‘so brace yourselves’…
Uiteindelijk komen we tegen het einde van de middag aan bij mevrouw Holmes. Zij woonde samen met haar twee zoons aan de rand van Sunderland in een huisje dat vol stond met alle mogelijke soorten prachtig aardewerk. Terwijl we op de bank geïnstalleerd werden werd er hier ook weer honderduit gepraat over de dienst van deze ochtend, gewoonlijk ging deze familie naar een andere kerk, maar de verschillende reclame-uitingen voor de Wesley hymnen had ze erg nieuwsgierig gemaakt en daarom waren ze op deze zondagochtend maar naar de West Park URC (United Reformed Church) af gereisd. Het bleek dat deze familie in de dienst van A.G. & Kate iets meer vlees op de botten had gevonden als John en Kathleen Shales, want hier bleek duidelijk dat de mensen met het materiaal wat meer konden. Duidelijk in hun sas met mensen die er toch iets meer van hadden opgestoken was het duo al vlot in een groot gesprek met voornamelijk de beide jongens verwikkeld.
De beide jongens begonnen omstandig te fantaseren over een mogelijk optreden in de plaatselijke Methodistenkerk en over de verschillende mogelijkheden om een dergelijk optreden te adverteren. De eerste geste was om het onderwerp van dit verhaal als een moderne rap-band aan het publiek voor te stellen, het resultaat was betrekkelijk weinig enthousiasme bij de toehoorders van dit naar mijn mening nogal gewaagde voorstel. Ineens deed één van de jongens de gouden uitspraak ‘Country and Wesleyan’. Groot enthousiasme bij iedereen vanwege deze zeer fraaie (en ware) woordspeling. A.G. & Kate waren zeer in hun sas met deze prachtige woordspeling en ik heb naar later bleek toen op dat moment (een gedeelte van) de titel van dit inmiddels o zo lange verslag te horen gekregen. Het optreden in de plaatselijke gemeente zou er wel niet komen, maar ik zag de oude trailer van het duo al met dit prachtige opschrift langs ‘s Heren wegen rijden. Schitterend toch? Later in de middag werden de individuele verzamelingen van beide zonen nauwgezet bestudeerd en we waren allemaal zeer onder de indruk van hetgeen ons verteld en vertoond werd.
Aangezien het al tegen de avond liep en de familie plannen had gemaakt om de avond elders door te brengen namen we afscheid met in het achterhoofd het plan om terug naar Eileen Walker te gaan. De avond was immers nog lang en er moest natuurlijk nog veel over de gebeurtenissen van deze dag nagepraat worden. Terwijl wij de Landrover maar weer eens gaan opzoeken trokken de Holmes’sen hun jassen aan en gingen ook naar buiten om huns weegs te gaan. Ondertussen had A.G. geconstateerd dat de Landrover niet te starten was en dat de kans groot was dat we nog een tijdje aan de rand van Sunderland zouden moeten bivakkeren wilden we überhaupt weer ‘thuis’ komen met het ding. De gastfamilie was flexibel, één van de jongens ging weer naar binnen en belde (om 17.00 uur) de AA (niet de Alcoholics Anonymous maar de Automobile Association) om hun het probleem, het adres en het lidmaatschaps- nummer door te geven zodat er hulp aan de Landrover geboden kon worden. Tegen de tijd dat we al drie uur hadden zitten wachten (20:00 uur) kwam de familie weer terug. Ze waren zeer verbaasd dat wij nog steeds aanwezig waren, we werden wederom uitgenodigd om maar mee naar binnen te komen; het wachten was binnen tenslotte wat prettiger al met z’n drieën op de voorbank van een koude Landrover…
Om 21.30 uur kwam er uiteindelijk een niet al te snuggere AA-man die constateerde dat hij het probleem niet zelfstandig de wereld uit kon helpen. Hij kwam tot de conclusie dat de meest verstandige oplossing een sleep naar Durham was en stelde voor om een en ander te regelen. Via zijn servicewagen moest hij toch in staat zijn om snel contacten te leggen zodat we weer naar Eileen Walker’s warme woonkamer terug zouden kunnen. Wij waren inmiddels tot het uiterste getergd toen er tegen 22:30 uur (5½ uur na de eerste melding!) een sleepwagentje aan kwam rijden dat niet veel groter was dan de service wagen om ons uit onze benarde positie te bevrijden. Er werden wat excuses gemaakt over het feit dat de sleepwagen een lekke band gehad had… Onze stemming kon er inmiddels niet echt veel slechter op worden… Allerlei spullen moesten uit de Landrover gehaald worden om toch maar verder op te kunnen treden en het leven in de caravan wat te veraangenamen. De kisten boven op de Landrover moeten ook afgesloten worden, pas toen bleken er voor de vier verschillende kisten vier verschillende sleutels te zijn… De verlengsnoeren moesten ook mee zodat er terug bij Eileen Walker wat elektriciteit afgetapt kon worden naar de caravan. Onmiddellijk werd Graham Carling (de dominee) gebeld zodat we met al onze spullen op een eenvoudige en comfortabele wijze van Durham terug naar Sunderland konden rijden. De Landrover werd aan de voorzijde opgetild (de trekhaak schuurde over de straat met een vonkenregen als resultaat) en met een gangetje van 15 km/uur tuften we naar Durham.
Ons avontuur eindigde om 00:30 uur (pas 7½ uur na de eerste melding!!) toen we eindelijk weer bij Eileen Walker aan konden schuiven. Zij had zich inmiddels allerlei vreselijke zorgen in het hoofd gehaald en ze had ook Graham Carling (de dominee) al gebeld. Kort herhaalden wij onze ellende zodat ook Eileen Walker weer op de hoogte was. Vlot daarna zocht ieder z’n bedje op en probeerde deze dag te vergeten met óf slapen of een goed boek (of beide…). Toch maar hopen dat de volgende ochtend de Landrover weer gerepareerd zou zijn…
Ik dou eem tweie bie mekoar # 16 en # 17. Heul voak as ik dit lees zet ik een Wesley LP van het duo op. ‘Country and Wesleyan’ is een GOUDEN vondst. Net as doe hol ik ook nait van Opwekkings gedou. Heul veul Mantra zingen. Ik kin elke keer wel hetzulfde schrieven. Ik geniet gewoon ook ast doe bezig bist mit aal dei bindertjes. En alle andere dingen natuurlijk ook!
Ach… Die ‘vastbindertjes’… Dat was ik al lang weer vergeten. Hoe belangrijk onbelangrijke dingen kunnen worden. We hebben nog een paar deeltjes te gaan. Je kan nog even vooruit…