Op zaterdag 25 juni 2016 nam ik deel aan een bus excursie van de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK); we zouden die dag een aantal grafkelders in verschillende Groninger Kerken gaan bezoeken. De excursie was georganiseerd omdat er eerder dat jaar een klein boekje: Een grote hoop verrot holt en dog weijnig beenderen – Grafkelders in het Groningerland (het 18e deel van de kerkhovenreeks van de SOGK, verkrijgbaar via groningerkerken.nl) was verschenen. Harry Brouwer, de schrijver van het boekje, was aanwezig om een en ander toe te lichten en vragen te beantwoorden. Onze eerste stop was de Liudgerkerk van Oldehove, echter niet nadat we een toelichting hadden gehad over eeuwenoude de slingerweggetjes in het Middag-Humsterland (een van de oudste cultuurlandschappen van Europa).

  • Ludolf Luurt Ripperda (1707-1737), zoon van Johan Willem Ripperda, trouwde in Wenen met gravin Margaretha Joanna van Coblenzl (1698-1730). Het stel woonde afwisselend in onze streken en in Den Haag. De gravin overlijdt echter in het kraambed, ze was slechts 32 jaar oud. Ze werd van Den Haag naar Oldehove gebracht in de grafkelder in de Liudgerkerk ten ruste gelegd. In 1969 kwam de grafkelder wegens restauratie- en graafwerkzaamheden weer aan het licht. Echter in 1823 schreef meester Jan Molanus Smith al: ‘de gravin is in eene kist, die van buiten gerekend, eerst zerk, dan hout en eindelijk lood is, in de grafkelder Fritema, bygezet’. Tijdens de restauratie van de kerk werd ook de andere kelder – van de familie Fritema – aangetroffen.
  • Onze tweede stop was in de Bartholomeuskerk van Stedum (in de Groningse gemeente Loppersum). Dit is een kruiskerk uit de 13e eeuw. Deze kerk wordt wel gezien als het hoogtepunt van de romanogotische bouwkunst in Groningen. Ook het onderste gedeelte van de zadeldaktoren is in de 13e eeuw gebouwd. Toren en kerk zijn rond 1300 met elkaar verbonden. In het interieur van de kerk vallen de prachtige gewelfschilderingen uit de 15e eeuw op. Het houtwerk van de orgelgalerij is een ontwerp van de Groninger stadsbouwmeester Allert Meijer (1680). Het houtsnijwerk is van Jan de Rijk. In het koor staat het prachtige marmeren praalgraf van Adriaan Clant van Stedum, borgheer van de borg Nittersum en medeondertekenaar van het vredesverdrag van Münster in 1648. Het praalgraf is ontworpen door de beeldhouwer Rombout Verhulst. Ik was nog het meest verwonderd over de pantoffels waarmee Adriaan Clant van Stedum werd afgebeeld op z’n praalgraf… Alleen al dit praalgraf maakte dit tot een mooie stop; ondanks het feit dat we in deze kerk geen grafkelder gezien hebben. In de kerk hangt een slag met het opschrift VIVAT PRINS VAN ORANIEN en het jaartal 1788. In die tijd waren verwijzingen naar de Oranjes verboden. Vaandels en vlaggen dienden te worden ingeleverd. De vlag van borgheer Gerlacius werd echter verstopt in z’n grafkelder. Pas in de 20e eeuw werd de vlag herontdekt.
  • De toren van de Mariakerk in Uithuizermeeden lijkt erg op de toren van de Der Aa-kerk in Groningen; beiden hadden in Allert Meijer dezelfde bouwmeester. In de kerk bekeken we de graftombe uit 1574 van Rudolf Huïnga (Rodolf Huinga), bewoner van de borg Ungersma (deze borg nabij Uithuizermeeden is in de 17e eeuw afgebroken). Rudolf, in wapenrusting, is afgebeeld als houten beeld. Dit oorspronkelijk vrijstaande monument werd in 1708 hersteld en verplaatst naar de zuidelijke koorwand. Naast de graftombe konden we ook genieten van het prachtige houtsnijwerk van het koorhek en de preekstoel.
  • Onder het koor van de hervormde kerk in Leermens bevindt zich een grafkelder, die waarschijnlijk gediend heeft als grafkelder voor bewoners van de ondertussen afgebroken borg Bolsiersema. Door onderduikers in de tweede wereldoorlog is deze gang met wilgentakken afgesloten. De grafkelder gebruikten zij als schuilplaats. Volgens vage beweringen heeft de gang naar een kapel geleid, die enige honderden meters ten zuiden van de kerk heeft gestaan. Toen in 1797 Georg Cirtko Christiaan van Grevinck, jonker en hoveling tot Leermens enz. op Grevingahuis overleed, werd volgens overlevering ‘sien oadelsrecht boven de kiste stukbroken’. Het was gebruik bij het begraven van iemand, die de laatste van zijn geslacht was geweest, diens familiewapen voor de dode in de stoet mee te voeren en het vervolgens te breken. De stukken werden daarna op de kist gelegd. Deze handeling moet ook in de oude grafkelder te Leermens hebben plaatsgevonden. Op internet is een foto te vinden van de grafkelder van Leermens met de kratjes witlof van de koster… Hoewel het doel van deze excursie niet zozeer de graf poëzie was, is er wat dat betreft op het kerkhofje van Leermens het nodige te zien. Over graf poëzie heeft de SOGK trouwens ook een mooi klein boekje uitgegeven; verkrijgbaar via de eerder genoemde website…
  • De laatste stop van deze excursie is de kerk van Harkstede. De kerk werd in 1694 gebouwd in opdracht van Henric Piccart, borgheer van Klein Martijn, tot eer van de allerhoogste God, tot opbouw van de christelijke kerk, tot troost der zielen, tot rustplaats van het gebeente. Zo is het op de gevel van de kerk te lezen. Het bijzondere van deze kerk is dat er zich onder de kerk een volledig overwelfde ruimte bevindt van 7 bij 22 meter. Deze ruimte kan worden betreden door een deur in de zuidmuur. De grote kisten die hier staan, zijn van de in 1702 gestorven Anna Rengers, de vrouw van Piccardt en van Henric Piccardt zelf. Tussen beide kisten staat een veel kleinere kist met daarin het gebalsemd lijkje van een vijfjarige meisje.
Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.