Tijdens de afgelopen herfstvakantie boekten we alvast een weekje Makkum voor de eerste week van januari ’23. Er waren meerdere redenen om voor Makkum te kiezen. [1] We waren nog niet eerder in Makkum geweest en [2] we hadden een route gevonden langs verschillende Friese havensteden aan het IJsselmeer en de Waddenzee. Het leek ons leuk om deze route een keer te rijden. En tenslotte [3] wilde ik altijd al een keer naar Gaasterland. Ik had er verder geen aandacht aan gegeven, maar achteraf bleek Makkum net bezuiden de Afsluitdijk te liggen en Gaasterland bleek veel verder naar het zuiden te zijn. Maar dat gegeven had ik niet paraat toen we op 2 januari naar Makkum reden…

Vanuit de woonkamer van ons vakantiehuisje was het maar een paar stappen naar het steigertje. Vanaf het steigertje maakte ik op een mooie ochtend deze foto…

Ons huisje stond aan het water op een vrij stil vakantiepark net buiten Makkum. Het huisje was prima in orde en voorzien van alle voorzieningen die men tegenwoordig zou (kunnen) wensen. Op de eettafel stond een kaartje van het uitzicht vanuit de woonkamer en een kleine Sûkerbôle (Fries suikerbrood) van de plaatselijke bakker als welkomstgeschenkje. Qua eten hebben we deze eerste dag flinke geïmproviseerd en gebruik gemaakt van een paar dingen die we thuis nog hadden liggen. Smaakte overigens verrassend goed… Bij dit huisje hadden de eigenaren twee fietsen voor ons klaar staan. We zijn na het eten even richting het strand van Makkum gereden om naar de ondergaande zon over het IJsselmeer te kijken. In eerste instantie wilden we een klein rondje fietsen, maar toen we wat roodgekleurde wolken zagen gingen we op zoek naar een aardige plek om een paar foto’s te maken. Dat pakte goed uit…

Geïmproviseerde maaltijd…
Ik stuurde deze foto via WhatsApp naar een collega. Kreeg prompt als reactie terug dat hij zich goed voor kon stellen dat we ons even op wilden laden in Makkum. Zou volgens hem geen probleem moeten zijn met zo veel windmolens in de buurt…

Tijdens de voorgaande korte (herfst)vakantie in Friesland hadden we in twee dagen zes states en stinzen bekeken. Dat was ons uitstekend bevallen. We bedachten toen dat we de ‘havenstedenroute’ tijdens de eerstvolgende vakantie zouden gaan rijden en Makkum leek ons een goed punt (in het midden van de route) om te starten. We zouden dan de route in twee stukken kunnen verdelen; een zuidelijk- en een noordelijk deel. We kozen ervoor om eerst het zuidelijke deel te rijden en een paar dagen later het noordelijke deel. In grote lijnen vonden we de omgeving vlak, met veel water. Heel eerlijk gezegd iets saaier dan waar we op uit waren toen we deze korte vakantie boekten. Dat neemt echter niet weg dat we de ‘havenstedenroute’ met veel plezier gereden hebben.

Hindeloopen is de op één na kleinste van de Friese elf steden. Het telt amper 1000 inwoners en werd ons eerste stopje. De auto werd geparkeerd op een mooie ruime parkeerplaats net buiten het stadje aan de dijk. Een korte wandeling langs het haventje bracht ons bij Café-Restaurant de Hinde voor een warme kop thee en appelgebak (van uitzonderlijk goede kwaliteit!).

We maakten nog een korte wandeling door Hindeloopen en begrepen toen ook de aanwezigheid van de grote parkeerplaats net buiten het stadje. Erg smalle en bochtige straatjes en nauwelijks ruimte om elkaar te passeren. Als we hier zouden wonen zouden wij onze auto waarschijnlijk vrijwel altijd buiten het stadje parkeren. Zo heeft de gezellige kneuterigheid van zo’n stadje aan de dijk toch weer allerlei weer nadelen.

Na onze wandeling stapten we weer in de auto en reden allerlei smalle weggetjes verder langs de IJsselmeerdijk naar het zuiden richting Gaasterland. Bij Mirns zagen we een witte klokkenstoel. Daar moest een foto van gemaakt worden…

Op de begraafplaats in Mirns staat een klokkenstoel met schilddak. In 1943 ging de oude klokkenstoel verloren door een neerstortende Amerikaanse bommenwerper. De vliegtuigbemanning kwam hierbij om het leven. In 1953 werd een nieuwe klokkenstoel gebouwd, die tevens fungeert als oorlogsmonument. De klokkenstoel is erkend als rijksmonument. De klokkenstoel als losstaande stellage is een typisch Fries bouwwerk om de doden te beluiden. Klokkenstoelen werden waarschijnlijk gebouwd in gebieden die te arm waren of de gemeenschap te klein om een kerk te bouwen. Of er werd een kerk gebouwd zonder toren. En soms was de kerk/kerktoren vervallen tot ruïne en werd er een losse klokkenstoel gebouwd.
De namen van de bemanningsleden luiden: John Harold Allen (First Pilot), Anthony Louis Destro (Bombardier), John R. Elder (Top Turret Gunner), Everett M. Odom (Tail Turret Gunner), James C. Owens (Waist Gunner), Joseph J. Pavelko (Ball Turret Gunner), Erwin James Bevins Jr. (Co-Pilot), Joseph F. Gill Jr. (Navigator), Oscar Robbins Jr. (Radio Operator), Harry L. Henry (Waist Gunner). Het verongelukte toestel was de B24 H Liberator van de Amerikaanse 8th Air Force, afkomstig van 445 BG (Bomb Group) 702 BS (Bomb Squadron), gelegerd op Tibenham Norfolk in Engeland. Op de terugweg van een bombardementsvlucht naar Osnabrück op 22 december 1943, werd de machine getroffen door een raket. Het communicatiesysteem (Interphone) viel uit, net als een motor en de rompconstructie werd ontzet. De Liberator moest verder zonder de beschermende formatie en kon zo gemakkelijk prooi worden van de jagers van de bezetter. Tussen Bolsward en Workum volgde een confrontatie met een formatie Messerschmitts BF 110 van het Zerstörer Geschwader 26. De bommenwerper werd zodanig toegetakeld dat de piloot luitenant John Harold Allen besloot een noodlanding te maken. Boven Bakhuizen verlieten sergeant Bevins en sergeant Henry het toestel. Toen de machine boven het IJsselmeer kwam, draaide de piloot 180 graden en vloog weer op de Gaasterlandse kust aan. Sergeant John Elder sprong, maar zijn parachute dreef naar zee en het koude water maakte een einde aan zijn leven. Ook sergeant Joe Gill waagde een sprong, maar hij trok zijn parachute te vlug open. Deze wikkelde zich om de staartvlakken en Gill werd meegesleept. Toen het kerkhof van Mirns met de klokkenstoel opdoemde, raakte de Liberator met de neus de lage heuvelrug. Het toestel richtte zich op en sloeg over de kop, dwars door de eerste rij bomen. Op het kerkhof ging de machine weer over de kop. Grafstenen werden weggemaaid en de klokkenstoel versplinterd. Daarna ging het wrak nog eens over de kop, boorde zich aan de andere kant van het kerkhof weer door de bomen, schoot de weg over en sloeg volkomen uit elkaar in het weiland. Er was één overlevende. Sergeant Joe Gill leefde nog, ondanks dat hij door het toestel werd meegesleept en ook driemaal mee over de kop was gegaan. Verder kwam de gehele bemanning die de noodlanding meemaakte om het leven. Op 24 december 1943 werden de stoffelijke resten begraven op de R.K. begraafplaats in Bakhuizen. Enige tijd na de oorlog volgde de herbegrafenis op de Amerikaanse begraafplaats Margraten, terwijl John Allen in Neuville in België ter aarde werd besteld.

We waren van plan te gaan kijken bij de Oudemirdumer klif en reden dus verder vanaf Mirns. Net voor Oudemirdum zagen we plots een wat oudere betonnen uitkijktoren, een soort reliek van de Koude Oorlog. Ooit was er een heel netwerk van deze torens om een laagvliegende vijand vanuit het oosten tijdig waar te kunnen nemen.Eenmaal weer thuis heb ik het maar eens nagezocht; de uitkijkpost bij Oudemirdum blijkt Luchtwachttoren 6H3 te zijn. In onze eigen provincie is in Warfhuizen nog een dergelijke toren te zien (die ik nog steeds graag een keer zou willen bekijken), maar nu reden we er eentje voorbij. P parkeerde de auto, ik maakte snel een paar foto’s en rustig aan reden we naar Oudemirdumer klif.

Luchtwachttoren 6H3 bij Oudemirdum. Ik las ergens dat het rasterwerk afgedicht kon worden met trottoirtegels, zodat het verblijf boven op de Luchtwachttoren iets minder onaangenaam zou zijn…
Over heel Nederland werden in de jaren vijftig deze betonnen uitkijktorens van het Korps Luchtwachtdienst (KLD) gebouwd, bedoeld om laagvliegende vliegtuigen waar te nemen, die lager vlogen dan de radar kon waarnemen. De torens werden volgens een standaard ontwerp gebouwd op plaatsen waar geen bestaand hoog gebouw beschikbaar was om een post op in te richten. In totaal zijn er 138 luchtwachttorens gebouwd, verreweg de meeste waren betonnen raatbouwtorens zoals deze. Nadat het KLD werd opgeheven werden de meeste torens wegens overbodigheid gesloopt. Ook in Friesland stonden er een aantal, maar alleen de toren van Oudemirdum is bewaard gebleven. Deze luchtwachttoren is gebruikt tot 1968, het jaar waarin het Korps Luchtwachtdienst ook in de noordelijke regio’s definitief is opgeheven. Daarna is de toren nog een tijd gebruikt door de BB (Bescherming Bevolking), vooral om spullen op te slaan. De toren, die particulier bezit is, werd in 1992 gerestaureerd. De toren is gebouwd van prefab betonnen raatbouwelementen. De toren is van het type 12,78 (totale hoogte 14,30 m). Boven op de toren is het uitkijkplatform, dat bestaat uit een open ruimte van 3 bij 3 meter met een 1½ meter hoge borstwering. Op de borstwering staan nummers geschilderd als hulpmiddel bij de oriëntatie. De toren vormde een driehoek (luchtwachtkring) met de inmiddels verdwenen luchtwachttorens in Molkwerum en Woudsend. De waargenomen vliegtuigen werden doorgegeven aan het luchtwachtcentrum in Leeuwarden. De toren staat ter camouflage in de bosrand van het Jolderenbos aan het Huningspaed in Oudemirdum, zo viel hij vanuit de lucht minder op. De toren staat op een heuvel van ongeveer 12 meter hoog (vlak bij het hoogste punt van Gaasterland), zodat de ooghoogte van een persoon op de toren ruim 26 meter boven het maaiveld is. Inmiddels is het bos hoger geworden dan de luchtwachttoren.

Net buiten Oudemirdum zagen we een bordje dat de richting naar Oudemirdumer klif aangaf. We lieten de auto achter op een klein parkeerplaatsje en maakten een wandeling over een smal paadje richting het IJsselmeer. Lings en rechts van het pad waren kleine dijkjes van plaggen gemaakt. Ik had nog niet eerder dergelijke dijkjes gezien en maakte een paar foto’s. Iets verderop stond een informatiebord en zagen dat het verschil tussen de hoogte van het landschap en het waterniveau van het IJsselmeer bij de klif circa 6 meter is. Ik vond het een mooie en interessante plek. Er zijn in Nederland maar drie kliffen te vinden en gek genoeg zijn ze alle drie in Gaasterland te vinden.

Tot 1932 vrat de Zuiderzee aan het keileem in het van de Friese kust. Het mengsel van keien, grind, zand en leem, dat daar in de voorlaatste ijstijd was opgestuwd, verdween stukje bij beetje in de golven. Zo ontstonden langs de Friese zuidwestkust het Roode Klif, het Mirnserklif en het Oudemirdumerklif. Na de aanleg van de Afsluitdijk stopte de afkalving van het klif en kreeg de natuur de kans zich verder te ontwikkelen. Het Oudemirdumerklif is onderdeel van het nationaal natuurmonument de IJsselmeerkust. Dit is een gevarieerd gebied met graslanden, rietvelden, moerassen, schelpenbanken en ondiep water. Voor het uitzicht vanaf de zes meter hoge Oudemirdumerklif moet je, nadat je je fiets of auto hebt geparkeerd, een klein stukje wandelen over het Minne Minnespad naar het IJsselmeer. Natuurmonumenten kocht het Oudemirdumerklif al in de jaren 30 van de vorige eeuw. Het was één van hun eerste aankopen.
De plaggen in het dijkje zijn nog steeds goed herkenbaar…

Omdat het ondertussen een beetje begon te schemeren besloten we weer terug naar ons huisje in Makkum te rijden. We wilden nog een paar boodschappen doen zodat we deze avond iets te eten zouden hebben en heel eerlijk gezegd hadden we deze dag al een aardig avontuur beleefd. De rit terug naar Makkum bleek langer dan we gedacht hadden toen we weer terug in ons huisje waren was het later dan we bedacht hadden. Het volgende deel van de ‘Friese havenstedenroute’ zou de noordelijke lus zijn. Dat deel reden we een paar dagen later.

We stopten in Pingjum omdat we een groene boot op een grasveld zagen liggen. Daar snapten we niets van. Het bleek een kunstwerk te zijn. In Pingjum is een schuilkerk te vinden waar Menno Simons in 1524 aangesteld werd als vicaris. Ik wist weliswaar dat we in Pingjum waren, maar had het verband met Menno Simons pas later in de gaten. Had ik het eerder geweten, dan waren we waarschijnlijk op zoek gegaan naar het schuilkerkje in Pingjum…

De mennonieten of menisten, in Nederland meestal doopsgezinden genoemd, vormen de oudste nog bestaande ‘doperse’ kerk. Tot het begin van de 20e-eeuw bestonden de mennonieten in essentie uit twee groepen: doopsgezinden van Nederlands-Noord-Duitse afkomst en doopsgezinden van Zwitsers-Zuid-Duitse afkomst. De mennonieten zijn rond 1540 genoemd naar de priester Menno Simons uit het Friese Witmarsum. Hij was een katholiek priester die zich bekeerde tot het anabaptisme. De Zwitserse mennonieten werden oorspronkelijk ‘Zwitserse broeders’ (Schweizer Brüder) genoemd, maar namen later de naam mennonieten over. De mennonitische groep die wereldwijd het meeste bekendheid geniet zijn de amish.
De Grasboot 2021 – Wat zien we? Een romp van een schip van ‘gras’ op een grasveld. Zinkt de boot weg in het gras? Groeit ze uit de grond omhoog? De meningen zijn verdeeld. Als ze wegzinkt is het grasveld het water, in het andere geval blijft het de grond. De maker, beeldend kunstenaar M. Dil (1964), biedt geen oplossing: er is geen juist antwoord, beiden zijn goed! Ook de relatie met Okke Hel, een verhaal van een Harlinger visserman die de duivel te slim af is, wordt door Dil niet bevestigd noch ontkend. Maar kinderen van 3 tot 83 spelen en zitten op de boot en hierin zit de echte magie! Veel plezier!

Tijdens de ‘zuidelijke lus’ van onze ‘Friese Havenstedenroute’ reden we langs de IJsselmeerkust naar het zuiden en vervolgens via het ‘binnenland’ weer terug naar Makkum. Bij de noordelijke lus is het precies andersom. We zagen nu een scala aan kleine dorpjes en gehuchten. Sommige dorpjes waren amper drie boerderijen… Maar we hadden plezier in onze ontdekkingstocht en gingen gewoon verder. De meest langdurige stop maakten we in Harlingen; uiteraard ook één van de Friese elf steden. De directe aanleiding voor onze stop was het feit dat P tijdens het rijden links een beeld op de dijk zag staan. Aan de rechterkant van de weg was een grote parkeerplaats. Een prima aanleiding om even een kleine wandeling te maken. Het beeld op de dijk blijkt ‘De Stiennen Man’ te heten…

Caspar di Robles (1527-1585) was een Portugese kolonel in Spaanse dienst. Zijn daadkrachtige aanpak van het dijkherstel na de Allerheiligenvloed heeft hem tot de beroemdste dijkenbouwer van Friesland gemaakt. Hij heeft er zelfs een standbeeld aan overgehouden. De Allerheiligenvloed van 1570 was een superstorm. In Fryslân alleen al waren er ongeveer 3000 doden te betreuren. Door ruzies over de lastenverdeling werd de zeedijk na 1570 slecht hersteld. Daardoor brak hij snel opnieuw door. In 1573 werd Caspar di Robles benoemd tot stadhouder van Fryslân. Hij maakte korte metten met de ruzies over de lastenverdeling van het dijkherstel. In 1574 begon Caspar met het herstellen van de zeedijk. Het werk werd in vijf percelen verdeeld en voor ieder perceel werd een ‘kapitein’ verantwoordelijk. Elke kapitein kon ruim 300 arbeiders inzetten. Dat waren vooral pachtboeren en landarbeiders, maar Caspar dwong ook werkloze jongeren mee te werken. Het verhaal gaat dat er een galg op de dijk stond om onwillige arbeiders af te schrikken. Dankzij deze strakke organisatie werd de dijk eindelijk hersteld en verhoogd. Uit dankbaarheid lieten de Friezen in 1576 een standbeeld neerzetten op de zeedijk bij Harlingen. In de volksmond heette het standbeeld al gauw de ‘Stiennen Man’ (stenen man). Het beeld kreeg die naam omdat er bovenop de zuil twee mannenkoppen geplaatst waren. In 1774 liet de dijkgraaf van het waterschap Der Vijf Deelen Zeedijken het vervallen standbeeld vervangen door een kopie. De originele koppen zijn wel bewaard gebleven en staan nu in het Fries Museum. De ‘Stiennen Man’ is één van de oudste standbeelden van Nederland en werd in 1966 een rijksmonument.

De vuurtoren vlak bij de het haventje waar ook het lichtschip en de veerboot te zien waren…
Vroeger lag Harlingen niet aan de kust, maar door een aantal stormen en hoogwaterstanden kwam het stadje aan zee te liggen. In 1578 werd binnen de stadsmuren voor zeeschepen de Noorderhaven aangelegd. Harlingen was een belangrijke havenstad vanwege de handel met landen overzee, door de overslag van goederen voor verscheping naar andere plaatsen in Frylân en door de goede contacten met Amsterdam. Vanuit Harlingen vond ook de walvisvangst plaats. In 1645 werd de Friese Admiraliteit – de voorloper van de Marine – van Dokkum naar Harlingen verplaatst, hetgeen de positie van leidinggevende havenplaats benadrukte. De bedrijvigheid betekende een toenemende welvaart voor de stad. Koopmannen en kapiteins lieten statige pak- en woonhuizen aan de Noorderhaven bouwen, veel van die panden met fraaie gevels zijn bewaard gebleven, bijvoorbeeld het vroeg 18e-eeuwse stadhuis met zijn karakteristieke toren. Ook de pakhuizen met tot de verbeelding sprekende opschriften als ‘Rusland’ en ‘Java’ staan nog langs de haven.
De Noorderhaven in Harlingen met een replica van een Middeleeuws schip.

Ons verblijf in Makkum was van maandag tot en met vrijdag; dus drie volledige dagen en op twee dagen de heen- en terugreis. Ik denk dat we een groot gedeelte van de omgeving verkend hebben en ook een stukje van de geschiedenis van het gebied mee hebben gekregen. Heel eerlijk gezegd spreekt de omgeving Heerenveen/Oranjewoud mij iets meer aan, maar da’s een persoonlijke voorkeur. We hebben het in Makkum goed naar onze zin gehad, dat sowieso.

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.