Om aan de hand van een routeboekje op een zondagmiddag je eigen provincie te verkennen is een bijzonder leuk tijdverdrijf. Van de drie boekjes die we hebben aangeschaft zijn we (lukraak) met het deeltje ‘Oost’ begonnen. Voor vandaag hebben we het laatste stukje van deze route in gedachten. De route is weliswaar nog wat langer, maar we zijn al regelmatig te vinden in Garnwerd, in Oostum, in Wetsinge en Wetsingersluis. We besloten dus om dat stuk van de route te laten vervallen. Eerder had ik al geschreven dat we de routeboekjes als een ruwe leidraad beschouwen, vandaag is daar dus een uitwerking van. In de praktijk betekende dat we vandaag slechts een klein stukje op het programma hadden staan. We bedachten de Walfriduskerk in Bedum te bekijken en een rondje door Onderdendam te wandelen. Qua kilometers stelde het allemaal niet zo veel voor, maar qua geschiedenis is het natuurlijk weer erg interessant.
Een van mijn vroegste herinneringen aan Bedum is al ruim 50 jaar oud. Mijn vader bracht met z’n lichtblauwe Opel Kadett Caravan z’n bloemen van de kwekerij in Zandeweer naar de bloemenveiling in Groningen (globaal op de plek waar tegenwoordig de Vesta is te vinden). De rit ging via allerlei binnenwegen naar Groningen en een heel enkele keer mocht ik mee. De eerste keer dat ik mee mocht reden we in Bedum langs de Scania Vabis garage van de firma E.J. Bats. Vooral die achternaam maakte indruk op mij en sindsdien zijn de woorden Bedum en Bats onlosmakelijk aan elkaar verbonden in mijn hoofd. Hoewel de verleiding groot was om uit te gaan zoeken of het desbetreffende garagebedrijf nog steeds te vinden is, reden we naar de Walfriduskerk om daar een rondje te wandelen, een paar foto’s te maken en wat indrukken op te doen. Met enige regelmaat fiets ik ’s ochtends via het Walfriduspad en de Walfridusbrug naar mijn werk, ik word dus regelmatig met de naam Walfridus geconfronteerd. Toch is het goed (denk ik) op nog even na te gaan wie Walfridus was.

Walfridus wordt onthoofd door een Noorman; op de achtergrond het lichaam van zijn zoon Radfridus dat pas na een lange zoektocht in het riet werd gevonden. Afbeelding bij de maand december in Ribadineira en Rosweydus, ‘Generale legende der heylighen’, (1686). Klik op de afbeelding om meer over Walfridus te lezen (opent in een nieuw tabblad).
Volgens de bewaard gebleven ‘vitae’ zijn Walfridus en zijn zoon Radfridus zo rond het jaar 1000 plaatselijke boeren geweest uit de Friese landen tussen Lauwers en Eems, die het moerassige land tot vruchtbare grond ontgonnen, dijken opwierpen en voorbeeldige christenen waren. Voor het kerkbezoek waren ze aangewezen op de St. Maartenskerk in het toenmalige dorp Groningen (de huidige Martinikerk). Walfridus bouwde over de rivier de Hunze een brug, die vervolgens naar hem vernoemd werd en door zijn familie werd onderhouden. Walfridus nam een volgeling de biecht af. Toentertijd was het gebruikelijk om meningsverschillen via een vete uit de weg te ruimen; Walfridus probeerde zijn verwanten er van te overtuigen dat verzoeningsgezindheid een beter voorbeeld zou zijn. Walfridus voorspelde zijn eigen dood. Tijdens een aanval van de Noormannen op het Friese kustgebied werd het dorp Groningen geplunderd en werd er brand gesticht. Op de terugweg naar de kust waren Walfridus en z’n zoon Rafridus hun prooi. Beiden werden het leven gebracht. Een verhaal uit de 17e-eeuw vertelt dat Walfridus onthoofd werd en dat het lichaam van Radfridus pas enige tijd later in het riet werd teruggevonden. Beiden werden in Bedum begraven. Een kapel werd opgericht en beiden werden als martelaren voor het christelijk geloof vereerd. De legende verhaalt van allerlei wonderen die zich boven het graf van Walfridus voltrekken. Bedum werd (voorafgaand aan de Reformatie) door deze bedevaartsplaats een van de grootste pelgrimsoorden van Noord-Nederland. De afgebeelde tekening laat de Walfriduskerk in volle glorie zien. Het formaat van de tegenwoordige Walfriduskerk weerspiegelt deze belangrijkheid als pelgrimsplaats.

De toren van de Walfriduskerk is de op één na scheefste kerktoren van Nederland. Hij staat 4,18° uit het lood. De toren van de kerk in Miedum (Friesland) staat 4,72° uit het lood. Ter vergelijking; de scheve toren van Pisa (Italië) staat ‘maar’ 3,97° uit het lood. Op het Internet gevonden foto.

De kunstenaar Gert Sennema uit Grijpskerk maakte het kunstwerk ‘Ora et Labora’ dat bij de Walfriduskerk geplaatst is. Een bronzen tafel met daarover een kleed, een opengeslagen Bijbel en een spade verwijst naar het werk van de heilige Walfridus. Gert Sennema maakte ook ‘Het Portaal’, een bronzen deur op de hoek van de Folkeringestraat en het Gedempte Zuiderdiep in Groningen.

De stenen van het stukje bestrating waar het kunstwerk ‘Ora et Labora’ geplaatst is zijn allemaal voorzien van een jaartal. Ik vond dit erg interessant, maar kon niet nagaan wat de gedachte hierachter was. Ik vermoed dat het te maken heeft met de verstreken jaren sinds de dood van Walfridus, maar dat ik een losse gedachte van mij…

De Walfriduskerk is interessant vanwege de scheve toren (onder andere). Sowieso is het een interessante kerk. Aan de buitenkant zijn allerlei sporen te zien van reparaties en restauraties zoals die in de afgelopen tijd plaats hebben gehad. Mooi is dat op de tweede foto van links te zien is hoe met markeringen in het grint de oorspronkelijke grootte van het kerkgebouw is aangegeven.

Een indrukwekkend hoekje met een verscheidenheid aan bouwkundige sporen en reparaties. Logisch ook, want oorspronkelijk was de kerk véél groter nog dan nu het geval is.

Een paar honderd meter bij de kerk vandaan is dit Walfridusbeeldje te zien. Ik maakte deze foto een paar weken later dan dat we de Walfriduskerk bekeken hadden.
Toen we uitgekeken waren bij de Walfriduskerk in Bedum bedachten we dat we nog wel even zouden kunnen wandelen in Onderdendam. Dit dorpje is amper vier kilometer verderop en een beschermd dorpsgezicht. Onderdendam ligt op een kruispunt van wegen en kanalen en fungeerde daarom lange tijd als centrumplaats. Het Warffumermaar gaat er naar het noorden (richting Warffum, Baflo), het Boterdiep naar het oosten (richting Middelstum, Stedum, Uithuizen) en naar het zuiden (richting Bedum, Groningen), het Kardingermaar naar het zuidoosten (richting Thesinge) en het Winsumerdiep naar het westen (richting Winsum, Leens, Ulrum). Hoewel Onderdendam een klein dorp is noemde men het vroeger ook wel ‘Lutje ‘n Hoag’ (Klein den Haag). Onderdendam had namelijk een kantongerecht met gevangenis, het had een notaris, en het waterschap Hunsingo had hier z’n vestigingsplaats. In het gebouw waar het waterschap was gevestigd zit een gevelsteen met de prachtige tekst Dai nait diek’n wil moet wiek’n’. Veel voorzieningen voor een dorpje met amper 1000 inwoners. P en ik kennen Onderdendam als de plek waar je heerlijk kunt eten bij De Molenaar, het restaurant van Martin Kooijker.

Het gebouw van het Kantongerecht in Onderdendam. Het licht gekleurde gedeelte boven het water is de voormalige gevangenis…

Het pand waar het waterschap Hunsingo z’n kantoor had.

De molen Hunsingo waar restaurant De Molenaar te vinden is.
Facebook reacties