Beeldmerk van het Klooster Ter Apel.

Inleiding
Al langere tijd gaan P en ik af en toe op een zondagmiddag ‘op verkenning’ in onze provincie Groningen. We wisten het eigenlijk al heel lang, maar er zijn erg veel mooie en interessante zaken te zien in onze provincie. Al héél lang wilde ik een keertje naar het klooster in Ter Apel, maar ’t kwam er nooit van. Jaren geleden hebben m’n goede vriend Kees Jansen en ik eens een poging gedaan (op de fiets vanuit Hoogezand volgens mij), maar toen zijn we blijven steken bij de platenkast van Rienk Janssen. Ter Apel bleek toen op de fiets iets te ver weg. Toch wilde ik nog steeds een keertje naar Ter Apel om daar het klooster te bekijken. Een dikke week geleden zijn we maar met de auto naar Ter Apel gereden. We vonden het allebei een prachtig en indrukwekkend uitstapje. We waren behoorlijk onder de indruk van datgene wat we gezien hebben! Het klooster is het enig overgebleven klooster in onze provincie en ’t heeft een interessante geschiedenis…

Het klooster in Ter Apel: Domus Novae Lucis
Het klooster Ter Apel is gebouwd op een brede zandrug in een (destijds) zeer uitgestrekt hoogveengebied. Inde Middeleeuwen was dit een erg geïsoleerd gebied; het was vrijwel geheel omgeven door het zeer uitgestrekte Bourtanger moeras. De zandrug was belangrijk omdat de eeuwenoude handelsroute tussen Münster en Groningen daar gebruik van maakte. Op de plek waar het huidige Ter Apel te vinden is bevond zich een voorwerk van een ander, verder weg gelegen klooster. De destijds rond het voorwerk gebouwde nederzetting werd Apell genoemd.

Detail uit een van de 18e-eeuwse kaarten van Thomas Beckeringh.

Het was in in het jaar 1464 dat Jacobus Wiltingh, afkomstig uit een boerengeslacht uit Onstwedde en pastoor in Garrelsweer en vicaris (hulppastoor) in Loppersum zijn nederzetting Apell schonk aan de Orde van het Heilig Kruis. De voorwaarde van de schenking was dat er op de plek van de nederzetting een klooster gebouwd zou gaan worden. Een jaar later – in 1465 – vertrokken vier priester en enkele lekenbroeders vanuit het moederklooster Sint Gertrudis in Bentlage aan de Eems bij Rheine naar Apell in het huidige Westerwolde om daar een nieuw klooster te stichten. Dit klooster kreeg de naam Domus Novae Lucis, Huis van het Nieuwe Licht. De daarop volgende honderd jaar werd er aan het nieuwe klooster gebouwd. Er werden een kerk, huisvesting voor de bewoners, een poortgebouw, watermolens, een perkamenthuis, een bak- en brouwhuis (op de fundamenten daarvan is het huidige Hotel Boschhuis gebouwd) en een gastenverblijf gebouwd. Reizigers mochten rustig op adem komen bij de gastvrije priesters van de Orde van het Heilig Kruis.

Orde van het Heilig Kruis
De leden van de Orde van het Heilig Kruis werden ook wel Kruisheren genoemd. De orde werd in 1211 gesticht door Theodorus van Celles (1166~1236). Theodorus was er na deelname aan een kruistocht van overtuigd geraakt dat de ware navolging niet door oorlog, maar door spiritualiteit bereikt werd. Hij stichtte een eerste Kruisheren klooster bij Huy in België. Vanuit dit klooster kregen de Kruisheren van het Klooster Sint Gertrudis in Bentlage bij Rheine in Duitsland de opdracht een convent in Apell te realiseren. De Kruisheren leefden volgens de regel van Augustinus en hielden zich bezig met zielzorg, onderwijs, ziekenverzorging en plechtige koordienst.
Reconstructie van de ziekenzaal van het klooster.

Nog tijdens de bouw van het klooster vond de Reformatie plaats. In 1593 werd Westerwolde veroverd door Willem Lodewijk van Nassau. Het katholieke geloof werd afgezworen en men ging over op het protestantse geloof. Een groot aantal monniken verlieten het klooster en via allerlei omwegen kwam het klooster in handen van de stad Groningen. In 1594 vond de Reductie van Groningen plaats. Stad en Ommelanden sloten zich aan bij de Unie van Nederlandse Provinciën en vervolgens werd de gereformeerde kerk de nieuwe staatskerk. Voor de kloosters in de provincie Groningen (dat waren er ruim dertig) betekende dit het einde. Vrijwel alle kloosters werden afgebroken. De Groningse bestuurders stonden het de achterbleven monniken toe om te blijven maar stonden de intrede van nieuwe monniken niet (meer) toe. In 1604 bekeerde de laatste monnik zich tot het protestantse geloof. Johannes Emmen was zowel de laatste prior van het klooster als ook de eerste protestantse dominee van Ter Apel.

27 November 1590: Willem Lodewijk, graaf van Nassau, stadhouder en kapitein-generaal ‘in Vriesland ende Vriese Ommelanden’ verklaart dat het klooster Ter Apel is opgenomen onder sauvegarde van de Verenigde Nederlanden en gelast zijn manschappen zich hiernaar te reguleren. Sauvegarde is een beschermingsbrief die een persoon of instelling vrijwaart van plundering, brandschatting en dergelijke.
De laatste prior: Johannes Emmen
In 1587 werd Johannes Emmen de zevende en laatste prior van het Kruisherenklooster Ter Apel. Op 28 en 29 juni had Emmen als prior van het klooster samen met de drost van Westerwolde en de richters van Wedde en Bellingwolde supervisie over het heksenproces tegen Anna Ramakers en Allickte Tensinck. Beide vrouwen werden veroordeeld. De Reformatie en de Nederlandse Opstand brachten grote materiële en financiële problemen voor het klooster in Ter Apel. In 1587 en 1588 verkocht de kloostergemeenschap een veelvoud aan renten en eigendommen om de moeilijkheden het hoofd te kunnen bieden. Het waren zware tijden, veel kloosterlingen overleden. Willem Lodewijk van Nassau nam in 1590 het klooster onder zijn bescherming. Hij zorgde er voor dat het klooster niet meer geteisterd werd door plunderingen en dat de broeders ongehinderd konden reizen. Het klooster moest voor deze bescherming een contributie betalen, wat vermoedelijk de enige reden was om de bescherming aan te bieden. In 1593 werden de overgebleven kloosterlingen om onbekende redenen gevangengezet in Steenwijk. Na enige tijd keerden de kruisbroeders terug naar Ter Apel, maar waren niet in staat het kloosterleven van weleer te hervatten. De Staten-Generaal van de toenmalige Republiek gaf de kloosterlingen toestemming om in het gebouw te blijven wonen en de bezittingen te blijven beheren. Het voormalige klooster fungeerde als gasten-, armen-, en ouderenhuis. Daarnaast bleef het een omvangrijk boerenbedrijf. Johannes Emmen bleef aan dit alles leiding geven. In 1603 vroeg en kreeg Johannes toestemming om te trouwen. De Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden, gezien de voorschriften van de Stadhouder Graaf Willem Lodewijk, de Gedeputeerde Staten en ‘van de Olde ingesetenen tsamen representerende die gedeputeerde volmachten der landtschap van Westerwolde’ consenteren dat Johannes Emmen ‘bewarder ende administrateur van het gewesen convent ende nu het arme huis tot Apell’ zich ‘na de order van de greformeerde kercke in de houwelicken staet, met een eerlickc vrouwepersoon’ zal mogen begeven, blijvende desalniettemin van kracht zijn benoeming tot administrator. Hij treedt volgens de hervormde leer in het huwelijk met Anna van Vullen. Samen kregen ze een dochter, Hendrickjen van Emmen. Voorts legde Emmen in 1604 met succes een examen af waardoor hij de eerste hervormde predikant van Ter Apel werd. Het leven was zwaar en in 1606 krijgt Johannes Emmen toestemming van de Staten-Generaal om enkele arbeiders in het voormalige klooster te laten wonen om ambten te beleden zoals de zorg voor de armen en reizigers, maar ze mochten geen enkele kloostergelofte afleggen. Volgens de meeste overleed Johannes Emmen op 2 juli 1614 te Ter Apel. Hij werd begraven in de kloosterkerk net als zijn voorgangers. Op de grafzerk , die in de Kanunnikenkerk is te bezichtigen, staat een Latijnse tekst te lezen: ‘Op 2 juli 1613 overleed de eerwaarde heer Jan Emmen, ‘pastor’ en administrator van dit huis, nadat hij het dertig jaar bestuurd had. Hier werd hij begraven’. De vermelding van 1613 als overlijdensjaar is vermoedelijk een vergissing van de steenhouwer geweest. Johannes Emmen ligt nog steeds in de kerk begraven, zoals tijden de grote restauratie in de jaren dertig van de vorige eeuw bleek. Zijn vrouw Anna bleef wonen in het klooster en kreeg toestemming haar man als administrator op te volgen. Van dochter Hindrickjen is bekend dat ze trouwde op 31 mei 1627 met Evert Abels van Vlagtwedde.

De stad Groningen kocht tegen het einde van de 16e-eeuw grote stukken land in de huidige Veenkoloniën om er turf te winnen. De gebieden waren volledig in eigendom van de stad en nadat het veen (de turf) was ontgonnen, werd het beschikbare land verhuurd voor de landbouw. De huur van de percelen mocht niet door de stad worden opgezegd of verhoogd, en de stad bleef eigenaar van het land. Buiten de Veenkoloniën werden ook gebieden opgekocht, zoals de gebieden van voormalige kloosters (die sowieso al een landbouwbestemming hadden).

In 1619 vond een geheime transactie plaats, waarbij de stad Groningen de eigenaar van Westerwolde werd. Ook het klooster en de circa 1800 hectare aan landerijen die daarbij hoorden maakten deel van de transactie uit. De reden voor deze transactie werd opgegeven als ‘omme bij die van Vrieslandt ende dander Provincien niet te mogen geraken in ialousie’. Er waren natuurlijk ook pragmatische argumenten voor de stad. Westerwolde was een arm en moeilijk te bereiken gebied vanuit de stad Groningen. Ook was het een goede buffer tegen aanvallen vanuit het oosten. Een derde argument was de mogelijkheid voor de stad Groningen om aanspraken te maken op allerlei inpolderingen en drooggevallen gebieden in de Dollard (die toen vele malen groter was dan tegenwoordig). Het misschien wel belangrijkste voordeel van het verwerven van Westerwolde was een economische. De stad Groningen was met de aankoop van Westerwolde in één slag de hoofdrolspeler geworden in de vervening van de provincie Groningen (iets waar héél veel geld mee te verdienen was).

De stad Groningen verbouwde het bij het klooster gelegen bak- en brouwhuis tot een dienstwoning voor de commandeur die in opdracht van de stad verantwoordelijk was voor het beheer van dit gebied. De commandeur inde ook de belastingen en had het beheer over de doorgaande weg (over de zandrug) ‘om de stroopende partien unde Bedelars ’t loopen te beletten’. Tevens mocht hij maaltijden en onderdak aanbieden. Er was in de woning altijd één kamer vrij voor de Groningse wethouder Stadsbezittingen. De woning van de commandeur was daarmee de voorloper van het huidige Hotel Boschhuis. Het kloosterbos werd ook door de commandeur beheerd. Uiteraard leverde dit bos hout, maar tegelijk was het ‘plaisant en heerlijck’ om te verblijven (te recreëren zouden we nu zeggen). Vanuit de stad Groningen was het een behoorlijke onderneming om naar Ter Apel te reizen, maar de aanwezige voorzieningen zorgden voor een prettig verblijf. Zou dat ook één van de redenen zijn dat het klooster nog steeds bestaat?

Westerwolde bleek niet het wingewest te zijn waarop de stad Groningen gehoopt had. De stad droeg de kosten van de kerk, de pastorie en de school (allemaal in de gebouwen van het klooster gevestigd) en inde nauwelijks meer dan de pachtgelden. In de 19e-eeuw werd het veengebied gedeeltelijk ontgonnen, maar vanwege de slechte verbindingen met de stad Groningen waren de opbrengsten aanzienlijk lager dan de verwachtingen. Pas toen het Stadskanaal in 1856 doorgetrokken werd naar Ter Apel konden de langs het kanaal gelegen percelen veen verpacht worden. Bovendien konden sluis-, brug-, en tolgelden geïnd worden. Nu pas werd het gebied Westerwolde winstgevend voor de stad Groningen. Dit kwam (onder andere) tot uiting in het inwonertal van Ter Apel. Tussen 1860 en 1890 steeg het aantal inwoners van 119 naar 466 personen.

Een deel van het klooster is al een aantal jaren in gebruik als protestantse kerk.

In de vorige eeuw bleken de stadsbezittingen in Westerwolde steeds meer een kostenpost te worden voor de stad Groningen. We spreken dan ook over 40 kilometer weg; over het Stadskanaal van 70 kilometer lang; over 18 sluizen; 70 bruggen en bruggetjes en tenslotte over duizenden hectares aan land. Tussen 1930 en 1933 vond een uitgebreide restauratie van het klooster plaats. In 1955 werd voorzichtig gesproken over het afstoten van de stadsbezittingen. Pas in 1960 werd er met deze grote klus begonnen. Soms werd er verdiend op een dergelijke transactie, maar vaak werden er symbolische bedragen betaald. Zo ging het hele Klooster Ter Apel, inclusief het Boschhuis, in 1976 over in handen van het Rijk voor slechts één luttele gulden. Met de verkoop verdween voor de Stad tegelijk ook het recht op de commandeurskamer.

Dat het klooster Ter Apel belangrijk erfgoed is blijkt uit het feit dat het sinds 1992 tot de UNESCO Top 100 van onroerende objecten in Nederland behoort. In 2001 werd de herbouw van de westvleugel naar een ontwerp van de Deense architect Johannes Exner voltooid. Pas in het begin van deze eeuw werden de laatste stadsbezittingen overgedragen. Daarmee kwam een einde aan vier eeuwen Stadsbezittingen in Westerwolde…

Omwille van de lengte van deze post heb ik bedacht dat de resterende foto’s van ons bezoekje aan het Klooster in Ter Apel in een volgende post aan bod komen. Dan dus iets minder geschiedenis en iets meer foto’s…

Volgende post

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.