Bol: Een nieuwe en vooral onervaren rekruut, vanwege de nog vormloze baret. Ouwe stomp: (Bijna) afgezwaaide dienstplichtige. De uitdrukking wordt vanwege de afgeschafte dienstplicht echter nauwelijks nog gebruikt.

◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊

Dit derde deel van het doorlopende verhaal van mijn tijd dat ik mijn militaire dienstplicht vervulde beslaat een periode van ongeveer drie weken. Op maandag 6 november 1978 had ik me te melden op de Elias Beeckmankazerne in Ede. Op maandag 4 december 1978 (dus amper drie weken later) had ik de transformatie naar telefonist voltooid en kon ik doorschuiven naar de plek waar ik de rest van mijn 14 maanden aan militaire dienstplicht zou gaan vervullen. Ik had een nieuw vak geleerd… Veel spannende dingen zijn er in deze drie weken in Ede-Wageningen niet gebeurd. Ik meen me te herinneren dit ik op de kazerne in Ede voor het eerst (en tegelijk ook voor het laatst) een handgranaat heb moeten gooien…

De kazerne is genoemd naar Elias Beeckman, geboren in Diksmuide en van Vlaamse afkomst. Beeckman was in het rampjaar 1672 vaandrig in het Staatse leger en had de opdracht om een Franse aanval op Aardenburg, in het huidige Zeeuws-Vlaanderen, af te slaan. De vesting die hij commandeerde had echter maar 40 soldaten en een paar kleine kanonnen. Samen met de burgerij verdedigden zij de stad. Een latere troepenaanvulling stelde Beeckman in totaal zo’n 240 man ter beschikking die 6000 man Franse troepen succesvol van zich afhielden. De Fransen gaven uiteindelijk op. In 1677 kwam Beeckman, inmiddels tot kapitein bevorderd, om het leven in een tweegevecht naar aanleiding van een ruzie.
Mijn moeder (en vader ook natuurlijk) hebben regelmatig van dit soort kazernekaartjes met de tekst achterop ‘Alles wel’. Meestal met nog een ander kort verhaaltje erbij. Het gaf mij de kans om van iedere kazerne een serie ansichtkaarten te sparen voor bijvoorbeeld een plakboek of iets dergelijks.

Dus op een zekere maandagmorgen moesten wij ons zoals gewoonlijk melden bij de administratie van onze nieuwe kazerne. Wie schetst mijn verbazing toen bleek dat er tussen al die vreemden ook nog een redelijk aantal bekende gezichten zaten. Ik zag bekende gezichten uit ’s Hertogenbosch en zelfs nog een paar uit Venlo-Blerick. Het meest typerende vond ik nog het feit dat een van mijn toekomstige kamergenoten de administratie binnenliep, daar een sergeant ziet staan, er gelijk op af rent en roept: ‘Hé Henk, wat doe jij hier in vredesnaam?’ Wat bleek nu, Henk en Geert Nieboer waren beiden radiozendamateurs en kenden elkaar al sinds jaar en dag. Dat ze elkaar goed kenden bleek ook wel uit het feit dat ik in mijn gehele diensttijd op de verschillende kazernes nooit een PC (= in dit geval een pelotonscommandant) heb meegemaakt die zoveel voor ons deed.

In Ede-Wageningen was het bij ons op de Elias Beeckmankazerne zo geregeld dat we onze lessen op de Simon Stevinkazerne kregen, dus we werden vele malen per dag afgemarcheerd. De eigenlijke functie-opleiding stelde niet al te veel voor. De opleiding duurde maar een paar dagen (8 of 9). De lessen werden gegeven door adjudant Hendriks, sergeant Martens en dienstplichtig sergeant Elberingh. Het was werkelijk een magnifiek stel, dat heel wat voor ons deed.

Verder was de tijd in Ede-Wageningen niet zo erg opwindend, behalve dan dat ik een karabijn om zeep heb geholpen (zie VRA’tje). Hiervoor heb ik rapport CC (= compagniescommandant) in moeten vullen.

Uit ‘Twintig’, het blad van de VVDM (de vakbond voor dienstplichtige militairen). Ik was een paar dagen nadat mijn dienstplicht was ingegaan al lid van de VVDM geworden…
Het zal uit het voorgaande duidelijk zijn dat ik destijds eigenhandig een dergelijke karabijn onschadelijk heb gemaakt. Hij schoot niet meer recht vooruit, maar onder een hoek van circa 60° naar rechts. We hebben het niet geprobeerd, maar je begrijpt dat ie behoorlijk stuk was…
Ik had de volgende toelichting op de achterkant van dit formulier geschreven. Tijdens de laatst gehouden bivak oefening werd door de adjudant en de rest van het aanwezige kader, des avonds om 17:00 uur, toen het reeds donker begon te worden, gasalarm afgegeven. De bedoeling was dat we met ons wapen, gasmasker op, en de rest van de uitrusting omgehangen zo snel als mogelijk was in rondom dekking (dat wil zeggen in de daaraan voorafgaand gegraven schuttersputjes) gingen. Ware het zo geweest dat het eenpersoons schuttersputjes waren, dan was er niets gebeurd. Edoch, de soldaat Nieboer was net even iets sneller dan de soldaat Vogel en stond dus al in het putje (met het wapen naast zich neergezet) toen de soldaat Vogel er aan kwam. Deze sprong over de rugdekking in het putje bovenop het (daartoe klaargezette?) wapen van eerdergenoemde soldaat Nieboer. Het gevolg van deze manoeuvre was een zo ongeveer tweedelige karabijn, daar dit lichte wapen niet tegen het gewicht van de soldaat Vogel bestand was. Was getekend: VOC Ede, 21-10-1978, de soldaat Vogel H. Het preadvies op dit door mij in tweevoud ingediende rapport was RR (Rekening Rijk). Ik heb er nooit meer iets over gehoord…
Deze foto heb ik in het voorgaande deel van het verhaal gebruikt. Te zien is dat we hier een FAL vasthouden in plaats van een M1 Gerrand karabijn. Toch illustreert het ongeveer hoe een en ander er ui had moeten zien. Twee personen in een pas gegraven schuttersputje met allebei een intact wapen… Ik ben degene die rechts op de foto is afgebeeld.
Mijn kamergenoten (van links naar rechts): Ik, Bart Geerlof, Giel Elst, Gerrit Nieboer, Jan van den Klooster.

In Ede was de onderlinge kameraadschap groot, zo groot zelfs dat ik met verschillende jongens uit Ede nog lang contacten heb onderhouden heb. Onze laatste dag in Ede was ook wel grappig. We moesten weg in het mooie pak (het apenpakje), maar door omstandigheden was ik vlak voordat we nog één keer geïnspecteerd zouden worden uit mijn broek geknapt. Er zat – naar mijn mening – niets anders op dan maar zo op inspectie te gaan. We stonden allemaal netjes aangetreden en de kapitein bekeek ons terwijl we in de houding stonden. Nadat we het commando ‘rechtsomkeert’ kregen werd onze achterzijde geïnspecteerd.

Toen de kapitein de scheur in mijn broek in de gaten kreeg begon hij te schreeuwen van: ‘soldaat Vogel, wat is dat?’ Ik antwoordde hem: ‘Een scheur kapitein, maar ik zal hem thuis wel (laten) repareren’.  Dat kon dus duidelijk niet want terstond moest mijn broek geruild worden. Door dit grapje misten een paar collega’s die zo sportief waren om te wachten samen met mij de trein, zodat we met ruim een uur vertraging op het treinstation Ede-Wageningen aankwamen. Maar ach, zo’n grote ramp was dat ook weer niet. Je zou bijna zeggen dat corvee doen veel erger is…

De lessen ZHKH (ZelfHulp en KameradenHulp; een soort EHBO voor militairen) maakten ook deel van het programma uit.

Wat corvee doen betreft, je kon ‘leuke’ dingen meemaken. Dat blijkt wel uit het volgende verhaal dat één van mijn kamergenoten destijds meemaakte en ons vervolgens in geuren en kleuren vertelde… Op een ‘goede’ ochtend had één van mijn kamergenoten corvee. Hij werd daarom een half uur eerder wakker gemaakt dan de andere jongens en ging eerst even naar het toilet. Wat hij daar zag tartte elke beschrijving.

Ze waren er op alle kazernes waar ik geweest ben. De jongens met niet iets meer branie dan de anderen. In mijn oorspronkelijke plakboek had ik ‘stelletje zeikers’ bij deze foto geschreven…

Wat bleek, tegen 04:00 uur was iemand stomdronken binnengekomen. Hij was naar het toilet gegaan om daar een groet boodschap te doen, maar was vergeten zijn kleren naar beneden toe doen. Terstond viel de jongen in slaap. Tegen 06:00 uur (net voorafgaand aan de corveedienst van mijn kamergenoot) schrok hij wakker, bemerkte de inhoud van zijn broek en bedacht: ‘Dit is niet goed’. Nog steeds stomdronken begon hij handmatig (met blote handen dus) de puinhoop op te ruimen. De ontlasting zat vervolgens  tot manshoog tegen de muren, tegen de spiegels, over de wasbakken, de deuren, het toilet zelf en zelfs over de vloer. Stinken dat het daar deed, niet normaal meer… De dader van dit alles werd natuurlijk vrij snel gevonden; hij heeft behoorlijk moeten boeten voor zijn zonden…

De meeste praktische oplossing bleek een en ander eerst met veel wc-papier schoon proberen te maken en daarna alles met de brandslang schoon te spuiten. Het stonk er nog wel toen wij de wasruimte binnen kwamen, maar het was er tenminste schoon.

Aan dit verhaal is te merken dat het niet allemaal lieverdjes waren die dienstplichtigen. Vaak was het zo dat het kader daar bij voorbaat al vanuit was gegaan. Dat ze daaraan gelijk hadden bleek wel uit het voorgaande verhaal…

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.

Dit is het derde deel van een feuilleton in meerdere delen.
De beide knoppen hieronder brengen u naar het voorgaande en het volgende deel van het verhaal…

Vorige post Volgende post