Replica van een oude penning. Duidelijk zijn de contouren van de toenmalige Martinikerk te zien.

Ongeveer een maand geleden zag ik (overigens geheel per toeval) een filmpje over een bijzondere boekpresentatie op het Martinikerkhof in Groningen. Als (import)stadjer was ik natuurlijk gelijk geïnteresseerd. Bart Flikkema bood in het op YouTube te vinden filmpje het eerste exemplaar van zijn boek ‘De arm van Johannes de Doper’ aan aan René Paas, de Groninger commissaris van de Koning. Tijdens een excursie over de gewelven van de Martinikerk (jaren geleden) had de gids al een verhaal verteld over de arm van Johannes de Doper. De verhalen gaan dat dit kostbare reliek al aan het begin van de 12e eeuw aanwezig was in de Martinikerk en een grote aantrekkingskracht op pelgrims had. Eeuwen geleden is het reliek verdwenen uit de Martinikerk, maar de verhalen zijn er nog steeds. De naam van de huidige Sint Jansstraat verwijst nog steeds naar dit verhaal. Afgelopen week kocht ik het boek van Bart Flikkema. Toen is het thuis doorbladerde viel er een routebeschrijving uit van een bedevaartstocht van Yesse naar de Martinikerk. Een dag later fietste ik de tocht in omgekeerde volgorde omdat het al wat later op de avond was en ik foto’s wilde maken van de verschillende markante punten op de route. Anders had ik eerst naar Yesse moeten fietsen en vervolgens de aangegeven route terug naar de stad volgen. Daar was het eigenlijk al een beetje te laat voor, want het begon al wat te schemeren…

Wie tekende oorspronkelijk het verhaal van de arm van Johannes de Doper op?
Het oorspronkelijke verhaal over de arm van Johannes de Doper werd opgetekend door Caesarius van Heisterbach (circa 1180 – circa 1240). Caesarius was monnik in het Cisterciënzer klooster van Heisterbach (bij Köningswinter in het huidige Duitsland). De Cisterciënzer kloosters kenden een systeem van onderlinge visitatie en relatie. Daarbij werd door het generaal kapittel van de orde aan de abten van kloosters het toezicht verleend over de jongere kloosters in de wijdere omgeving. Henricus, de toenmalige abt van het kloosters Heisterbach was regelmatig op pad om andere kloosters te visiteren. Caesarius ging dan mee als secretaris en tekende de verhalen op. Eenmaal weer terug in Heisterbach werden deze verhalen opgetekend in een boek. De meeste verhalen gingen over wonderen, verschijningen en religieuze gebeurtenissen. Caesarius ging er van uit dat alle verhalen die hij hoorde absoluut waar waren. Veel verhalen staan in zijn omvangrijke verzamelwerk Dialogus miraculorum. Tijdens een bezoek aan de Martinikerk in 1220 werd het verhaal van de arm van Johannes de Doper opgetekend. Op weg naar de Martinikerk in Groningen werd eerst Essen aangedaan. Het huidige buurtschap Essens bevindt zich tussen Groningen en Haren op de oostelijke kant van de Hondsrug. Hier stond toentertijd het Cisterciënzer klooster Yesse. Uit de werken van Ubbo Emmius weten we dat in 1215 het klooster Yesse in Essen werd gesticht. Het klooster werd in 1216 door Otto II (de bisschop van Utrecht) gewijd. Caesarius tekende in zijn Dialogus miraculorum een aantal wonderen op die in Yesse gebeurd waren. In 1220 werd in Groningen de Martinikerk gebouwd in baksteen. In de kerk werd het kostbare reliek bewaard en bewaakt door een priester die ’s nachts naast het reliek bleef slapen. Caesarius was erg geïnteresseerd in het verhaal, want in het klooster van Heisterbach bewaarden ze een kies van Johannes de Doper.
Het verhaal van de arm van Johannes de Doper in het kort:
Een koopman had de arm door middel van een list verkregen. De arm werd bewaakt door een Johannieter kruisridder. Deze kruisridder had een verhouding met een dame van lichte zeden. De koopman wenste de arm in zijn bezit te krijgen en kocht haar om. De koopman maakte zich uit de voeten en kwam uiteindelijk terecht in Groningen. Hij kocht er een huis, verborg de arm in een pilaar en werd schatrijk. Toen er een grote brand uitbrak in de stad werd hij gewaarschuwd dat zijn huis ook risico liep. De koopman gaf echter te kennen dat hij zich geen zorgen maakte omdat hij een uitstekende bewaker in zijn huis achter had gelaten. Toch controleerde hij zijn huis en de pilaar waarin de arm verborgen was. Alles bleek in orde te zijn en hij ging weer terug naar het café waar hij zat toen de brand uitbrak. Op allerlei vragen over de goede bewaking van het huis werden ontwijkende antwoorden gegeven. De koopman vertrouwde het niet meer zo goed, ging terug naar zijn huis en haalde daar de arm van Johannes de Doper op. Hij gaf deze in bewaring aan een kluizenares die in een klein huisje woonde dat tegen de kerk was aangebouwd. Omdat deze vrouw haar mond niet kon houden belandde de arm via via uiteindelijk in de kerk. Op zijn sterfbed verklaarde de koopman (inmiddels berooid geworden) dat de arm van Johannes de Doper was. Uiteindelijk maakten de Groninger burgers een mooi altaar voor de arm. Vanaf dat moment zorgde de arm niet alleen voor veel wonderen en genezingen in de stad, maar ook voor veel welstand vanwege de pelgrims die de arm kwamen bezoeken. Uiteindelijk zijn er diverse gasthuizen in de stad gebouwd om aan alle reizigers en pelgrims onderdak te kunnen bieden. Uit een schrijven van de historicus Cornelius Kempius uit 1588 valt over de Martinikerk te lezen: ‘in deze kerk rust het lijk van de heilige Odgerus, martelaar en leviet, en de eene arm van Johannes den Dooper’. In de periode van de Reductie van Groningen in 1594 gaat de arm verloren. Na de Beeldenstorm werd de Martinikerk een protestantse kerk. Of de arm überhaupt in Groningen is gebleven is niet meer te achterhalen…

Er was een duidelijke connectie tussen het Cisterciënzer klooster Yesse in Essen en de Martinikerk. Ik besloot die avond naar de Martinikerk te fietsen en vervolgens de afgebeelde bedevaartstocht in omgekeerde volgorde naar Essen af te leggen (het was immers al wat later op de avond). Voor de goede orde geef ik het verhaal in de oorspronkelijke volgorde weer. Dat het al donker begon te worden zal blijken uit het feit dat de eerste foto bij Essen gelijk de donkerste foto is. Naar mate ik dichter bij de Martinikerk kom worden de foto’s wat lichter. De omschrijvingen bij de verschillende punten op de bedevaartstocht heb ik ontleend aan de route uit het boekje van Bart Flikkema. U kunt het boekje voor € 10,- kopen bij verschillende boekhandels in de stad. Ik kan u dat  zeer aanraden, ik heb het met veel plezier gelezen!

Plattegrond van deze bedevaartstocht uit het boek van Bart Flikkema. De nummers van deze plattegrond worden onder deze afbeelding verder uitgewerkt.
# 1 – Klooster Yesse. Een 13e eeuws Cisterciënzer vrouwenklooster. In de Middeleeuwen een bekend klooster met veel grond in Groningen en Drenthe. Het klooster had een refugium in de stad. Caesarius van Heisterbach, die in 1220 het verhaal van de arm van Johannes de Doper opschreef logeerde de dagen voordat hij in Groningen was in het klooster Yesse. In 1594 moest het klooster sluiten (vanwege de Reductie van Groningen). Alle bezittingen van het klooster werden geconfisqueerd door de Staten Generaal en in 1595 overgedragen aan de Staten van Stad en Lande (van Groningen). Het kloosterterrein bevindt zich achter deze bosschages…

# 2 – Hilghestede. Een ‘heilige plaats’ aan de huidige Verlengde Hereweg 174. De bedevaartsplaats ontstond toen twee kelken en enige gewijde hosties werden gestolen uit het klooster van Aduard. De dieven begroeven hun buit op de plek waar nu de villa staat. De buit werd er teruggevonden. Volgens overleveringen hebben zich op deze plek toen wonderen voltrokken die de aanleiding werden voor bedevaarten. De huidige villa op deze plek is een Rijksmonument en heeft een kantoorbestemming.

# 3 – Kluizenaar. In de Middeleeuwen leefde op deze plek achter Villa Gelria aan de Verlengde Hereweg 159 een kluizenaar. De ‘kluis’ aan de Hereweg in Groningen wordt in 1437 genoemd, toen een Cisterciënzer monnik de paus verzocht de kluizenarij over te mogen nemen. Tegen betaling onderhield hij een deel van de Hereweg. In ruil daarvoor kreeg hij de beschikking over een huisje, twee koeien, een paard en een stortkar, en nog 12 gulden daarbij… Villa Gelria, het buitenhuis van de industrieel W.A. Scholten is een Rijksmonument.

# 4 – Middeleeuwse kapel van Helpman. Op het terrein van het oude RK-Ziekenhuis heeft in de late Middeleeuwen een Sint-Jurgengasthuis voor leprozen gestaan. In de reformatietijd (in de 2e helft van de 15e eeuw) werd de kapel van dit gasthuis door de eerste gereformeerde predikers (onder andere Menso Alting) gebruikt. Vanuit deze omgeving verspreide de reformatie zich naar Groningen.

# 5 – Kempkesberg en Sterrebos. De hoogste heuvel in het Sterrenbos is de Kempkesberg. In 1401 belegerde de Utrechtse bisschoep Frederik van Blankenburg van hieruit de weerspannige stad Groningen. Ook later, in 1594, werd vanaf deze heuvel de stad beschoten tijdens een belegering door Maurits en Lodewijk van Nassau. De stad gaf zich toen over en werd gedwongen het katholicisme te verbieden en de gereformeerde richting aan te hangen. In 1688 werd de heuvel voor het grootste gedeelte afgegraven.

# 6 – Herestraat 113, de Entrepreneur. In het trappenhuis van dit pand bevindt zich een glas-in-lood raam met zes vakken, waarin het verhaal van de arm van Johannes de Doper te zien is. Het werk uit 1953 is gemaakt door Ploeg-lid Jan van der Baan. Een volledige uitwerking van dit raam is na te lezen in het boek van Bart Flikkema.

# 7 – De Herepoort. Deze stadspoort lag aan het begin van de huidige winkelstraat. De contouren van de oude Herepoort zijn aangegeven op het straatniveau. De tot nu toe gelopen (gefietste) route is ook gelopen door de Cisterciënzer zusters vanuit Yesse, hun refugium ligt links. De oude Groninger Herepoort is terug te vinden in de tuin van het Rijksmuseum in Amsterdam. De eerder afgebroken poort is daar toen weer opgebouwd.
De Herepoort in Groningen (1785) Bron: Wikipedia
# 8 – Het Pepergasthuis. Een van de beide gasthuizen waar vermoeide pelgrims en zieke bedevaartsgangers terecht konden voor een bed en verzorging. Het gasthuis had in de oprichtingsoorkonden opgenomen dat ze ‘ellendighe arme pelegrams mogten herberghen, twee nachten of drie (en neyt langer)’
Tekst van Beno Hofman op het informatiebordje naast de ingang van het gasthuis:
Berneer Solleder en zijn zoon Albert bestemden een ‘hues ende hofstede’ in 1405 om er ‘ellendighe pelegrams in to herberghen’ voor ten hoogste drie nachten. Het gasthuis dat zo ontstond werd gewijd aan de heilige Geertruid, die in 652 abdis in het Waalse Nijvel was geworden en als beschermvrouwe van de reizenden gold. Hoewel Burgemeester en Raad het gasthuis begunstigden door het vrij te stellen van alle stadsdiensten, omdat bewoners en bezoekers ‘arme lude’ waren, schoten de financiële middelen toch tekort zodra het aantal reizenden en hulpbehoevende stadjers toenam. Giften van ondermeer Paus Sixtus IV kwamen dan ook goed van pas. Was aan de meeste schenkingen geen tegenprestatie verbonden, anders lag dat met de gift van Menso Jeltema. Hij verwachtte in ruil voor landerijen bij het Groningse Faan dat het gasthuis jaarlijks onder de armen van het betreffende dorpje een ton haringen zou uitdelen. Nadat de stad in 1594 protestants was geworden waren er in het gasthuis geen pelgrims meer. De voogdij ging toen over op het huisvesten van bejaarden: vijftigplussers. In ruil voor een inkoopsom kregen zij onderdak, verwarming, een warm middagmaal en ’s avonds een bord pap. Ook kregen zij wat boter, roggebrood, kaas en per maand ƒ 1,25 biergeld! In 1954 is het ‘inkopen’ afgeschaft omdat te weinig mensen in staat bleken het hoge bedrag op te brengen. Sindsdien betalen de bewoners gewoon huur. De 17e-eeuw was ook voor het Pepergasthuis een ‘gouden eeuw’. De gasthuiskerk werd vergroot en van een nieuw orgel en een nieuwe preekstoel voorzien. In 1640 werd het hele gasthuis ‘van nijes getimmert’, zoals het opschrift boven de hoofdpoort ons leert. Tot in de 18e-eeuw had het gasthuis de status van ‘dolhuis’, hetgeen nog te zien is aan de zware tralies van vijf cellen. De oostelijke muur van de achterpoort is tot 4 meter hoog een restant van de omstreeks 1337 gebouwde stadsmuus met nog zichtbaar een paar schietspleten.
# 9 – De Martinikerk. In deze kerk werd vanaf de laatste jaren van de 12e eeuw tot ongeveer 1594 de Arm van Johannes de Doper vereerd als belangrijkste reliek van de kerk. Paus en bisschoppen verleenden aflaten, burgers van de stad en pelgrims offerden, kerk en stad werden machtig, beroemd en rijk.
Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.