Bol: Een nieuwe en vooral onervaren rekruut, vanwege de nog vormloze baret. Ouwe stomp: (Bijna) afgezwaaide dienstplichtige. De uitdrukking wordt vanwege de afgeschafte dienstplicht echter nauwelijks nog gebruikt.
◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊♦◊
Gedurende de ruim 9 maanden dat ik op de Johannes Postkazerne in Havelte was gelegerd functioneerde ik vrijwel dagelijks als telefonist op de Amerikaanse basis in Darp waar destijds het 8th U.S. Army Field Artillery Detachment was gelegerd. Op de Johannes Postkazerne had ik onderdak, ik sliep er vrijwel alle nachten (behalve als ik nachtdienst had natuurlijk). Maar gevoelsmatig was ik meer in het Amerikaanse Hotel, zoals wij de basis in Darp vaak noemden. Ik had voordat ik militaire dienst ging nog niet eerder van een Amerikaanse basis in ons land gehoord, laat staan dat ik wist dat het er meerdere waren. De geschiedenis van de basis van het 8th U.S. Army Field Artillery Detachment in Darp, maar ook van de soortgelijke basis in ’t Harde zoals hieronder in het groene blok wordt weergegeven vond ik een paar dagen geleden. Het geeft iets meer context dan ik me destijds ooit heb gerealiseerd. In 1992 werd de basis van het 8th U.S. Army Field Artillery Detachment in Darp opgeheven. Hier op deze site is het mogelijk ‘Het mysterie van Darp’ te zien; een serie van zes korte programma’s uit 2022 van RTV-Drenthe. Deze zes programma’s geven een mooie inkijk in de relatie van deze basis met de omgeving waarin de Amerikaanse militairen en hun Nederlandse ondersteuning en bewaking hun werk probeerden te doen (opent op een nieuw tabblad). Van de serie posts die de periode van mijn militaire dienstplicht als onderwerp hebben is dit het vijfde en laatste deel…
Een paar maanden geleden heb ik mijn militaire dossier maar eens opgevraagd. Veel interessante informatie kwam daar niet uit, maar wel een lijstje met allerlei verschillende data. Zo leerde ik dat ik me op maandag 4 december 1978 moest melden op de Johannes Postkazerne in Havelte. Waarschijnlijk heb ik me de daaropvolgende dag (dus op Sinterklaasdag 1978) op de basis van het 8th U.S. Army Field Artillery Detachment in Darp moeten melden. Hemelsbreed was Darp maar een paar kilometer verderop. De plek waar ik toen moest zijn was natuurlijk de telefooncentrale. Dit was een betrekkelijk klein kamertje in het hoofdgebouw van de basis. In het kamertje stond een ouderwets metalen bureau, een ook wat oudere fauteuil er naast, een televisietoestel hing aan de muur en in de hoek diagonaal tegenover de wat oudere fauteuil stond een mooie ouderwetse houten telefooncentrale. Eerder had ik een dergelijke telefooncentrale al wel eens in een oude zwart-witfilm gezien (verschillende lezers waarschijnlijk ook wel denk ik). Nu zou een groot gedeelte van de resterende tijd van mijn 14 maanden dienstplicht in deze ruimte doorbrengen.
In mijn betrekkelijk korte telefonistenopleiding had ik natuurlijk al eerder te maken gehad met een telefooncentrale als deze, maar dit was er eentje op een veel kleinere schaal dan ik had verwacht. Meer dan 5 gesprekken tegelijk voeren was überhaupt niet mogelijk op deze centrale. Ik werd er voorgesteld aan meneer Spitzen. Hij bleek de chef te zijn van deze telefooncentrale (en daarmee ook van één dienstdoende telefonist/centralist in wisseldienst). De heer Spitzen was geen militair; hij was een burger (alhoewel ik ook daar af en toe mijn twijfels over heb gehad). En hij was duidelijk de baas in dit kleine kamertje. Hij bleek erg formeel te zijn en betrekkelijk weinig gevoel voor humor te bezitten (of hij wist het goed verborgen te houden). Een van zijn taken was te organiseren dat de telefooncentrale 24/7 bemand werd. Een andere taak was ons ene beetje in het gareel te houden. Er was zeker sprake van een hiërarchie en de bevoegdheden die daar bij horen. Het was dus handig de man niet teveel dwars te zitten. Verder was de heer Spitzen een ogenschijnlijk vriendelijke man waarvan het moeilijk was een indruk te krijgen – een beetje een grijze muis en volledig ongrijpbaar dus. Tegelijk was het wel een man die vrijwel alles in de gaten had.
Wanneer we over ons leven als ‘Flamingasten’ schrijven, dan mogen we natuurlijk niet nalaten over om over onze collega’s van het 8-KL(US) Detachement te schrijven. De postchauffeur (afkomstig uit het 8-KL(US) Detachement.) fungeerde als een soort ‘James’. Zoiets als ‘James, naar ’t Hotel (= MEC Flamingo) please’. En nadat je de rijopdracht voor de chauffeur afgetekend had was de ‘James’ van die dag over het algemeen wel bereid in z’n Landrover (of wel ander rijdend materieel ook beschikbaar was) te stappen en voor je te gaan rijden. Het leek nooit veel, maar toch werden er door deze maten wel de nodige kilometers gemaakt. De route was meestal eenvoudig te voorspellen: NS-station Steenwijk → Amerikaans Hotel → Johannes Postkazerne, en allerlei variaties op dat thema. Van het NS-station in Steenwijk was binnendoor ongeveer 20 minuten fietsen (ik heb het een paar keer gefietst). Maar dit gaat natuurlijk niet op voor een Landrover. Toch zagen deze mannen kans om per week circa 1.100 á 1.200 kilometer te rijden. Ik heb het destijds zelfs meegemaakt dat een van de postchauffeurs in één week 1.700 kilometer reed. En dat allemaal door van die kleine piseindjes… Geen wonder dat deze mannen blij waren dat het weer weekend was. In het weekend reden ze voornamelijk langere ritten voor de Amerikanen, zoals naar Sögel, naar Bremerhaven (beiden in Noord-Duitsland), en naar Soesterberg. Het mooiste was dat ze voor al die langere ritten ook een declaratie in konden dienen.
Het 8-KL-(US) Detachement was een eenheid die volledig ten dienste stond van de basis in Darp. Voor al die ritten was geen grote eenheid nodig, circa 20 militairen waren toebedeeld aan het 8-KL(US) Detachement. Het merendeel van die circa 20 militairen werkte volgens het standpunt ‘de ouwe zit er niet meer mee’. Dat was ook wel te merken als er iemand afzwaaide en vervangen werd, dan regende het opeens ‘chauffeurstesten’, niet alleen dat, maar het regende ook bier en de dronken chauffeurs waren in zo’n periode opeens talrijk. Als er iemand afzwaaide bij het 8-KL(US) Detachement werd van tevoren gezegd dat men niet voor de gevolgen van het afzwaaifeest in zou staan. Ik heb destijds een uitnodiging gehad om – als lichting ’78/5 af zou zwaaien – dat feest samen met de mannen van het 8-KL(US) Detachement te vieren. Dat is destijds een behoorlijk ‘natte’ boel geworden…
Schieten, nee dat deed dit kanon niet meer. Het staat als een decoratiestuk tussen de vlaggenmasten. Wel leende het zich er erg goed voor om erbij, naast, voor, of bovenop gefotografeerd te worden. Of niet dan Robin en Mirko? Men heeft dit kanon indertijd zelfs een naam gegeven. Over Amerikaanse ijdelheid zullen we het maar niet hebben… Om zo’n kanon überhaupt een naam te geven moet je wel Amerikaan zijn… De naam van ’t kanon laten we maar achterwegen (hoofdzakelijk omdat ik het vergeten ben).‘Steenwijk radiosite. Line not secure, sergeant Winder speaking. What can I do for you sir?’ Dat hoorde je als je belde naar toestel # 9. Onder de toren staat een hok (huisje) dat helemaal volgestouwd zat met alle mogelijke communicatieapparatuur, zoals radio, telex, en nog een paar van die aardigheden. Deze post werd continue bemand door twee sergeanten en vier manschappen (in een volcontinu rooster, net als de telefonisten en de CQ, dat is de portier van het hoofdgebouw). De mannen van de radiosite waren leuke kerels, zelf ben ik een keer een hele dag met Merritt en Booker aan het sleutelen geweest om de auto van Booker weer aan de praat te krijgen. Gezellig was dat.
In eerste instantie leek het werk op zo’n Amerikaanse basis heel erg interessant. Na verloop van een aantal weken begon ik in de gaten te krijgen dat het eigenlijke werk niet zo gek veel voorstelde. Verreweg de meeste opdrachten voor het tot stand brengen van een telefoongesprek kwam van Sergeant Allen, de pijp rokende man met het kantoor naast onze centrale. Erg sympathieke man trouwens. Sergeant Allen schreeuwde dan uit volle borst iets als: ‘Lurch, get me Soesterberg’ of iets dergelijks. Hij was ook de man die mijn bijnaam had bedacht en vervolgens elke dag maar weer luidkeels roepend consequent gebruikte. Het gevolg daarvan was dat mijn bijnaam meer gebruikt werd dan mijn eigenlijke naam.
Na een paar weken moesten er van allerlei zaken bedacht worden om je niet af en toe stierlijk te vervelen. Je post verlaten was er echter niet bij. Minimaal twee keer per dienst kreeg je op een volstrekt willekeurig moment een ‘line check’ vanaf de site (een paar honderd meter verderop) of vanuit Eindhoven (waar onze centrale via een directe lijn mee verbonden was). De ‘line check’ hield in dat je in een logboek de tijd noteerde waarop dit gebeurde. Miste je een oproep of kwamen de genoteerde tijden niet overeen… Dan had je een probleem en dus had je ook iets uit te leggen. De bewaking van de site nam dan zonder aarzelen aan dat er echt een serieus probleem was en kwam gewapend en wel naar de centrale toe, en was bereid dat wapen ook te gebruiken indien dat nodig werd geacht.
De Amerikanen op deze basis woonden voor het grootste gedeelte in (de omgeving van) Steenwijk. Sommigen hadden in de loop van de jaren dat ze in Darp gelegerd waren een relatie gekregen met een Nederlandse partner, maar ik heb ook verschillende voorbeelden gezien van stelletjes waarbij de beide partners in een relatie dienst deden op de basis.
Voor militairen is de keuken van groot belang, en dat was hier natuurlijk niet anders. Voor het luttele bedrag van US $ 1,30 per dag mochten wij mee profiteren. Het was in deze periode dus ook zaak om steeds voldoende dollars op zak te hebben – dat had ik ook niet verwacht toen ik een paar maanden eerder m’n groene uniform kreeg uitgereikt in Venlo. Het eten in Darp was sowieso behoorlijk veel beter dan op de Johannes Postkazerne…
Hierboven (foto # 1) is de telefooncentrale op een willekeurig moment te zien. Er is een gesprek via de buitenlijn aan de gang (toestel 5 is verbonden met de PTT-lijn naar buiten; hoogstwaarschijnlijk was het onze kok Wayne Gueltzow die met zijn vriendin in Amsterdam aan het bellen was) en toestel 10 (de Nederlandse wacht is doorverbonden met toestel 1; ons eigen toestel op het bureau van meneer Spitzen). Dat hield in dat ik de lijntesten van de Nederlandse wacht (op volstrekt willekeurige tijden 1 x per 30 minuten bij daglicht; en evenzo 1 x per 15 minuten als het donker was) kon aannemen op mijn luie stoel als ik TV aan het kijken was. Dat hield trouwens niet in dat de lijntesten in de eerdergenoemde frequentie kwamen, vaak viel er ook wel iets te onderhandelen met de mensen van de Nederlandse wacht. Die Nederlandse wacht waren trouwens elke nieuwe week weer mensen van een ander onderdeel van onze krijgsmacht. Het gebeurde trouwens ook vaak dat je aan de andere kant van de lijn een stel ‘bollen’ had… In elk geval, op foto # 1 is te zien dat er sowieso twee simultane gesprekken gaande zijn en dat ik naar alle waarschijnlijkheid in de enige luie stoel in het kantoortje TV aan het kijken was. Stel je voor dat er op een bepaald moment een van de bewoners van het Amerikaanse Hotel een gesprek wenst te voeren. Hij draait daarvoor aan de slinger van zijn/haar telefoontoestel. Wanneer hij/zij dat doet valt er bij mij op de centrale een wit klepje naar beneden (in dit voorbeeld bij toestel 7; foto # 2). Dat is voor mij een teken om aan het werk te gaan. Met gepaste tegenzin kwam ik in een dergelijk geval omhoog van mijn luie stoel en begaf me naar ‘de kast’, zoals we de telefooncentrale vaak noemden. De eerste handeling die ik dan moest doen was het naar voren duwen van de ‘spreek/wek sleutel’ (foto # 3). Dat was een schakelaar met drie verschillende standen. Eén daarvan was de spreekstand. In deze stand was er al een verbinding met de abonnee gemaakt zodat ik met de abonnee kon spreken (over het gewenste telefoongesprek). Dan was er nog de neutrale stand. Deze stand werd gebruikt nadat het gewenste gesprek tot stand was gekomen, zodat beide abonnees ongestoord met elkaar konden spreken. Tevens kon deze sleutel gebruikt worden om de bel over te laten bij degene die met het rode koord was aangesloten. Dit was vooralsnog genoeg over de ‘spreek/wek sleutel’. Nadat de schakelaar naar voren was geduwd om de gespreksaanvraag aan te nemen (ondertussen had ik ook mijn hoofdset opgezet), pakte ik dan het bij deze ‘spreek/wek sleutel’ horende grijze koord, en duwde ik het in de klink – het ‘stopcontactje’ – van de abonnee waar het witte klepje was gevallen (foto # 4).
Vervolgens was het zaak om mij te melden met het voorgeschreven ‘operator’. Meestal echter meldde ik me met de kreet ‘Flamingo, what can I do for you?’ Dan zegt Luitenant Dietz, want die is het vrijwel altijd als # 7 heeft gebeld: ‘Is that you again Lurch?’ Ik zei dan wel eens: ‘Sure, can’t you see?’ Zijn reactie was dan steevast: ‘No because you’re there and I’m here. By the way, could you give me triple 2 niner?’ Mijn standaard reactie was dan: ‘Sure, I’ll connect you’. Vervolgens pakte ik het bijbehorende rode koord en duwde dat in de tweede open klink vanaf links bovenaan (dat was een directe lijn op de Johannes Postkazerne; foto # 5) en draai daarna het gewenste nummer, namelijk 2229 (foto # 6). In de meeste gevallen pakje ik dan mijn hoofdset en beweeg de microfoon naar achteren – de microfoon werd op deze manier uitgeschakeld. Het was dan mogelijk om ‘in te luisteren’ op het gesprek zonder dat je opgemerkt werd. Je hoorde dat ook te doen om te verifiëren of het gesprek daadwerkelijk tot stand was gekomen om je vervolgens terug te trekken door de ‘spreek/wek sleutel’ weer in de neutrale stand te zetten. Inluisteren op dit soort gesprekken was doorgaans niet zo spannend; het waren vaak gesprekken die erover gingen wanneer samen koffie te drinken of iets dergelijks. Op 2229 zat namelijk de commandant van het 8-KL(US) Detachement die ook voor de verdere ondersteuning van het Amerikaanse Hotel zorgde. Als de beide mannen uitgekletst waren hing één van de twee als eerste op. Dietz draaide dan weer aan de slinger van zijn telefoon ten teken dat ik de stekkers uit de verschillende klinken kon halen (één rood koord en één grijs koord per gesprek) waardoor de telefooncentrale weer in de uitgangspositie kwam te staan. Als het nu zo geweest was dat het gesprek over de PTT-lijn naar buiten moest, naar bijvoorbeeld ergens in Duitsland, dan moest er standaard een gesprekkenbriefje ingevuld worden (zie voorbeeld).
Het was natuurlijk ideaal om als het gesprek naar bijvoorbeeld Duitsland 10 eenheden duurde er vervolgens 10 bij op te tellen om zodoende een soort van ‘stuwmeer’ van gesprekseenheden bij elkaar te sparen zodat je een ‘eigen voorraad’ gesprekseenheden had liggen voor je eigen gesprekken. Het was namelijk zo dat de gespreksmeter ging lopen bij alle gesprekken die via de PTT-lijn naar buiten gingen. Zat je met het probleem dat er geen ‘stuwmeer’ van gesprekseenheden meer ‘op voorraad’ lag, dan creëerde je een gesprek. Met andere woorden, je schreef een gespreksbriefje uit voor een gesprek dat er überhaupt niet geweest was en bellen maar… Ik kan zeggen dat er zo heel wat mannen, vooral die van het 8-KL(US) Detachement, op die manier door de telefonisten gematst zijn… Het was altijd een grote liefhebberij van onze heer Spitzen om af en toe op een avond te komen controleren of men wel goed (dus in uniform gekleed) aan het werk was. Ofschoon hij geen militair was wilde hij wel graag zien dat ons tenue er tiptop uitzag. Wij hebben ons nooit zo gek veel van dat beleid aangetrokken (getuige de aanwezige foto’s) en één keer zelfs een door eens van ons aangeschafte en meegenomen fles Jägermeister helemaal leeggedronken; dat het na die nachtdienst waarin iedereen eigenlijk behoorlijk aangeschoten was goed rusten was bewijst de onderste foto natuurlijk – zelfs de lege fles is nog deels zichtbaar. Het was uiteindelijk maar goed dat we zelf ook weinig ruchtbaarheid aan dit incident hebben gegeven, want het had er waarschijnlijk niet al te goed voor de heren centralisten (en duty drivers) uitgezien. Zo kan men maar zien dat het leven van een telefonist/telexist behoorlijk ‘zwaar’ is…
En hieronder dan eindelijk een foto van de man die héél erg vaak om een kopie van juist deze foto gezeurd heeft. Het betreft de majoor (aanspreektitel) van Wilgen. Op zich wel een aardige man, zolang je hem maar gelijk geeft, want zodra je tegen hem inging kon hij enorm giftig worden. Dat heb ik gemerkt toen op een zekere dag door hem op rapport geslingerd werd wegens slapen in de nachtdienst. Op zich een vrij ernstig vergrijp want het werd beschouwd als een wacht delict. Ik had bovendien een matras naar het kantoor van de telefonisten gesleept en lag in burgerkleding erg lekker te slapen, toen er opeen een lid van de Nederlandse sitewacht in vol ornaat naar binnen stormde (zonder eerst zijn paspoort te laten zien). Het wapen op scherp, handgranaten paraat. Afijn, ik lag daar lekker te slapen en deze man maakte mij op nogal brute wijze wakker. En dat terwijl ik me er helemaal op ingesteld had lekker te gaan liggen slapen. Ik had alle Tl-buizen – op één na – losgedraaid en deze ene Tl-buis ook nog met een krant afgeplakt zodat ik een mooi schemerlicht kreeg. Dit hele zaakje werd natuurlijk doorgespeeld en op zekere dag stond de majoor voor de deur om uit te zoeken wat er gaande was (geweest). Ik vertelde hem waar het op stond en hij zei dat hij in dat geval ook niet zo gek veel meer voor mij kon doen. Meteen daarna vroeg ik hem of ik een foto van hem mocht maken voor mijn plakboek, daarmee inspeldend op zijn ijdelheid. Hoogstwaarschijnlijk heb ik het daaraan te danken dat de hele zaak met een sisser is afgelopen. Als straf moest ik namelijk de gemaakte foto aan de majoor leveren en een extra weekenddienst draaien…
Simon • 58.08.29.352 • Simon was een van degenen die mij moest inwerken. Hij deed dat op een zeer doeltreffende manier. Eerst vertelde hij wat een en ander was en vervolgens hoe de dingen werkten op deze werkplek. Daarna ging hij in de enige luie stoel zitten die in het vertrek aanwezig was en liet mij maar wat aanmodderen terwijl hij zelf een boek aan het lezen was. Hij was een gemakkelijk soort mens, dat wil zeggen dat hij eigenlijk nergens een probleem van maakte. Als hij in het weekend, zo ongeveer tussen 12:00 en 12:45 uur gebeld werd, dan hadden de mensen pech. Simon had in die periode de telefooncentrale dichtgegooid en was rustig aan een hapje gaan eten. Hij was niet de enige dit dat streken uithaalde, beslist niet, maar hij was wel de enige die ermee betrapt is door Spitzen. Een paar flinke uitbranders waren zijn deel en toen Spitzen eenmaal uitgeraasd was vroeg Simon op rustige toon om een paar snipperdagen. Dat ging dus mooi niet door! Simon zat er niet mee. Een van Simons’ grootste stunts was om de eenhedenteller op zodanige manier te demonteren dat het niet opviel en de teller 1500 eenheden terug te zetten. Sergeant Ruffalo kon toen een gesprek van 240 gulden voeren naar het thuisfront in de Verenigde Staten. Na zo’n 43 minuten was de eenhedenteller weer op de oorspronkelijke stand aangekomen en werd het gesprek beëindigd. De eenhedenteller werd weer in oorspronkelijke staat gebracht en het frontje van het apparaatje werd met een paar stukjes Stimerol kauwgom vastgezet. Niemand die erachter zou komen als niemand iets zou zeggen… Samen met één van zijn maten was hij zo slim geweest om uit de IHV-regeling te stappen, terwijl hij vrijwel altijd op de kazerne sliep. De IHV-regeling was de ‘Inhouding Huisvesting en Voeding’; dat wil zeggen een soort kostgeld dat vanuit je soldij betaald werd voor het verblijf op de kazerne. Maandelijks scheelde hem dat 225 gulden. Ik herinner me nog goed dat ik voor de eerste keer op ‘onze’ kamer in de kazerne kwam en verwonderd was over het feit dat een van de bedden verschrikkelijk vieze lakens bleek te hebben. Dat bed bleek dus van Simon te zijn. Het was in geen 4 maanden verschoond. Ik vroeg hem of hij elke dag in dat vieze bed sliep. ‘Oh, nee’ was zijn antwoord, ‘ik neem namelijk altijd een slaapzak mee’. Simon zwaaide af als SSOS zoals hij het zelf altijd noemde. Hij was (volgens zichzelf) een Super Streeploze Ouwe Stomp. Super was hij wel, want hij heeft in zijn tijd bij het Amerikaanse Hotel maar liefst 70 nachtdiensten gedraaid, de tweede plaats was voor iemand die aan 48 nachtdiensten toe was gekomen. De oorzaak hiervoor lag waarschijnlijk bij Simon’s lange haar. Spitzen had namelijk eens gezegd dat hij het lange haar van Simon maar een vies gezicht vond en dat Simon maar eens een keer flink naar de kapper moest gaan. Simon weigerde dit natuurlijk en het gevolg daarvan was dat Spitzen hem nooit voor bevordering heeft voorgedragen. Simon vond het allemaal niet zo erg; hij was diep in zijn hart een behoorlijke antimilitarist. Toch heeft hij flink bijgedragen om het niveau van de MEC Flamingo hoog te houden, want hij was de enige in de groep die HTS had gedaan. Slotconclusie: Simon was een geweldige gast en een goede telefonist. Na zijn afzwaaien is Simon toch maar eens naar de kapper gegaan, en ook behoorlijk rigoureus…
Sjaak • 55.12.25.186 • De bijnaam van Sjaak was ‘Hopeloos’ omdat hij zich vrijwel nergens iets van aantrok. Hoewel hij uiteindelijk (net als ik trouwens) als korporaal afzwaaide droeg hij zijn strepen bijna nooit en als hij ze überhaupt al droeg, dan deed hij dat omgekeerd. Hij was eerlijk gezegd eenzelfde soort antimilitarist als Simon. Hij kon het altijd uitstekend met iedereen vinden, vooral met Auke. Als hij een nachtdienst draaide werd die vrijwel altijd slapend doorgebracht, dat in tegenstelling tot de dezelfde Auke als in de voorgaande zin. Hij heeft mij het ‘Sjaak-systeem’ geleerd, dat wil zeggen om van één luie stoel (zoals afgebeeld op de foto), een bureaustoel en een flinke stapel telefoonboeken een behoorlijk comfortabel bed te maken. Dankzij dit systeem heb ik de eerst 15 nachtdiensten echt heel lekker geslapen. Sjaak was iemand die geselecteerd was om de onderofficiersopleiding te gaan volgen. Halverwege is hij met deze opleiding gestopt en vervolgens kreeg hij kaderverplichting. Dat hield in dat hij twee maanden langer dan gebruikelijk dienstplichtig was (dus 16 maanden in plaats van 14 maanden). Niet dat hij daar een probleem van maakte, hij rotzooide maar wat aan, zoals bijvoorbeeld met ons apparaat om thee te zetten. Hij gebruikte het om koffie te zetten, soep te maken, worstjes warm te maken, saté op te warmen enzovoorts. Een van zijn sterke kanten was het afschrijven van eenheden zodat er weer iemand gratis kon bellen. Meestal van een van de mannen van het 8-KL(US) Detachement een van de gelukkigen. Deze mannen waren beurtelings de postchauffeur, dat wil zeggen dat ze ons heen en weer naar de kazerne reden en/of van/naar het NS-station. Vaak zat Sjaak enorm met deze mannen te rotzooien. Zo belde hij bijvoorbeeld prostituees en verbond de dames dan door met chauffeurs die nergens om gevraagd hadden. Hij had een grote lijst met telefoonnummers om anderen mee op het verkeerde been te zetten. Op een goede dag had hij bedacht om door een enorme rotklap boven op de telefooncentrale te geven een groot aantal klepjes te laten vallen. Met een van de mannen van de telex-kamer deed hij vervolgens een wedstrijdje wie het hardst kon slaan en zodoende de meeste klepjes kon laten vallen. De ‘gevallen’ klepjes werden vervolgens met een van de stekkerkoorden weer ‘weggeprikt’. Tot op het moment dat – o grote schrik – de PTT-lijn het niet meer bleek te doen. De kiestoon was ‘weggemept’ als het ware, de lijn was dood. Nadat de PTT-monteurs erbij waren gehaald bleek dat de fout niet bij ons lag, maar toch… Na dat geintje heeft hij het (bijna) nooit meer gewaagd om een wedstrijdje ‘klepjes naar beneden slaan’ te doen. Toen hij afzwaaide gaf hij – bij Auke thuis – een enorm groot afzwaaifeest, waar ik zo dronken als maar kon geworden ben. In mijn geval was dat ook niet zo verwonderlijk, want ik dronk niet of nauwelijks en die avond probeerde ik samen met iemand anders een complete fles Beerenburg weg te drinken. Het lukte ons, en dat heb ik geweten. We werden weer opgehaald met een 3-tonner door een van de chauffeurs van het 8-KL(US) Detachement en ik heb de laadbak van de wagen er compleet onder gekotst. Sjaak had de grootste lol, hij was eindelijk van de dienstplicht af. Hij had nog een geweldige gewoonte. Hij stelde mensen de meest moeilijke vragen. Niet omdat hij behoefte had aan een antwoord op de vraag, maar hij vond het leuk om mensen op die manier in verlegenheid te brengen…
Auke • 52.12.30.448 • Auke was beslist een van de meest excentrieke centralisten die ik in ‘mijn tijd’ bij de MEC Flamingo heb meegemaakt. Zeker als je de man net had ontmoet was het niet zo moeilijk om hem het etiket ‘excentriek’ op te plakken. Auke (of ‘Wierd Harold’ zoals hij door de vaste bewoners van het Amerikaanse Hotel werd genoemd) was in tegenstelling tot vrijwel alle andere jongens altijd uiterst punctueel, zijn tenue zag er altijd pico-bello uit, kortom hij was het voorbeeld van een goede telefonist (zoals onze heer Spitzen het graag zag). Daarbij kwam nog dat hij verreweg de meest fanatieke ‘strepenjager’ van het hele stel was. Maar ondertussen… Dankzij zijn uitstekende kennis van het Engels (hij had meerdere jaren zowel in Engeland en in de Verenigde Staten gestudeerd en was Ir. geworden; net als Sjaak trouwens). Hij had een stel Amerikaanse militairen zo ver gekregen dat ze voor hem drank (whisky, rum en dergelijke) kochten in Soesterberg. Daar in Soesterberg hadden de Amerikanen op hun basis New Amsterdam een grote PX (een belastingvrije winkel) waar een grote fles Bacardi maar $ 5,10 koste. Destijds was dat ongeveer gelijk aan 10 gulden. Dat kwam Auke wel uit, want die was een echte levensgenieter. Op een goede nacht toen Auke weer eens nachtdienst had, had ik nog iets te vieren – namelijk mijn 21e verjaardag. Het toeval wilde dat dat ik een paar dagen eerder samen met de op dat moment dienstdoende telexist een fles Bacardi cadeau had gekregen. Met andere woorden – Auke en ik hadden samen een halve fles Bacardi te drinken. Meer dan genoeg dus. We hebben toen de chauffeur van het 8-KL(US) Detachement maar naar het PMT bij de kazerne gestuurd voor een heleboel blikjes cola. Samen met Auke was ik een spel Monopoly begonnen toen de chauffeur met de blikjes cola aan kwam rijden – het duurde niet lang of ons deel van de voorraad Bacardi was verbruikt. Na ons Monopoly-spel (wie zou er gewonnen hebben?) en de nodige BaCo’s kwamen we op het geweldige idee om de eenhedenteller te saboteren. Doordat we een beetje (?) aangeschoten waren hebben we deze teller niet gedemonteerd. Nee, we hadden het apparaat compleet gesloopt. We hebben vervolgens, toen de teller eenmaal ‘overleden’ was driftig zelf naar de Verenigde Staten gebeld. Vervolgens werden er verscheidene pogingen gedaan om de eenhedenteller weer in weer in werkende staat te krijgen – we zijn daar tot de volgende ochtend 08:00 uur mee zoet geweest. Helemaal goed is de eenhedenteller nooit meer geworden, en het verwonderde ons dan ook niet echt dat er twee weken later ineens een spiksplinternieuwe eenhedenteller aan de muur was geschroefd. Niet dat wij het echt erg vonden want wij gingen onmiddellijk te werk om manieren te vinden om ook deze nieuwe eenhedenteller te saboteren. Kortsluiten leek ons de beste optie. Het zou beslist niet de laatste keer zijn geweest dat dienstplichtige militairen allerlei creatieve manieren bedachten om de zaken te dwarsbomen. Toen Auke afzwaaide was hij zo sympathiek om een enorme BBQ te organiseren. Ontzettend gezellig, want een heleboel (voormalige) telefonisten en telexisten waren op dat feest aanwezig. Het was die dag ik Auke voor het eerst uit zijn rol zag vallen. Wat was die man dronken! Van de slivovitsj nota bene, helemaal niet zijn stijl. Ik vroeg toen aan Andy (een Schotse vriend van Auke) welk percentage alcohol de slivovitsj had. Het antwoord van Andy was duidelijk: ‘As much as they get in it’. Geen wonder dus dat Auke compleet onder de tafel ging. Trouwens, anders had Defensie dat wel gedaan. Auke had er tegen het einde van zijn diensttijd goed de balen van (net als heel veel anderen trouwens). En terecht…
Peter ● 57.04.26.031 ● Het verblijf van Peter op de MEC Flamingo kenmerkte zich door een grote onopvallendheid. Hij kwam eigenlijk onopgemerkt binnen en een paar weken later was hij net zo onopvallend weer vertrokken. Zijn verblijf bij ons had amper een paar weken geduurd. De grootste reden voor zijn plotselinge vertrek lag in het feit dat kort nadat Peter bij ons binnen was komen wandelen zijn vader plotseling overleed, maar omdat de beste jongen bij ons in een dusdanig rooster was geplaatst dat hij elke vijf weken er misschien wel twee thuis zou zijn, ging dat niet meer. Daarom werd hij op een goed moment van de ene op de andere dag overgeplaatst naar Vlieland, waar het rooster veel gunstiger voor hem was zodat hij ieder weekend naar huis kon. Het beviel hem wel goed bij ons, maar met al die weekenddiensten had hij wat problemen. Niet dat we het hem kwalijk hebben genomen dat hij opeens verdwenen was, ‘not at all’. Hij was het slachtoffer van de omstandigheden die hem overkwamen. Maar na hem zijn er ook talloze collega’s geweest die probeerden de omstandigheden zo toe te passen dat ze zich daar het slachtoffer van voelden; met andere woorden, ze probeerden oorzaak en gevolg om te draaien. Volgens mij getuigde dat van een compleet andere instelling dan de instelling van onze Peter. Peter probeerde het allemaal goed te doen, maar datgene wat hem overkwam was zo groot dat hij er niet zo eenvoudig uit kon klauteren. Voor zover wij op de hoogte gehouden werden beviel het Peter goed op Vlieland, het was trouwens voor hem ook een groot stuk dichter bij huis. Hij had natuurlijk wel te maken met de veerboot van en naar Harlingen. Die veerboot slokte waarschijnlijk het grootste gedeelte van zijn reistijd op. Hij moest namelijk vanuit Leeuwarden naar Harlingen en vervolgens naar Vlieland (en andersom natuurlijk). Peter had in Leeuwarden de Hogere Landbouwschool gedaan, dus wat dat betreft was hij typisch iemand van de MEC Flamingo telefonisten. Het laagste opleidingsniveau dat we binnen de groep hadden was HAVO. Hoe dat tot stand was gekomen heb ik nooit geweten.
Joost ● 53.02.14.049 ● Joost was sowieso een apart geval. Hij kwam bij ons binnen als een volleerd theoreticus, en drie dagen later was zijn carrière in het Amerikaans Hotel al weer voorbij. Hij was erg precies en nauwkeurig. Dat was ook geen wonder, want hoogstwaarschijnlijk had zijn opleiding dat trekje als consequentie gehad. Hij hield het bij ons niet langer uit vertelde hij op een goede dag. Toen hij nog bij ons was in de rol van telefonist was hem dat ook wel een beetje aan te zien. Hij wist alles wel, wat dat betreft geen probleem, maar hij sprak zo ontzettend langzaam en bedachtzaam. Hij was – wat mij betreft – een beetje het prototype van een filosofiestudent of iets dergelijks. Hij had ook inderdaad gestudeerd. Ik had nog niet eerder meegemaakt dat iemand met een academische opleiding als telefonist op de MEC Flamingo terecht was gekomen. Ik meende me te herinneren dat hij historicus was, maar dat weet ik niet helemaal zeker meer. Na de bewuste drie dagen zag hij het niet meer zitten en ging naar huis. Hij was er geestelijk helemaal ondersteboven van en het heeft dan ook lang geduurd voordat hij weer aan het ‘normale’ legerleven deel kon nemen. Na een maand of drie kwam hij weer (via, via) in het arbeidsproces terecht en wel als hulpje van de CSM van de 43e Herstel Cie. Zijn diensttak was ook weer veranderd (voor de derde keer). De laatste verandering van de Verbindingstroepen naar de TD. Hoe dat mogelijk was wist bijna niemand. De beste samenvattingen is waarschijnlijk dat de wegen van Defensie raadselachtig en wonderbaarlijk waren. Van een nieuweling op de kazerne hoorden dat Joost – zodra hij weer aanwezig was op de kazerne – tot barkeeper in de onderdeelsbar in de kelder van hun gebouw was gebombardeerd. Joost had niets met een bar en dronk geen bier, laat staan dat hij handig was met de biertap. Maar dat gaf niet, er werd gewoon wat extra bier tegenaan gegooid…
Hans ● 58.06.03.278 ● Hans was ‘by far’ de grootste negatieveling die we destijds onder onze hoede hebben gehad. De eerste dag dat hij kwam (ik had net nachtdienst gehad en was ook net wakker) kwam hij binnen met de uitspraak: ‘Ik ben Hans, en ik kom hier de boel een beetje verzieken’. Men kon van Hans zeggen wat je wilde, maar hij heeft destijds wel zijn woord gehouden. Hij zat vol met de gedachte: ‘Ik wil hier we, en wel zo snel als mogelijk is. Als het niet goedschiks kan, dan maar kwaadschiks’. Op zichzelf was het weg willen natuurlijk niet zo’n slechte gedachte, maar de manier waarop hij zijn plannen ten uitvoer bracht was wel een beetje ellendig. Hij saboteerde de sfeer in het team voortdurend, weigerde Engels te praten (wat voor het uitoefenen van onze functie wel noodzakelijk was) en zat constant te zeuren over alles wat los en vast zat. Het mooiste was dat hij op de telefooncentrale van de Johannes Postkazerne ook al niet te handhaven bleek te zijn, daarom kregen wij hem… Maar bij ons moest hij ook nog af en toe in het weekend werken. Toen hij dat eenmaal in de gaten had was het helemaal mis. Tenslotte werd hij door onze vriend Spitzen ingedeeld in een nachtdienst, en onze Hans zag dat als de ideale gelegenheid om in één keer van het hele gedonder af te zijn. Zijn dienst brak aan en Hans zette zijn plannen in werking. Om 22:00 uur kwam hij binnen en om 23:00 uur lag hij al plat. Maar het zat hem niet mee (of eigenlijk ook weer wel), want de toenmalige Amerikaanse commandant van de basis , Captain Parker, belde vanuit zijn kantoor naar de telefooncentrale. Hans was ondertussen gaan slapen en daardoor was de telefooncentrale onbereikbaar geworden. Hans was namelijk opzettelijk vergeten het alarm op de centrale te zetten. Het alarm was een elektrische bel die zodanig was aangesloten dat de bel begon te rinkelen als men probeerde (zowel van binnenuit als van buiten) de MEC Flamingo te bereiken. Captain Parker – inmiddels behoorlijk op temperatuur gekomen – ging op onderzoek uit en trof onze vriend Hans aan. Diep in slaap. Dat was teveel voor onze commandant en Hans werd wakker gemaakt en volledig stijf gescholden. Hans liet dat niet over hem heen komen en schold net zo hard terug. Het einde van het verhaal was dat Captain Parker te kennen gaf dat hij op zo kort mogelijke termijn van onze Hans af wenste te zijn. Kortom, het einde van het liedje was dat Hans nog een keer werd overgeplaatst en wel terug naar de telefooncentrale van de kazerne op de Johannes Postkazerne (waar hij korte tijd eerder nog had gewerkt). Voordat Hans zijn tweede (en tevens laatste) nachtdienst voltooid had, had hij mij al een aardige poot uitgedraaid. Dat ging als volgt. Terwijl ik thuis was met zes dagen verlof, melde meneer zich ziek met hoofdpijn. Het resultaat van die ziektemelding was dat ik drie dagen eerder dan gepland weer terug naar de kazerne moest, terwijl onze Hans ziek thuis was met ‘hoofdpijn’. We hebben toen stevig na zitten denken hoe we onze Hans ook weer te pakken zouden kunnen nemen. Het bleef echter bij het op de kop zetten van zijn PSU-kast (= Persoonlijke StandaardUitrusting). Tenslotte had de arme jongen het al moeilijk genoeg. Hij was immers weer overgeplaatst naar de telefooncentrale waar hij weg moest. Of niet soms?
Telexisten (twee markante figuren):
Martin was een rustig iemand en bovendien een verwoed theedrinker. Zijn grootste hobby was de politiek. Het stak het dan ook niet onder stoelen of banken dat hij een fanatiek VVD’er was. Hij kreeg een enorme teleurstelling te verwerken toen zijn verzoek om eerder af te zwaaien vanwege een te volgen studie politicologie werd afgewezen. Desalniettemin gaf hij de moed niet op en ging met zijn Zuid-Limburgse onverstoorbaarheid rustig door met het werk dat hem te doen stond. Dat nam niet weg dat het behoorkijk aan hem vrat, dat afgewezen verzoek.
Mirko was de eeuwige bol, gedroeg zich ook meestal zoals zijn bijnaam het aangaf. Hij was altijd vreselijk rusteloos en liep vaak en lang doelloos heen en weer. Vlak voordat hij tegelijk met mij afzwaaide solliciteerde hij als beroepsofficier. Een van zijn betere stunts was het vullen van de urinoirs met 1½ kilo groene zeep (per stuk) als hij corvee had. Ook was hij degene die geweldig opschepte over zijn rijbewijs en zijn auto, en die auto twee weken voordat hij afzwaaide volledig in de prak reed. ‘Ik lette even niet zo goed op’ was zijn excuus.
En dan is opeens het moment van afzwaaien geweest. Je hebt lol gehad met je maten, en dan moet je nog een keertje terug naar Darp om daar ook afscheid te nemen. Je opvolger is er al aan het werk, want de continuïteit van de verbindingen moet gegarandeerd zijn natuurlijk. Handjes schudden, mooie woorden spreken en dan ben je ‘Exit’ en kan je voor de laatste keer wachten op vervoer naar het NS-station in Steenwijk.
In november 1989 viel de Berlijnse Muur en daarmee was de Koude Oorlog geschiedenis geworden. Basis zoals die in Darp hadden hun bestaansrecht verloren. Dat was de toen heersende gedachte. In 1992 is alles weggehaald, opgeruimd en afgebroken. De Amerikaanse militairen gingen weer naar huis (of naar een andere plek). Het terrein werd netjes achtergelaten en dat was het.
Ik ben pas een paar jaar geleden voor het eerst weer terug in Darp geweest. Ik had er thuis met P over gesproken en wilde de plek graag aan haar laten zien. Helaas was er niets meer terug te vinden. Jammer eigenlijk. Later las ik dat de uitkijktoren van de site er nog steeds staat. Daar zou ik graag nog wel eens willen kijken…
Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.
Dit is het vijfde (en laatste) deel van een feuilleton in meerdere delen. De knop hieronder brengt u naar het voorgaande deel vandaar weer naar de daaraan voorafgaande delen van het verhaal.
In ain woord prachtig!!
Het was een behoorlijk karwei, ik had niet goed ingeschat hoe veel werk het zou zijn. Laatste deeltje bijvoorbeeld 78 revisies… Maar ik ben er best blij mee!