Groningen off the beaten track. Vierde deel van de autoroute oost.
Om aan de hand van een routeboekje op een zondagmiddag je eigen provincie te verkennen is een bijzonder leuk tijdverdrijf. Van de drie boekjes die we hebben aangeschaft zijn we (lukraak) met het deeltje ‘Oost’ begonnen. Voor vandaag hebben we het laatste stukje van deze route in gedachten. De route is weliswaar nog wat langer, maar we zijn al regelmatig te vinden in Garnwerd, in Oostum, in Wetsinge en Wetsingersluis. We besloten dus om dat stuk van de route te laten vervallen. Eerder had ik al geschreven dat we de routeboekjes als een ruwe leidraad beschouwen, vandaag is daar dus een uitwerking van. In de praktijk betekende dat we vandaag slechts een klein stukje op het programma hadden staan. We bedachten de Walfriduskerk in Bedum te bekijken en een rondje door Onderdendam te wandelen. Qua kilometers stelde het allemaal niet zo veel voor, maar qua geschiedenis is het natuurlijk weer erg interessant.
Een van mijn vroegste herinneringen aan Bedum is al ruim 50 jaar oud. Mijn vader bracht met z’n lichtblauwe Opel Kadett Caravan z’n bloemen van de kwekerij in Zandeweer naar de bloemenveiling in Groningen (globaal op de plek waar tegenwoordig de Vesta is te vinden). De rit ging via allerlei binnenwegen naar Groningen en een heel enkele keer mocht ik mee. De eerste keer dat ik mee mocht reden we in Bedum langs de Scania Vabis garage van de firma E.J. Bats. Vooral die achternaam maakte indruk op mij en sindsdien zijn de woorden Bedum en Bats onlosmakelijk aan elkaar verbonden in mijn hoofd. Hoewel de verleiding groot was om uit te gaan zoeken of het desbetreffende garagebedrijf nog steeds te vinden is, reden we naar de Walfriduskerk om daar een rondje te wandelen, een paar foto’s te maken en wat indrukken op te doen. Met enige regelmaat fiets ik ’s ochtends via het Walfriduspad en de Walfridusbrug naar mijn werk, ik word dus regelmatig met de naam Walfridus geconfronteerd. Toch is het goed (denk ik) op nog even na te gaan wie Walfridus was.
Volgens de bewaard gebleven ‘vitae’ zijn Walfridus en zijn zoon Radfridus zo rond het jaar 1000 plaatselijke boeren geweest uit de Friese landen tussen Lauwers en Eems, die het moerassige land tot vruchtbare grond ontgonnen, dijken opwierpen en voorbeeldige christenen waren. Voor het kerkbezoek waren ze aangewezen op de St. Maartenskerk in het toenmalige dorp Groningen (de huidige Martinikerk). Walfridus bouwde over de rivier de Hunze een brug, die vervolgens naar hem vernoemd werd en door zijn familie werd onderhouden. Walfridus nam een volgeling de biecht af. Toentertijd was het gebruikelijk om meningsverschillen via een vete uit de weg te ruimen; Walfridus probeerde zijn verwanten er van te overtuigen dat verzoeningsgezindheid een beter voorbeeld zou zijn. Walfridus voorspelde zijn eigen dood. Tijdens een aanval van de Noormannen op het Friese kustgebied werd het dorp Groningen geplunderd en werd er brand gesticht. Op de terugweg naar de kust waren Walfridus en z’n zoon Rafridus hun prooi. Beiden werden het leven gebracht. Een verhaal uit de 17e-eeuw vertelt dat Walfridus onthoofd werd en dat het lichaam van Radfridus pas enige tijd later in het riet werd teruggevonden. Beiden werden in Bedum begraven. Een kapel werd opgericht en beiden werden als martelaren voor het christelijk geloof vereerd. De legende verhaalt van allerlei wonderen die zich boven het graf van Walfridus voltrekken. Bedum werd (voorafgaand aan de Reformatie) door deze bedevaartsplaats een van de grootste pelgrimsoorden van Noord-Nederland. De afgebeelde tekening laat de Walfriduskerk in volle glorie zien. Het formaat van de tegenwoordige Walfriduskerk weerspiegelt deze belangrijkheid als pelgrimsplaats.
Iets meer achtergrond over de Walfriduskerk...
Voor de Reformatie in 1594 was de kerk gewijd aan Maria, aan de apostel Paulus als patroon van het bisdom Münster, waaronder Bedum ressorteerde en aan de heilige St. Waldridus. Deze stond, als leidinggevende bij het in cultuur brengen van de woeste gronden rond Bedum en vanwege zijn christelijke levenswandel, hoog in aanzien. Omstreeks het jaar 1000 verloor hij met zijn zoon Radfried het leven door een Vikingaanval, waarbij hun lichamen werden vrijgekocht en begraven in een bidcel van zijn hofstede. Nadat zich allerlei wonderen hadden voorgedaan kwamen talloze pelgrims daar bidden voor genezing van kwalen en werd door de grote toeloop een bidkapel opgericht. Toen deze te klein bleek, werd rond 1050 met financiële steun van de bedevaartgangers een stenen kerk gebouwd, die later in de 11e-eeuw werd ingewijd door de bisschop van Münster en werd Walfridus heiligverklaard. De eerste stenen kerk (11e-eeuw) bestond uit een koor met halfronde eindmuur, een dwarsschip en een middenschip met smalle zijbeuken. Hiervan zijn thans in de noordbeuk de zes vierkante pijlers met daarop rustend muurwerk nog over. Deze dateren, evenals de toren die het eerst tot stand kwam, uit de tweede helft van de 11e-eeuw. Het middenschip van de kerk stak boven de zijvleugels uit en was voorzien van kleine vensters. Bij een verbouwing omstreeks 1275 werd de ruimte overwelfd met stenen koepels en werden de lichtopeningen vergroot. Naast het orgel in de noordgevel is nog een klaverbladvenster te zien. In 1484 werd het kerkschip in oppervlakte verdubbeld door de bouw van de zuiderzijbeuk met boven de hoofdingang zandsteen ornamenten met verwantschap aan de Martinitoren. Vijf kolommen en de kerkzaal werden vervangen door één enkele kolom. Omstreeks 1525 kwam een omvangrijk hoofdkoor met een omloop tot stand. Dit koor was 30 meter breed en 36 meter lang. Met zijn 60 meter hoge toren en een grondplan van 76 meter lengte was de Walfriduskerk de grootste kerk van de provincie Groningen. In het koor stonden 6 altaren opgesteld. Symbolisch is het hoofdaltaar binnen de contouren van de opgravingen die het koor aangeven. In het bestaande koor en zijruimte zijn de doorgangen naar de rondgang te zien met zeldzame zandstenen ‘stokjesprofileringen’. De stalen ringen geven de pilaren aan ter plaatse van de kooromgang en de buitenmuren worden aangegeven door natuursteenblokken. In 1536 gaf de hertog van Gelre aan Meindert den Ham uit Appingedam de opdracht Bedum plat te branden omdat de bewoners zijn gezag niet erkenden. Hierbij werd de kerk gedeeltelijk verwoest en stortte het koor in. Later werd de kerk hersteld, behalve het koor. Nadat in 1849 ribgewelven instortten bood met de kerk ter sloop aan. Omdat de verkoop niet lukte, werd de kerkzaal in 1860 uitgebroken en verkleind door een glaswand met gietijzeren roeden in neogotische stijl. De torenromp kreeg in de loop der tijd een andere spits. De spits uit de 16e-eeuw verbrandde in 1911 door blikseminslag waarna de toren door een plat dak werd afgedekt. Bij de torenrestauratie in 1953 werd een ruitschilddak geplaatst. In 1983 is een bouwcommissie gevormd met het sterke verval van de kerk te keren. Historisch en bouwkundig onderzoek leidden in 1995 tot een aanvang van herstel van dak en interieur. De kerk werd in april 1997 weer opengesteld.
Toen we uitgekeken waren bij de Walfriduskerk in Bedum bedachten we dat we nog wel even zouden kunnen wandelen in Onderdendam. Dit dorpje is amper vier kilometer verderop en een beschermd dorpsgezicht. Onderdendam ligt op een kruispunt van wegen en kanalen en fungeerde daarom lange tijd als centrumplaats. Het Warffumermaar gaat er naar het noorden (richting Warffum, Baflo), het Boterdiep naar het oosten (richting Middelstum, Stedum, Uithuizen) en naar het zuiden (richting Bedum, Groningen), het Kardingermaar naar het zuidoosten (richting Thesinge) en het Winsumerdiep naar het westen (richting Winsum, Leens, Ulrum). Hoewel Onderdendam een klein dorp is noemde men het vroeger ook wel ‘Lutje ‘n Hoag’ (Klein den Haag). Onderdendam had namelijk een kantongerecht met gevangenis, het had een notaris, en het waterschap Hunsingo had hier z’n vestigingsplaats. In het gebouw waar het waterschap was gevestigd zit een gevelsteen met de prachtige tekst Dai nait diek’n wil moet wiek’n’. Veel voorzieningen voor een dorpje met amper 1000 inwoners. P en ik kennen Onderdendam als de plek waar je heerlijk kunt eten bij De Molenaar, het restaurant van Martin Kooijker.
Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.
Ik ben voornamelijk geïnteresseerd in traditionele folk- en countrymuziek, Groninger (cultuur)geschiedenis, en allerlei buitengebeuren. Vroeger trok ik er vaak op uit om meerdaagse fietstochten te maken, tegenwoordig fiets ik meer in de omgeving van de stad Groningen. In de jaren 80 van de vorige eeuw begon ik foto's te maken van de verschillende (huis)concerten die ik bezocht. Een paar jaar geleden heb ik al mijn oude negatieven gedigitaliseerd. Deze website kwam tot stand vanuit de wens iets met de toen gedigitaliseerde negatieven te doen...
Groningen off the beaten track. Derde deel van de autoroute oost.
Facebook reacties