Zeer regelmatig fiets ik een (avond)rondje door de stad. En vrijwel altijd gaat een deel van mijn fietsrondje door het Noorderplantsoen. Op de een of andere manier vind ik dit een mooie plek in de stad, en ik kom er graag. Er is vrijwel altijd iets te zien en te doen. Er zijn mensen die er hun hondje aan het uitlaten zijn, studenten die als ze de eerste zonnestralen zien dat interpreteren als een uitnodiging om hun BBQ maar weer eens tevoorschijn te halen, jonge mensen die op allerlei creatieve manieren aan hun conditie werken (al dan niet met een fitnesscoach). Die fitnesscoaches zijn trouwens een fenomeen van de laatste tijd. Een jaar geleden zag je deze coaches nog niet. De rook van de eerste BBQ’s van 2019 heb ik trouwens al weer gezien, het was toen nog maar net maart geworden. We hebben het dan nog niet eens gehad over de zomers als elke vierkante meter gras bezet is door mensen die aan het chillen zijn in het plantsoen. En wat dacht u van het jaarlijkse fenomeen Noorderzon Performing Arts Festival Groningen (eindelijk maar eens voluit geschreven), dat elk jaar goed is voor > 125000 bezoekers in amper een week tijd? Noorderzon is de ietwat curieuze combinatie van een internationaal kunstenfestival op het scherpst van de snede met spannende hedendaagse podiumkunsten uit alle delen van de wereld… én een groots zomerfeest in een vrij toegankelijk plantsoen. De 29e editie van dit Festival vindt plaats van 15 tot en met 25 augustus 2019. De zanger en voormalig student in Groningen Ralf Poelman schreef in 2007 een lied over het plantsoen met de titel ‘Gras van het Noorderplantsoen’. Dit onofficiële volkslied wordt nog vrijwel dagelijks in de Groninger kroegen gedraaid, ik vind het een prachtig lied dat goed het ‘Gronings gevoel’ beschrijft. Verder ontdekte ik dat het Noorderplantsoen één de acht groene kroonjuwelen van de stad Groningen is. Maar eigenlijk is het ieders persoonlijke achtertuin…

De tickets op tafel, de koffers gepakt, de taxi staat klaar in de straat
Jij staat al buiten en roept: ‘Kom schiet op, straks zijn we net iets te laat, iets te laat’.
En slenterend sleur ik de spullen de deur door, gedwee loop ik achter jou aan
Jij hebt er zin in, ik zal het nooit zeggen. Maar heb eigenlijk geen zin om te gaan

Want als ik weg ben dan mis ik de straten. Vanaf de Toren tot aan Westerhaven
Ik mis de grachten, de mensen; stadjers, studenten
Het allermooiste accent. Geen Frankrijk, laat staan Kameroen
Doe mij maar het gras, het gras van het Noorderplantsoen

Het begon allemaal maanden geleden, reisgidsen vol met hotels aan de zee
Jij vol verwachting, het kon me niet schelen. Gewoon uit beleefdheid keek ik met je mee
Met je mee. En ik weet jij mocht kiezen. Ja beloofd is beloofd
Maar de volgende keer dan telt mijn stem voor twee
Dan hoef ik geen plaatjes van zonnige oorden
We blijven dan thuis. Nee we gaan nergens heen

Want als ik weg ben dan mis ik de straten. Vanaf de Toren tot aan Westerhaven
Ik mis de grachten, de mensen; stadjers, studenten
Het allermooiste accent. Geen Frankrijk, laat staan Kameroen
Doe mij maar het gras, het gras van het Noorderplantsoen

Hoog in het Noorden daar ligt een stad, die altijd de sfeer van een dorp heeft gehad

Oh als ik weg ben dan mis ik de straten. Vanaf de Toren tot aan Westerhaven
Ik mis de grachten, de mensen; stadjers, studenten. Het allermooiste accent
Oh als ik weg ben dan mis ik de straten. Vanaf de Toren tot aan Westerhaven
Ik mis de grachten, de mensen; stadjers, studenten
Het allermooiste accent. Geen Frankrijk, laat staan Kameroen.
Doe mij maar het gras, het gras van het Noorderplantsoen

De stad Groningen ontstond op een strategische plek op het eind van de Hondsrug. Al in de prehistorie was dit de enige goede verbinding tussen het Hondsruggebied en de welvarende Groninger kleigronden langs de Waddenzee, want aan weerszijden van de stad had je ondoordringbare moerassen. Je móést dus langs Groningen om in het rijke terpenland in het noorden van de provincie te komen… Vanaf Coevorden liepen de belangrijkste routes naar het noorden over de Hondsrug en de Rolderrug naar de stad. Niet alleen vrienden, maar zeker ook vijanden maakten hier maar al te graag gebruik van op weg naar de rijke handelsstad Groningen. Al snel raakten de Groningers eraan gewend om zich tegen ongewenst bezoek vanuit het zuiden teweer te stellen. De eerste omwalling kreeg de stad al in het jaar 1040. De grootste uitbreiding van de vesting Groningen vond aan het begin van de zeventiende eeuw plaats. De vesting Groningen doorstond met succes de belegering door ‘Bommen Berend’ in 1672, een feit dat nog jaarlijks wordt gevierd.

Kaartfragment. Nieuwe Boteringepoort en Ebbingepoort op een kaart van Hendrik Hofsnider (1743) met rechtsonder de Noorderkerk. Het Boteringediep wordt hier als ‘De Kley Sloodt’ aangegeven. In het noordwesten is het Selwerderdiepje zichtbaar. Afb. gemaakt circa 1743; Rijksuniversiteit Groningen.
Hendrik Copijn

Het ontstaan van het Noorderplantsoen
De Vestingswet van 1874 maakte een einde aan de Groningse stadswallen, maar een begin aan de singels en het plantsoen. De hoogteverschillen van de stadswallen leenden zich uitstekend voor een park in de Engelse stijl. Deze stijl kenmerkt zich door een asymmetrische aanleg, slingerende paden, glooiende grasvelden en de indruk van een onbegrensde ruimte door de vele struikgewassen. Het park is aangelegd in 1879, bij de ‘hoge berg’ en de Fonteinvijver door de Utrechtse tuin- en landschapsarchitect Hendrik Copijn (1842-1923). Hendrik’s zoon Louis Copijn zou 60 jaar later de begraafplaats Selwerder Hof in Groningen ontwerpen. Hendrik Copijn maakte handig gebruik van de deels nog bestaande vestinggrachten en oude wallen. Twee jaar later werden de vijvers bij de Plantsoenbrug en bij de speelweide aangelegd. Pas veertig jaar later, in 1920, is ter hoogte van de Ebbingestraat het laatste deel van het park gerealiseerd. ‘Met het oog op de mogelijke beschadigingen van het plantsoen’ waren openbare muziekuitvoeringen aanvankelijk uit den boze. Maar toen het plantsoen in 1902 bij een proef ‘niet in het minst beschadigd’ bleek, mochten er voortaan concerten worden gehouden. De zondagse zomerconcerten waren zo’n succes dat de verplaatsbare muziektent in 1905 werd vervangen door een vaste. De directeur gemeentewerken J.A. Mulock Houwer maakte een ontwerp in de toen populaire vernieuwingsstijl. Melkinrichting Vredewold bouwde omstreeks 1908 ter vervanging van een houten kiosk een stenen ‘melksalon’. In 1927 ontwierp stadsbouwmeester S.J. Bouma voor de toenmalige huurder Brouwerij d’Oranjeboom een paviljoen. Hij liet zich inspireren door de toen bekend Rotterdamse avant-garde architect J.J.P. Oud. Bouwma gaf het paviljoen een kern van tegen elkaar gezette blokken met daarop geometrische reliëfs. Door de rondgaande serre op het zuiden te oriënteren konden bezoekers genieten van de vijver zowel als van de zon. In 1967 werd de Nassaulaan in het plantsoen voor autoverkeer afgesloten, spoedig gingen er stemmen op om met de singels hetzelfde te doen, maar pas in 1993 kwam het tot een proefafsluiting. In oktober 1994 werd door middel van een referendum besloten tot een definitieve afsluiting. Aansluitend onderging het plantsoen een ingrijpende restauratie. Hierbij werden onder meer de zichtlijnen hersteld, die rekening houden met de verschillen in bloeiperioden en kleur van de heesters, struiken en bomen. Ik heb nooit geweten dat de vorm van de verschillende vijvers in het Noorderplantsoen ontleend zijn aan het water dat ooit aan de buitenkant van de stadswallen voor bescherming van de inwoners van de stad zorgde. Vooral dat gegeven zorgde ervoor dat ik meer geïnteresseerd raakte in de geschiedenis van deze mooie (en drukke) stadstuin. Zomers recreëert de stad massaal op de ‘sporen van strijd’ die de geschiedenis daar heeft achtergelaten… In 1971 kreeg het Noorderplantsoen zelfs de status van Rijksmonument.

Luchtfoto van het Noorderplantsoen. Duidelijk zijn de contouren van de oude verdedigingswal nog te zien. Zelfs de vormen van een paar van de dwingers zijn nog goed te herkennen.

Sikkenspoortje
Nadat de stad tussen 1607 en 1612 al vijf nieuwe bolwerken aan de zuidkant had gekregen, ontwikkelde het stadsbestuur het plan voor een grote gebiedsuitbreiding naar het Noorden. Prins Maurits zag dit wel zitten omdat een grote uitleg ruimte bood aan een flink garnizoen en Groningen zo kon helpen een eventuele Deense aanval af te slaan. In de zomer van 1614 lag er een Haags fortificatieplan, waarvoor de Groninger glazenmaker – en latere stadsbouwmeester – Garwer Pieters een bestek maakte. Hoewel de Ommelanders de uitleg veel te duur vonden, besloten de Stadjers op 25 maart 1615 toch tot de grote fortificatie op de grote form ende plante. De nieuwe Groningse vesting werd gebouwd volgens principes, die theoreticus Simon Stevin en ingenieur Adriaen Anthoniszoon uit een Italiaans vestingsysteem hadden ontwikkeld. Groningen kreeg in totaal zeventien bolwerken of dwingers met tussenliggende courtines. Het huidige Noorderplantsoen heeft de Reitdieps-, Kruid-, Jats- als Boteringedwinger als basis. De vesting bestond uit een brede gracht, een hoofd- en een onderwal met daartussen een sluippad, dat kon worden bereikt via sorties. Tussen de Reitdieps- en de Kruiddwinger zijn de hoofdwal en sortie nog herkenbaar. In 1736 werd deze sortie opslagplaats voor touwslager Andries Pieters. Hij mocht van burgemeesters en raad beneden de stadswal een lijnbaan aanleggen en gebruikte de mijn om er zijn teertonnen op te slaan. In 1792 werd hetzelfde poortje gehuurd door verfhandelaar Wiert Willemszoon Sikkens. Hij ging er lak stoken en de sortie kreeg daardoor in de volksmond de naam Sikkenspoortje. Het poortje bleef als lakstokerij tot 1869, toen het bedrijf verhuisde naar de Zwarteweg. Vermoedelijk werd de oostelijke ingang van de sortie dichtgemaakt toen dit stuk vesting in 1881-82 tot plantsoen werd gemaakt. De sortie werd nog tot circa 1965 door de plantsoendienst gebruikt als opslagplaats. Daarna verdween ook de westelijke toegang onder de grond. Bij de renovatie van het Noorderplantsoen werd de voormalige sortie weer tevoorschijn gehaald om te gaan dienen als onderkomen voor vleermuizen.

Een aantal beelden/kunstwerken zijn in het Noorderplantsoen te vinden:

De Lepelaar. Op een eiland in een van de vijvers van hetNoorderplantsoen kijkt een gestileerde lepelaar uit over het water. Het beeld ligt ’s winters in opslag. Jan van Baren maakte de bronzen vogel in 1977. De lepelaar was Van Barens eerste grote bronzen beeld.

Blootsvoets, met opgetrokken knieën en haar hoofd licht achterover, koestert het meisje zich in de zon. Het beeld uit 1952 van Mattheus Meesters aan de Leliesingel in het Noorderplantsoen, dat door het publiek ‘De Zonaanbidster’ wordt genoemd, maakt een massieve indruk doordat de figuur in hoofdvormen is weergegeven. Tot 1954 zat het meisje in het gras. De toenmalige gemeentelijke dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting ervoer dit echter als een bezwaar en gaf haar een sokkel.

Wisent. Fors en indrukwekkend staat in het Noorderplantsoen de stenen wisent van Wladimir de Vries. Het beeld uit 1975 is meer dan twee meter hoog, drie meter lang en weegt ongeveer tien ton. Toch zijn er zwaardere beelden die minder kracht uitstralen, dit heeft te maken met de vormgeving. De houding van de wisent met de kop naar beneden gericht en de gigantische nekpartij wekken de indruk van een bundeling van kracht. Het in één brok weergeven van de poten tezamen met het haar onder de kin en plantengroei versterken de kracht. Het ontbreken van details als ogen met daarnaast het haar dat op een ruwe manier is weergegeven dragen bij aan de indruk van een forse kolos die zich schrap zet. Toen ik nog in Hoogezand woonde kende ik de dochter van Wladimir de Vries. Van hem staan verschillende beelden in de stad.

Zonder titel (1991, staal) van Bas Lugthart. Voor de vijver bij de nieuwe Ebbingestraat maakte Bas Lugthart (1955) een beeld dat tegelijkertijd een fontein is. De brutaal-blauwe buis vormt in een golvende lijn het profiel van een gezicht dat licht achterover helt. Wanneer de fontein gaat spuiten is het beeld compleet: water wordt wapperend haar! Bas Lugthart gebruikt de onalledaagse materialen wind, water en zwaartekracht om mee te beeldhouwen. Of beter gezegd te tekenen: de sculptuur krijgt haar vorm vooral door de lijnen in het platte vlak.

Mannetje (1975, marmer) van Gjalt Blaauw. Op een van de dwingers zit een witmarmeren figuur achter een schematisch weergegeven tafel. Het mannetje is grof uitgehakt zonder veel detaillering; hij heeft geen individuele kenmerken. Als bij een sneeuwpop staat zijn hoofd direct op de romp. Zijn armen liggen voor hem op tafel. Het is een primitief aandoend beeld, versterkt door de aantasting van de tijd. Een deel van de kin en de neus zijn verdwenen.

Zie Hier Zie Daar Zie Zo (1993, 3 delen, beton en ijzer) van Frans Nieuwlaat. Het werk van Frans Nieuwlaat (1943) bestaat uit drie betonnen platen verspreid in het grasveld achter de Wisent. Ze dragen de raadselachtige teksten Zie Hier Zie Daar en Zie Zo. Het kunstwerk is gemaakt voor de tentoonstelling Stadsparadijs, die het CBK in 1993 organiseerde. Ontsnapt aan het stadse geweld stuit de wandelaar er pas op als hij van de gebaande paden afdwaalt. Het tweetal Zie Hier en Zie Daar krijgt een afronding in het resolute Zie Zo. Los van een context of een verwijzing naar de werkelijkheid roepen de teksten op tot filosofische bespiegelingen.

Voor dit artikel is onder andere gebruik gemaakt van verschillende bronnen op het Internet en van informatieborden in het Noorderplantsoen.

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.