Halverwege de zestiger jaren van de vorige eeuw begonnen de inkomsten van de kwekerij in Zandeweer terug te lopen. Mijn ouders hadden meer en meer moeite om het hoofd boven water te houden. In toenemende mate werden bosjes anjers aan de achterdeur verkocht (in plaats van op de bloemenveilig in Groningen), maar de opbrengsten daarvan waren bij lange na niet genoeg om de kwekerij financieel gezond te houden. Een van de redenen voor deze ontwikkeling was het gegeven dat meer in meer bloemen geïmporteerd werden die hun oorsprong hadden in warmere landen dan Nederland. Bij de kwekerijen zoals mijn ouders die hadden, maakten stookkosten natuurlijk een groot deel van de kosten van hun producten uit. Hulp van familie was er natuurlijk wel. Ik heb veel rondgelopen in kleding die afkomstig bleek te zijn van een van mijn neefjes. Mijn oudste zus heeft gelijke herinneringen (mijn jongste zus was toen nog niet geboren). Deze hulp van familie bleek echter niet voldoende. Logisch natuurlijk.
De oplossing zat ‘um erin om de kwekerij van de hand te doen en ander werk te gaan zoeken. Het was toentertijd echter niet gemakkelijk om in een periode van economische tegenwind in de tuinbouwsector een kwekerij te verkopen. Toen zich die gelegenheid in 1969 uiteindelijk voordeed, aarzelden mijn ouders niet en verkochten ze de kwekerij. Voordat de omgeving het goed en wel in de gaten had, was het gezin Vogel vertrokken uit Zandeweer. Waarnaartoe hadden de meesten niet eens in de gaten. Een van de eerste acties van de nieuwe eigenaar van de kwekerij was het afbreken van het woonhuis van m’n ouders. Ik heb verhalen gehoord dat de bulldozer al aan het werk was, voordat wij het perceel verlaten hadden. Dit verhaal heeft grote indruk op m’n moeder gemaakt. Dat heeft ze weleens verteld.
We kwamen terecht in Zwolle. Huisnummer 1033 was een woning in een flat aan de Palestrinalaan in de nieuwgebouwde wijk Holterbroek. We woonden er op de 6e verdieping. Mijn vader had gesolliciteerd naar een baan als productiemedewerker bij de papierfabriek van Van Gelder in Wapenveld, ongeveer 15 kilometer verderop. Hij werkte er in een drie ploegenrooster. Mijn moeder bleef als huisvrouw thuis en voelde zich ontzettend opgesloten in de flat. Ze vond het een groot konijnenhok zei ze weleens. In de herfst nadat we waren verhuisd werd mijn jongste zus geboren. Ik ging, samen met m’n andere zus, naar de basisschool. Volgens mij heb ik aan de Monteverdischool alleen de 6e klas doorlopen. Er werd een onderzoek gedaan naar welke school ik vervolgens zou moeten. Uit het advies bleek dat de tuinbouwschool een goede keuze zou zijn – het sloot namelijk erg aan bij mijn interesses. Dat ik vervolgens ook naar de Lagere Tuinbouwschool ging, zal geen verrassing zijn. Gelukkig was deze school ook in Zwolle.
Uiteindelijk hebben we circa 2½ jaar in Zwolle gewoond, voordat we opnieuw gingen verhuizen. Voor mij was de tijd in Zwolle een fijne tijd. Ik was een jaar of elf toen we naar Zwolle verhuisden en had een fietsje waarop ik overal naar toe jakkerde. Ik denk dat ik in die 2½ jaar vrijwel alle dorpjes en gehuchten in de omgeving van Zwolle heb verkend.
Voor mijn ouders was het een veel minder leuke tijd. De ploegendienst van mijn vader zorgde ervoor dat we thuis niet te veel lawaai mochten maken als m’n vader bijvoorbeeld nachtdienst had gehad. Dat zorgde natuurlijk weer voor allerlei ruzies. Zeker ik was toen op een leeftijd dat ik daar niet altijd rekening mee wenste te houden…
Verder misten mijn ouders de ruimtelijkheid, de vrijheid, en de ongedwongenheid van de kwekerij. De verhuizing had voor een stabiel inkomen gezorgd, maar tegelijk waren een serie nieuwe problemen door deze verhuizing ontstaan. Hoewel er op de kwekerij uiteindelijk veel te weinig werd verdiend, waren ze er natuurlijk wel eigen baas. De overgang van zelfstandig kweker naar een baan als productiemedewerker in ploegendienst was voor mijn vader dan ook behoorlijk groot.
Facebook reacties