Jan-Albert Bleeker en ik gaan al meerdere jaren achtereen naar de Dag van de Groninger Geschiedenis in de Groninger Archieven aan het Cascadeplein in Groningen. Min of meer tegenover de Archieven is een oud historisch sluisje waar meestal ook het een en ander te doen is. Een aantal jaren geleden waren daar de Goede Vissers uit Zoutkamp te vinden met versgebakken scholletjes (buitengewoon lekker) en vers gepelde garnalen (misschien nog wel lekkerder). Het was die ene keer dat op een mooie zonnige zaterdag in oktober 2015 op die plek bij het sluisje ook een opstelling met een oude Bronsmotor te zien was. De Bronsmotor liep lekker rustig een maakte een heerlijk geluid. Ik was destijds (nog) niet met Birdeyes in de weer, maar heb wel een filmpje van de lopende Bronsmotor gemaakt. Wie was Jan Brons eigenlijk?

Op vrijdagavond 20 januari 1865 werd Jan Brons In Wagenborgen geboren als oudste zoon van Tjako Brons en zijn vrouw Heiltje Diephuis. Wagenborgen is een dorp ongeveer halverwege Winschoten en Delfzijl. Jan’s vader Ko was een timmerman/aannemer in het dorp. De kleine jongen gaat naar de dorpsschool in het dorp en alles gaat z’n gangetje. Als Jan twaalf jaar oud is blijft hij op een goede dag weg van school en doet datgene wat hij z’n vader al talloze keren heeft zien doen. Met zaag, beitel en schaaf maakt hij z’n eerste deurkozijn. In eerste instantie is zijn vader boos omdat z’n zoon een dag gespijbeld heeft, maar nadat vader constateerde dat het kozijn een goed kozijn blijkt te zijn veranderd de zaak. Jan mag voortaan mee ‘op karwij’ en blijkt erg leergierig te zijn. Op zijn zeventiende (!) tekent hij het bestek voor een nieuwe kerk en toren in Wagenborgen. De conclusie? Nog voordat Jan Brons achttien jaar oud is, is hij architect, timmerman, metselaar, voeger en stukadoor…

De achterzijde van de Petruskerk in Wagenborgen. Dit is de kerk die de zeventienjarige Jan Brons tekende en samen met zijn compagnon Crol uit Scheemda heeft gebouwd voor een bedrag van 7685,40 gulden. Voor zijn inspanningen kreeg de jonge Jan Brons een pendule. Deze pendule heeft de rest van zijn leven in de werkkamer van Jan Brons gehangen. De kerk is ene Rijksmonument.

In 1886 valt het Jan Brons op dat de boeren in de omgeving meer en meer interesse beginnen te krijgen in dorsmachines omdat deze de graanoogst aanzienlijk vereenvoudigen en een grotere opbrengst in korte tijd tegen lagere onkosten mogelijk maken. Jan Brons bedenkt een systeem waarin paarden voor de aandrijving van de machine zorgen. Tijdens het winterseizoen was er doorgaans minder werk voor de timmerman/aannemer en Jan’s vader had bedacht een aantal dorsmachines te bouwen waarmee ze in het oogstseizoen als loonwerker op pad gingen. Het bedrijf veranderde daardoor langzaam in een machinefabriek. In Nieuw Scheemda repareert Jan Brons in die periode zijn eerste stoomdorsmachine.

Op de Beeldbank van de Groninger Archieven vond ik deze foto van een stoomdorsmachine uit circa 1895. Ik kan me verhalen herinneren van mijn opa Ploegman die weleens vertelde dat hij in zijn jeugd op/bij een soortgelijke machine werkte…

Jan Brons raakt gefascineerd door de techniek van deze nieuwe machine en schaft allerlei boeken over stoomaandrijving aan. In 1891 bouwt Jan Brons z’n eerste stoomdorsmachine. Op een bepaald moment – hij was toen ongeveer 25 jaar oud – besloot hij zelf een brandstofmotor te gaan bouwen. Verschillende pogingen om een werkende motor te bouwen liepen op niets uit. Tijdens de reparatie van een nagenoeg nieuwe brandstofmotor in Winneweer krijgt Jan Brons in de gaten wat er steeds misging. Hij had in een van zijn Engels boeken gelezen dat er gesproken werd over ‘petrol’. Dit werd door hemzelf foutief vertaald in ‘petroleum’. Jan Brons bleef proberen zijn eigen motor op petroleum te laten werken, dat lukte hem na allerlei aanpassingen pas drie jaar later, in of rond 1893.

Jan Brons kreeg in 1899 het verzoek een motor omnibus te bouwen die dienst zou kunnen gaan doen op de route tussen Beilen en Emmen. Z’n bekendheid was groeiende en reikte verder dan Wagenborgen. Twee heren (G.S. Jager en J. Wolting) stelden voor dat de carrosserie van het voertuig een kopie moest worden van de gebruikelijke paarden omnibus die al dienstdeed op deze route. Het werd een groot voertuig met een petroleummotor van ongeveer 8 pk. Het had een eigen gewicht van ongeveer 1500 kilo, bood binnenin plaats aan acht personen en naast de bestuurder (die buiten de carrosserie plaats nam) waren ook nog twee zitplaatsen (totaal elf personen). De proefrit verliep heel behoorlijk, met uitzondering van het feit dat de aandrijfriem van het voertuig slipte. Dit probleem werd opgelost door bij de plaatselijke kruidenier een pond stroop te kopen waarmee de riem werd ingesmeerd om meer grip te krijgen. Uiteindelijk werd het voertuig afgeleverd in Beilen. In Assen moest – vanwege een veemarkt – een andere route worden gekozen. Het voertuig moest worden gekeerd; tijdens het keren sloeg het voertuig om omdat één van de wielen in een drooggevallen greppel terechtkwam. Het voertuig werd weer overeind gezet en kon z’n weg vervolgen. De beide opdrachtgevers waren echter nog niet tevreden en eisten dat er meer proefritten gemaakt zouden gaan worden. Tijdens één van de daaropvolgende proefritten brak één van de veren (waarschijnlijk vanwege de 500 kilo bagage op het dak van ’t voertuig). De suggestie werd gedaan om de houten wielen met ijzeren beslag te vervangen door luchtbanden, maar daar kwam eigenlijk niets meer van terecht. Het voertuig bleef nog jaren in een hoek van de werkplaats staan. In 1906 werd de motor uit het voertuig gehaald en verkocht. De carrosserie deed daarna nog jaren dienst als paarden omnibus op de lijn Delfzijl-Termunten.

Twee Brons verstuiverbakjes.

Het was aan het begin van de vorige eeuw dat Jan Brons zich meer en meer ging verdiepen in de dieselmotor zoals die in Duitsland was ontwikkeld en gepatenteerd door Rudolf Diesel. De dieselmotoren van Rudolf Diesel ondervonden in die tijd allerlei problemen om de brandstof goed te verstuiven in de verbrandingsruimte. Het probleem zat ‘um erin dat tegen de tijd dat de dieselolie in de cilinder werd gespoten, daar een druk was ongeveer 40 bar. Er moest dus door een erg nauwkeurige pomp tegen een dergelijke hoge tegendruk gewerkt worden. Na verloop van tijd beschikte Rudolf Diesel over zowel de mensen als machines om dit op een goede en reproduceerbare manier voor elkaar te krijgen. Jan Brons probeerde het ontwerp van Rudolf Diesel te verbeteren en tegelijk diens patent te omzeilen. Na een scala aan experimenten bedacht Jan Brons een soort verstuiverbakje met een geperforeerde bodem. In 1904 werd het patentproces afgesloten in Duitsland omdat het in Nederland (nog) niet mogelijk was een dergelijke uitvinding te patenteren. Jan Brons had het over een verstuiverbakmotor, maar in de volksmond sprak men al gauw over een ‘bakjesknapper’.

De werking van de Brons verstuiver unit: In de cilinder bevindt zich een niet gekoeld stalen bakje (B) met daarin enige gaatjes (A). De kegelvormige brandstofklep (C) wordt bediend door de inlaatklep via een hefboom (O). De klep is dus alleen tijdens de inlaatslag even geopend en laat dan een bepaalde hoeveelheid dieselolie in het bakje (B) lopen. Doordat dit bakje warm is ontstaat er wat dampvorming in dit bakje. Tijdens de compressieslag wordt de druk en dus ook de temperatuur veel hoger en zal dit brandbare mengsel een explosie geven in het bakje (B), waardoor de rest van de vloeibare diesel door de gaatjes (A) met kracht de cilinder in wordt geblazen (gasverstuiving). Direct daarna als de arbeidsslag begint verbrand ook dit mengsel en geeft de motor zijn arbeidsvermogen af.

De nieuwe motor was minder gecompliceerd dan de motoren van Rudolf Diesel en muntten uit in hun betrouwbaarheid. Al gauw ontstond er zoveel vraag naar de motoren van Brons dat er besloten werd om aan het Damsterdiep in Appingedam een geheel nieuwe fabriek te bouwen. Op 1 april 1907 startte de ‘Appingedammer Bronsmotorenfabriek’ met 47 man personeel. Jan brons hield zich vanaf dat moment bezig met de ontwikkeling van motoren, in het bijzonder voor scheeps- en stationaire doeleinden zoals bijvoorbeeld gemalen. Al in 1908 werd de fabriek uitgebreid. Jan Brons was oprichter en directeur van de nieuwe fabriek (die klanten overal ter wereld had). Jan Brons was ook in sociaal opzicht een vooruitstrevend man. Hij richtte het fonds ‘Steunt Elkander’ op dat ver voor de invoering van de landelijke Ziektewet in 1930 al zorgde voor de financiële ondersteuning van zijn medewerkers in het geval van ziekte.

De fabriek van Brons aan het Damsterdiep in Appingedam. De locatie wordt geregeld door Brons’ rechterhand, de Aoppingedammer Dirk Bonthuis Tonkes, wiens familie een stuk grond heeft aan het Damsterdiep.

Eerder al had Brons pogingen ondernomen om zijn motor ook voor automobielen geschikte te maken. Die pogingen waren niet bijzonder succesvol. De fabriek kon de vraag naar scheeps- en andere motoren amper aan en er werd dan ook minder aandacht besteed aan kleinere motoren zoals die voor automobielen. Toen de economische crisis van de twintiger jaren van de vorige eeuw aandiende werd alles in het werk gesteld om het afzetgebied van het bedrijf te vergroten. Jan Brons stuurde zelfs één van zijn zonen (Ir. T.J. Brons) in de zomer van 1933 op studiereis naar Engeland om zich daar te oriënteren op het gebruik van dieselmotoren in automobielen. De reis leverde niet bijzonder veel op in de zin van orders, maar in de fabriek begon zich men toch opnieuw te oriënteren op het ontwikkelen van een dergelijke motor. In 1934 werd een kleine serie 4-cilinder hogedrukmotoren van ongeveer 60 pk voor de inbouw in automobielen gebouwd. In het voorjaar van 1935 werd de Brons motor in een vrachtwagen ingebouwd. De eerste resultaten waren bemoedigend, maar om grotere series te kunnen bouwen moest er flink geïnvesteerd worden. De financiering van dit nieuwe project kwam niet rond. Een paar motoren werden verkocht, onder andere aan de Damster Autobus Maatschappij. In 1936 werden alle auto activiteiten van Brons beëindigd…

De crisisperiode van de twintiger jaren van de vorige eeuw zetten de zaak echter flink op de kop. Ook Brons had last van de forse economische tegenwind. Orders bleven uit en in 1931 dreigde de fabriek failliet te gaan. In 1929 werkten er nog 300 personen in de fabriek, in 1931 was dat aantal gedaald tot 160. Zelfs deze krimp bleek niet voldoende om aan het aankomende faillissement te ontkomen. Jan Brons gaf z’n personeel de keuze [1] we leveren 25% salaris in, of [2] we sluiten het bedrijf. Unaniem werd er voor gekozen om salaris in te leveren. De vakbonden waren woedend, maar Brons Motoren had z’n concurrentiepositie weer terug… In de jaren van de Wederopbouw – kort na de Tweede Wereldoorlog – werken er bijna 450 personen in de fabriek.

Ergens halverwege de dertiger jaren van de vorige eeuw. Jan Brons poseert bij een scheepsmotor.
‘Kwaliteit was altijd erg belangrijk bij Brons. Ik was veel op pad om nieuwe motoren te installeren op schepen. De eerste reis voer je dan mee, als garantie. Een Bronsmotor was onverwoestbaar. Daarom zijn er nu ook allemaal verzamelaars: die motoren zijn antiek. De bakjesknapper kun je herkennen aan zijn geluid: omdat er een voorverbranding plaatsvindt, hoor je steeds ’ta-bak, ta-bak’. Lourens Rollema (1926), monteur bij Brons (1950-1970).

‘In Appingedam had je drie klassen arbeiders. De laagste klasse werkte bij strokartonfabriek De Eendracht. Dan had je de werknemers van machinefabriek Ter Borg & Mensinga, en helemaal bovenaan stonden die van Brons, dat was de superklasse. Er was eens sprake van een staking om meer sociale voorzieningen, maar de mensen van Brons wilden niet meedoen. Die hadden het al goed. Als je bij Brons zat, dan was je kostje gekocht. Dat was misschien niet helemaal zo, maar het unieke van Brons was zeker dat de sociale voorzieningen heel goed waren’. Ep Roggeveld (1945), draaibank-korteraar bij Brons, 1968-2007

In 1957 bestond de fabriek 50 jaar en verscheen ‘Volle Kracht Vooruit’; een gedenkboek waarin de eerste 50 jaar van de fabriek in beschreven werden. Vanaf 1971 werkten drie Nederlandse motorenfabrikanten (Brons, Bolnes en de Industrie) samen in de Nederlandse Motoren Combinatie. Gezamenlijk was men van plan een TurboDiesel motor te ontwikkelen. Bolnes trok zich terug uit het project zodat de ontwikkeling en de financiering neer kwam op Brons en de Industrie. In 1975 waren er op twee locaties (die van Brons in Appingedam en die van de Industrie in Alphen aan de Rijn) ruim 500 personen in dienst. In 1976 kwam het tot een fusie tussen de beide bedrijven, maar ‘t ‘heilige vuur’ was toen al wel een beetje verdwenen…

Het gemaakt Electra in Oldehove. Hier staan vier prachtige grote Brons motoren die al tientallen jaren achtereen garanderen dat we in Groningen droge voeten houden…

De fabriek in Appingedam werd in 1989 overgenomen door het Amerikaanse bedrijf Waukesha (Wisconsin, USA) die vooralsnog onder eigen naam in Appingedam motoren bleef produceren. In december 2004 werd de productie van motoren in Appingedam gestopt en werden de onderdelenleveringen van Brons bij een andere partij ondergebracht. Brons bleef innoveren, maar hechtte héél erg veel belang aan kwaliteit. Uiteindelijk konden ze de concurrentieslag met goedkopere fabrikanten niet aan. Een eeuw motoren bouwen (circa 4000 stuks) in Appingedam bleek voorbij te zijn…

Jan Brons bleef tot op hoge leeftijd zich actief met de zaken bemoeien. Hier afgebeeld achter zijn tekentafel.

En Jan Brons? Vele jaren speelde Jan Brons een sleutelrol in het industriële leven van de stad Appingedam, maar tot zijn dood bleef hij ook bezig achter de tekentafel. Hij overleed op 9 februari 1954 op 89-jarige leeftijd. Hij was toen al ruim een jaar bezig met het ontwerp van (weer) een nieuwe motor. In verschillende herdenkingstoespraken wordt Jan Brons geëerd als iemand met ‘een onverzettelijke werkkracht, een onuitputtelijk geduld en een groot vertrouwen.’

Naschrift Harry Vogel: Tegenwoordig zijn er een groot aantal liefhebbers die de resterende motoren van Jan Brons graag in goede conditie proberen te houden. Meerder websites en boeken zijn verschenen die de nalatenschap van Jan Brons onder de aandacht van het publiek willen houden. Het filmpje aan het begin van deze post was er zonder deze liefhebbers niet geweest. Voor het verhaal heb ik dankbaar gebruik gemaakt van een aantal websites die aan het werk van Jan Brons gewijd zijn.

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.