Groningens Ontzet wordt jaarlijks gevierd op 28 augustus. Het vuurwerk en het ‘peerdespul’ zijn vaste onderdelen van deze feestelijke dag. Het is in de stad Groningen inmiddels een 350 jaar oude traditie. Maar wat wordt er op deze datum eigenlijk gevierd? In de stad Groningen gaat het er om dat de Koninklijke Vereeniging voor Volksvermaken (die al sinds 1874 bestaat) jaarlijks een scala aan activiteiten organiseert om te vieren dat Bisschop Christoph Bernard von Galen het op 28 augustus 1672 voor gezien hield en dat er daarmee een einde kwam aan het beleg van Groningen. Velen van ons hebben vroeger op school geleerd dat 1672 het rampjaar was. ‘Het volk was redeloos, de regenten radeloos en het land reddeloos’. De legers van de Franse koning Lodewijk XIV waren vanuit het zuiden ons land binnengevallen; op zee voerden we slag met het Engelse leger; en verder maakte de Bisschop van Münster het ons in het oostelijk deel van ons land behoorlijk moeilijk.

Ik had een paar dagen eerder gelezen dat één van de uitvallen van de verdedigers van de stad zou worden nagespeeld op de Preadiniussingel aan de zuidkant van het centrum. In 1672 was dit de zuidelijke grens van de stad Groningen. Een groep re-enactors uit Geertruidenberg hadden hun kamp opgeslagen op het Martinikerkhof in het centrum van de stad. het leek mij wel interessant om daar eens een kijkje te nemen en een paar foto’s te maken…

Een overzicht van de beschreven situatie in de Republiek in 1672.

De landelijke situatie in 1672:
In de 17e eeuw bestond de Republiek der Nederlanden uit 7 gewesten (provincies) die zelf hun eigen zaken regelden. Dit werkte goed. Onze buurlanden hielden de Republiek echter goed in de gaten. De republiek was rijk en machtig geworden en heerste op de wereldzeeën. Er was geen koning, de inwoners waren na de 80-jarige oorlog voor een aanzienlijk deel protestants in plaats van katholiek geworden. Vanwege de rijkdom en de macht ontstond er jaloezie. De Engelsen wilden heersen over de wereldzeeën. Bisschop Bernard von Galen (bijnaam: Bommen Berend) vond dat hij recht heeft op het oostelijk deel van de Republiek en wil de daar wonende protestanten weer inlijven bij de katholieke kerk. Aartsbisschop Maximiliaan van Keulen was voornamelijk in geld geïnteresseerd. De Franse koning Lodewijk XIV was wraakzuchtig; hij verweet de Republiek dat ze zijn poging de Zuidelijke Nederlanden (tegenwoordig België) in te lijven hadden gedwarsboomd. Het was in 1672 tijd geworden om de Nederlanders op hun plek te zetten. In ’t voorjaar van 1672 vielen koning Lodewijk XIV, koning Charles II en Bernard von Galen met het Münsterse en Keulse leger de Republiek van drie kanten aan. In eerste instantie werden er successen geboekt. Een reeks van steden viel in handen van de aanvallers. Er werd geplunderd, huizen en boerderijen werden in brand gestoken en inwoners werden mishandeld. In paniek probeerden veel mensen het westelijk deel van de Republiek te bereiken, maar daar waren de steden inmiddels overvol. De leiders van de Republiek werden de inwoners van de Republiek als schuldigen aangewezen. Op zee vocht de vloot van de Republiek onder aanvoering van Michiel de Ruyter (1607~1676) tegen de Engelse en Franse vloot. Terwijl de Nederlanders overal zware verliezen lijden in rampjaar 1672, blijft Groningen behouden: ‘Groningen constant, behout van ’t lant’. Niemand minder dan Joost van den Vondel dichtte een lofzang ‘Op de doorlugtige zege van Groninge’. Voor de Republiek was dit erg hoopgevend nieuws. Immers, was Groningen gevallen, dan was Bernard von Galen waarschijnlijk via Friesland naar de Hollandse gewesten getrokken. Pas in 1674 had Bernard von Galen geen andere keuze meer dan vrede te sluiten. Hij verloor behalve héél veel geld ook alle eerder bezette gebieden. Ook de Engelsen gaven de strijd in 1674 op (ook al vanwege geldgebrek). Pas in 1678 sloten de Fransen vrede met de Republiek.

Wie waren de hoofdrolspelers?
Frankrijk: Koning Lodewijk XIV (1638~1715) was de neef van Karel II. Hij maakte een geheime afspraak met zijn neef om gezamenlijk de Republiek aan te vallen. Lodewijk XIV zette ongeveer 130.000 militairen in.
Engeland: Koning Charles II (1630~1685) was de neef van Lodewijk XIV. Hij had eerder beloofd de Republiek niet aan te vallen, maar deed het toch. Op zee vocht de vloot van de Republiek onder aanvoering van Michiel de Ruyter (1607~1676) tegen de Engelse en Franse vloot.
Duitsland: Vorst en bisschop van Münster Bernard von Galen (1606~1678). Hij was bevriend met Lodewijk XIV en de bisschop van Keulen. Hij probeerde de katholieken in de Republiek aan zijn zijde te krijgen en trok met een leger van ongeveer 24.000 soldaten op naar Groningen. Vanaf het moment dat hij vorst-bisschop van Münster werd, maakte hij iedereen duidelijk dat de rebellerende protestanten van de Republiek zijn grootste vijanden waren. De jonge Republiek had zich enkele jaren daarvoor bevrijd van de Spanjaarden en was beducht voor het gevaar van deze vijand uit Westfalen. Al in 1665 deed hij een poging de Republiek binnen te vallen bij Overijssel. Hij moest zich echter snel terugtrekken omdat zijn aanvankelijke bondgenoot Frankrijk het liet afweten. De slag bij Jipsinghuizen maakte deel uit van deze veldtocht (meer informatie daarover in een apart kader iets verderop in deze post). Hij moest nog enkele jaren afwachten maar zag zijn kans schoon in 1672, toen de Franse koning Lodewijk XIV, alsook de vorst van Keulen en de Engelse koning Karel II de oorlog verklaarden aan de Republiek. Op 19 juli bereikte Bommen Berend de Stad, en stelde hij zijn troepen op in Haren. De bisschop van Münster stond bekend als felle katholiek die iedere vorm van godsdienstige tolerantie afwees. Deze gevreesde vijand stond aan de poorten van de stad Groningen en de strijd tegen de katholieke Spanjaarden leek te herleven.
Vorst en aartsbisschop van Keulen Maximiliaan Hendrik van Beieren (1621~1688). Hij gaf zowel Lodewijk XIV als Bernard von Galen toestemming met hun troepen door zijn gebied te trekken.

Verloop van de slag bij Jipsinghuizen in 1665 (Wikipedia)
Reeds in 1665 had de Bisschop van Münster een inval gedaan in Westerwolde (het gewest dat het langste toebehoorde aan het bisdom Münster) in wat bekend werd als de Eerste Münsterse Oorlog. In de grensdorpen Walchum, Dersum en Heede werden de Munsterse soldaten gelegerd. Aangezien de legerleiding op de hoogte was van de verraderlijke moerassige landen in de grensgebieden en de Nederlandse tactiek van het inunderen (= onder water zetten) van deze gebieden, verzonnen zij een list om naar de Westerwoldse dorpen te komen. Vermoedelijk richting Sellingen, via de Hasseberg, maakten zij een enkele kilometers lange kunstmatige weg door het drassige gebied. Zij gebruikten hiervoor rijshout, schuurdeuren, palen en allerlei ander materiaal. De bedoeling was dat de veel grotere achterhoede van het leger met geschut zou volgen. Alvorens verder te trekken naar de vestingen Bourtange en Winschoten en het huis te Wedde, maakte de voorhoede van het leger kwartier in het esgehucht Jipsinghuizen, om daar te wachten op aansluiting van de achterhoede van het leger dat zou volgen. Volgens overlevering bevond de legerleiding zich in erve Pollingh, een forse boerderij direct ten noorden van de es, terwijl het legerkamp zich op de Breiskaamp bevond. In de ochtend van 26 september 1665 vielen de gardetroepen van Groningen & Ommelanden vanuit Bourtange het Munsterse legerkamp bij Jipsinghuizen aan. Verhoudingsgewijs ver in de minderheid, wisten de Groningers onder leiding van luitenant Nierop de Munstersen te overrompelen en na een ‘hart gevecht’ (Aitzema) op de vlucht te jagen. Het was een korte, maar zeer gewelddadige confrontatie waarbij rond 300 Munsterse soldaten sneuvelden. De Munsterse troepen moesten halsoverkop vluchten en zich terugtrekken in het Eemsland via de kunstmatige pas door het moeras. Nadien maakten de Bourtanger soldaten de gefabriceerde weg onklaar door het in brand te steken. Dat de Staatse troepen uit Bourtange deze overwinning behaalden was volgens overlevering mede te danken aan koster Willem Maartens uit Vriescheloo. Het verhaal wil dat hij bij aankomst van het garnizoen uit Bourtange in Jipsinghuizen op zijn trompet zó hard het Wilhelmus speelde, dat de Munstersen dachten dat zij door een heel regiment Nederlandse troepen waren omsingeld. Aangezien zij hun wapens ook nog eens onklaar weg hadden gezet, werd dit voor Bommen Berend een gevoelige nederlaag. De legende vertelt ook dat Willem Maartensz. een flinke beloning voor zijn optreden kreeg. Hij zou namelijk een boerderij mogen bouwen op de plek die later de Staakenborgh zou heten (tussen Vlagtwedde en Bourtange). De gebeurtenis van het militaire treffen staat ook wel bekend als de Slag bij Jipsinghuizen (1665). Het plaatselijke Bisschopskerkhof herinnert aan de gesneuvelde Munsterse soldaten van de slag die daar zouden zijn begraven in een massagraf.

Een buste van Rabenhaupt kijkt vanaf zijn huidige plek op het Waagplein naar het zuiden. Bommen Berend bedreigde de stad vanuit het zuiden. In eerste instantie had deze buste een andere plek, maar deze nieuwe plek is meer historisch verantwoord…
Uit de eigen verzameling. Deze kanonskogel heeft een doorsnee van 12 cm en weegt bijna 1500 gram.

De situatie in Stad en Ommeland:
Groningen is voorbereid op de komst van Bommen Berend, zoals de bijnaam van de bisschop luidt. Al in het begin van de zeventiende eeuw had men stadswallen aangelegd en een brede, natte gracht. Delen van de stadswallen en de brede gracht zijn tegenwoordig nog altijd terug te zien in het huidige Noorderplantsoen. Begin juni 1672 wordt Carel Rabenhaupt door de Republiek belast met het organiseren van de verdediging van Stad en Ommeland. De kosten zijn 4000 rijksdaalders. Rabenhaupt is een van oorsprong Boheemse edelman die op dat moment al 70 is: een ervaren militair. Bisschop Christoph Bernard von Galen viel vanuit Bentheim ons land via Twente binnen en veroverde vrij vlot daarna Coevorden. Het bisschoppelijk leger trok vervolgens richting Bourtange. Daar brak paniek uit omdat men destijds dacht dat Coevorden een onneembare vesting was. Door middel van omkoping poogde de bisschop Bourtange in te nemen. Kapitein Bernard Johan Prott bleek echter trouw aan de republiek te zijn en sloeg een royaal aanbod van 200.000 gulden en een adellijke titel in Westfalen af. Na wat beschietingen besloot Bisschop Christoph Bernard von Galen dat Bourtange een stap te ver was. Hij trok voorbij de vesting en nam de borg van Wedde en Winschoten in. Op 21 juli komt het leger van Bommen Berend aan ten zuiden van de stad. Ze slaan hun kamp op bij het huidige Helpman en graven loopgraven om zo dicht mogelijk bij de stadswallen te komen. Op 27 juli begint Bommen Berend met beschietingen: in een maand tijd werden negenduizend kanonskogels en zo’n vier- tot vijfduizend mortier- en brandbommen afgeschoten – de bisschop dankt hieraan zijn bijnaam ‘Bommen Berend’. Bijna een maand lang regent het onophoudelijk kanonskogels, keien en brandbommen op de stad. Het zuidelijke gedeelte van de stad raakt zwaar beschadigd. Het brandgevaar is groot en voor elk huis moet een vat met bluswater staan. Honderden burgers vluchten naar het noorden van de stad, waar ze buiten bereik van de kogels zijn. In de gevel van eetcafé Roezemoes aan het Zuiderdiep zijn twee van Bommen Berends kanonskogels ingemetseld. Een enkele bom komt echter zelfs tot in de Ebbingestraat. In verslagen uit die tijd staan vele heldhaftige verhalen, bijvoorbeeld over twee jongetjes die in de Steentilstraat moedig een brandende bom blussen, of over een moedige uitval van burgers en studenten, waarbij ze stellingen van de vijand saboteren. Vanaf 25 augustus neemt het kanonnenvuur af. Von Galen heeft zware verliezen geleden en zijn manschappen zijn teleurgesteld. Begin augustus heeft het flink geregend, waardoor er ziekten zijn ontstaan in het kamp van de aanvallers. Verwachte versterking van de keurvorst van Keulen blijft uit. Op 27 augustus stelden verkenners van de Stad vast, dat de loopgraven dicht bij de stadswal verlaten waren. Een dag later bleek dat de hoofdmacht van het bisschoppelijk leger, dat z’n kampement had opgeslagen tussen Helpman en Haren, de terugtocht had ingezet.  In een boerenschuur blijven 1400 gewonden achter. Het verslaan van de bisschop was van groot belang voor de verdediging van de Republiek.

In het najaar van 1672 tekende Jannes Tideman een uitgebreid overzicht van het beleg van de stad Groningen in de vorm van een enorme kaart van circa 70 cm hoog en 250 cm breed. De stad Groningen is links afgebeeld. Tegenwoordig is de kaart in erg slechte staat. Er is een zeer gedetailleerde scan van deze kaart gemaakt die de basis vormt voor een mooie website op de verhalen op de kaart. De betreffende website vindt u door deze kaart aan te klikken. Zelfs hedendaagse podcasts over Bommen Berend zijn op deze manier te beluisteren…

De website achter de hierboven afgebeelde kaart is een project van de Groninger Archieven vanwege het 350-jarig jubileum van het Groningens Ontzet. Op de betreffende website zijn een groot aantal verhalen aan de kaart gekoppeld. Het aantal verhalen wordt nog steeds uitgebreid en is zeer de moeite waard om een te gaan bekijken.

Het ‘peerdespul’ is sinds 1857 een vast onderdeel van de viering van 28 augustus. In 1920 voltooide de Groninger schilder Otto Eerelman zijn schilderij van de paardenkeuring op de Grote Markt. Het schilderij hangt in het stadhuis op de Grote Markt. Klik de afbeelding aan voor meer informatie.
Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.