Inleiding
Al langere tijd gaan P en ik af en toe op een zondagmiddag ‘op verkenning’ in onze provincie Groningen. We wisten het eigenlijk al heel lang, maar er zijn erg veel mooie en interessante zaken te zien in onze provincie. Al héél lang wilde ik een keertje naar het klooster in Ter Apel, maar ’t kwam er nooit van. Jaren geleden hebben m’n goede vriend Kees Jansen en ik eens een poging gedaan (op de fiets vanuit Hoogezand volgens mij), maar toen zijn we blijven steken bij de platenkast van Rienk Janssen. Ter Apel bleek toen op de fiets iets te ver weg. Toch wilde ik nog steeds een keertje naar Ter Apel om daar het klooster te bekijken. Een dikke week geleden zijn we maar met de auto naar Ter Apel gereden. We vonden het allebei een prachtig en indrukwekkend uitstapje. We waren behoorlijk onder de indruk van datgene wat we gezien hebben! Het klooster is het enig overgebleven klooster in onze provincie en ’t heeft een interessante geschiedenis…
Het klooster in Ter Apel: Domus Novae Lucis
Het klooster Ter Apel is gebouwd op een brede zandrug in een (destijds) zeer uitgestrekt hoogveengebied. Inde Middeleeuwen was dit een erg geïsoleerd gebied; het was vrijwel geheel omgeven door het zeer uitgestrekte Bourtanger moeras. De zandrug was belangrijk omdat de eeuwenoude handelsroute tussen Münster en Groningen daar gebruik van maakte. Op de plek waar het huidige Ter Apel te vinden is bevond zich een voorwerk van een ander, verder weg gelegen klooster. De destijds rond het voorwerk gebouwde nederzetting werd Apell genoemd.
Het was in in het jaar 1464 dat Jacobus Wiltingh, afkomstig uit een boerengeslacht uit Onstwedde en pastoor in Garrelsweer en vicaris (hulppastoor) in Loppersum zijn nederzetting Apell schonk aan de Orde van het Heilig Kruis. De voorwaarde van de schenking was dat er op de plek van de nederzetting een klooster gebouwd zou gaan worden. Een jaar later – in 1465 – vertrokken vier priester en enkele lekenbroeders vanuit het moederklooster Sint Gertrudis in Bentlage aan de Eems bij Rheine naar Apell in het huidige Westerwolde om daar een nieuw klooster te stichten. Dit klooster kreeg de naam Domus Novae Lucis, Huis van het Nieuwe Licht. De daarop volgende honderd jaar werd er aan het nieuwe klooster gebouwd. Er werden een kerk, huisvesting voor de bewoners, een poortgebouw, watermolens, een perkamenthuis, een bak- en brouwhuis (op de fundamenten daarvan is het huidige Hotel Boschhuis gebouwd) en een gastenverblijf gebouwd. Reizigers mochten rustig op adem komen bij de gastvrije priesters van de Orde van het Heilig Kruis.
Nog tijdens de bouw van het klooster vond de Reformatie plaats. In 1593 werd Westerwolde veroverd door Willem Lodewijk van Nassau. Het katholieke geloof werd afgezworen en men ging over op het protestantse geloof. Een groot aantal monniken verlieten het klooster en via allerlei omwegen kwam het klooster in handen van de stad Groningen. In 1594 vond de Reductie van Groningen plaats. Stad en Ommelanden sloten zich aan bij de Unie van Nederlandse Provinciën en vervolgens werd de gereformeerde kerk de nieuwe staatskerk. Voor de kloosters in de provincie Groningen (dat waren er ruim dertig) betekende dit het einde. Vrijwel alle kloosters werden afgebroken. De Groningse bestuurders stonden het de achterbleven monniken toe om te blijven maar stonden de intrede van nieuwe monniken niet (meer) toe. In 1604 bekeerde de laatste monnik zich tot het protestantse geloof. Johannes Emmen was zowel de laatste prior van het klooster als ook de eerste protestantse dominee van Ter Apel.
De stad Groningen kocht tegen het einde van de 16e-eeuw grote stukken land in de huidige Veenkoloniën om er turf te winnen. De gebieden waren volledig in eigendom van de stad en nadat het veen (de turf) was ontgonnen, werd het beschikbare land verhuurd voor de landbouw. De huur van de percelen mocht niet door de stad worden opgezegd of verhoogd, en de stad bleef eigenaar van het land. Buiten de Veenkoloniën werden ook gebieden opgekocht, zoals de gebieden van voormalige kloosters (die sowieso al een landbouwbestemming hadden).
In 1619 vond een geheime transactie plaats, waarbij de stad Groningen de eigenaar van Westerwolde werd. Ook het klooster en de circa 1800 hectare aan landerijen die daarbij hoorden maakten deel van de transactie uit. De reden voor deze transactie werd opgegeven als ‘omme bij die van Vrieslandt ende dander Provincien niet te mogen geraken in ialousie’. Er waren natuurlijk ook pragmatische argumenten voor de stad. Westerwolde was een arm en moeilijk te bereiken gebied vanuit de stad Groningen. Ook was het een goede buffer tegen aanvallen vanuit het oosten. Een derde argument was de mogelijkheid voor de stad Groningen om aanspraken te maken op allerlei inpolderingen en drooggevallen gebieden in de Dollard (die toen vele malen groter was dan tegenwoordig). Het misschien wel belangrijkste voordeel van het verwerven van Westerwolde was een economische. De stad Groningen was met de aankoop van Westerwolde in één slag de hoofdrolspeler geworden in de vervening van de provincie Groningen (iets waar héél veel geld mee te verdienen was).
De stad Groningen verbouwde het bij het klooster gelegen bak- en brouwhuis tot een dienstwoning voor de commandeur die in opdracht van de stad verantwoordelijk was voor het beheer van dit gebied. De commandeur inde ook de belastingen en had het beheer over de doorgaande weg (over de zandrug) ‘om de stroopende partien unde Bedelars ’t loopen te beletten’. Tevens mocht hij maaltijden en onderdak aanbieden. Er was in de woning altijd één kamer vrij voor de Groningse wethouder Stadsbezittingen. De woning van de commandeur was daarmee de voorloper van het huidige Hotel Boschhuis. Het kloosterbos werd ook door de commandeur beheerd. Uiteraard leverde dit bos hout, maar tegelijk was het ‘plaisant en heerlijck’ om te verblijven (te recreëren zouden we nu zeggen). Vanuit de stad Groningen was het een behoorlijke onderneming om naar Ter Apel te reizen, maar de aanwezige voorzieningen zorgden voor een prettig verblijf. Zou dat ook één van de redenen zijn dat het klooster nog steeds bestaat?
Westerwolde bleek niet het wingewest te zijn waarop de stad Groningen gehoopt had. De stad droeg de kosten van de kerk, de pastorie en de school (allemaal in de gebouwen van het klooster gevestigd) en inde nauwelijks meer dan de pachtgelden. In de 19e-eeuw werd het veengebied gedeeltelijk ontgonnen, maar vanwege de slechte verbindingen met de stad Groningen waren de opbrengsten aanzienlijk lager dan de verwachtingen. Pas toen het Stadskanaal in 1856 doorgetrokken werd naar Ter Apel konden de langs het kanaal gelegen percelen veen verpacht worden. Bovendien konden sluis-, brug-, en tolgelden geïnd worden. Nu pas werd het gebied Westerwolde winstgevend voor de stad Groningen. Dit kwam (onder andere) tot uiting in het inwonertal van Ter Apel. Tussen 1860 en 1890 steeg het aantal inwoners van 119 naar 466 personen.
In de vorige eeuw bleken de stadsbezittingen in Westerwolde steeds meer een kostenpost te worden voor de stad Groningen. We spreken dan ook over 40 kilometer weg; over het Stadskanaal van 70 kilometer lang; over 18 sluizen; 70 bruggen en bruggetjes en tenslotte over duizenden hectares aan land. Tussen 1930 en 1933 vond een uitgebreide restauratie van het klooster plaats. In 1955 werd voorzichtig gesproken over het afstoten van de stadsbezittingen. Pas in 1960 werd er met deze grote klus begonnen. Soms werd er verdiend op een dergelijke transactie, maar vaak werden er symbolische bedragen betaald. Zo ging het hele Klooster Ter Apel, inclusief het Boschhuis, in 1976 over in handen van het Rijk voor slechts één luttele gulden. Met de verkoop verdween voor de Stad tegelijk ook het recht op de commandeurskamer.
Dat het klooster Ter Apel belangrijk erfgoed is blijkt uit het feit dat het sinds 1992 tot de UNESCO Top 100 van onroerende objecten in Nederland behoort. In 2001 werd de herbouw van de westvleugel naar een ontwerp van de Deense architect Johannes Exner voltooid. Pas in het begin van deze eeuw werden de laatste stadsbezittingen overgedragen. Daarmee kwam een einde aan vier eeuwen Stadsbezittingen in Westerwolde…
Omwille van de lengte van deze post heb ik bedacht dat de resterende foto’s van ons bezoekje aan het Klooster in Ter Apel in een volgende post aan bod komen. Dan dus iets minder geschiedenis en iets meer foto’s…
Mooie biedroage Harry. De heule geschiedenis in een notedop. Ik kwam al in het klooster toun ik 8 joar was. Het mooiste van alles is ast doar lopst dast dien fantasie de vrije loop loatst en die terugge woanst in vrougere tieden. En bie Grunnen heuren was gain goie zet. Duutsland het maiste tied goedkopere benzine, goedkopere schnitzels en betere muziek (schlager). En nait zoveul internet gedou. Deutschland über alles!!!
Met uitzondering van de muziekkeuze ben ik het helemaal met je eens…