Toen we weer thuis waren gearriveerd na het eerste stuk van deze autorit, hebben P en ik nog wat nagepraat over het landschap waar we die zondagmiddag door waren gereden. Vooral het stuk voorbij Finsterwolde (de dorpen Ganzedijk, Drieborg en Hongerige Wolf) bleek wat haar betreft absoluut niet het hoogtepunt van de rit geweest te zijn. Ik begrijp dat wel. ’s Zomers is dit een mooi gebied met golvende korenvelden of bloeiend koolzaad (zo mogelijk nog mooier). Het is het gebied van ‘De Graanrepubliek’, het boek van Frank Westerman. Wil je de mensen uit deze streek goed begrijpen, dan moet je dit boek lezen kreeg ik een keer als tip van mee van een vakbondsbestuurder van het FNV. Hoewel is het regelmatig oneens wat de de ideeën van onze FNV-collega’s, was de opmerking over ‘De Graanrepubliek’ een erg goede tip! Dat het landschap kaal en leeg overkomt is halverwege de maand maart natuurlijk zoals het moet zijn. Het voorjaar moet eigenlijk nog beginnen, er zitten er geen bladeren aan de bomen en daardoor lijkt alles gelijk veel somberder. Ik verzekerde P dat het tweede gedeelte van de onze tocht langs Smeerling en dergelijke plaatsen zou gaan en dat Westerwolde een héél ander landschap biedt…
De kapiteinswoning aan de Ds S. Tjadensstraat C 95/96, gebouwd in 1799 voor Kornelis Jans Boon, schipper van de galjoot ‘Vrouw Jantje’. Deze kapiteinswoning herinnert aan de veenkoloniale scheepvaart, met haar bloeiperiode in het midden de 19e-eeuw. De woning valt op door de hoge voorgevel, uitlopende in een punt met daarop een schoorsteen. Karakteristiek is ‘de krimp’, het inspringende gedeelte van de voorgevel. Hierdoor kon in het zijstuk van de voorgevel aan raam worden geplaatst, waardoor men vanuit de kamer, zowel aan de voor- als aan de zijkant, een goed uitzicht heeft over het kanaal (diep), oorspronkelijk de verbindingsweg bij uitstek. Verder bevindt zich in de krimp nog een deur en een raam, met daarachter een zijkamertje, ‘het kantoor’. De muren werden vaak geverfd met een soort donkerbruine olieachtige verf, waardoor er een extra bescherming ontstond tegen de invloed van vocht. Binnen zijn de Friese tegeltableaus en de bedstedenwand in de voorkamer bewaard gebleven. In het museum Kapiteinshuis Pekela zijn voorwerpen te zien die betrekking hebben op de Pekelder geschiedenis in de 19e en 20e-eeuw, waarbij de nadruk ligt op de zeevaart. Het gerestaureerde kapiteinshuis is een rijksmonument. De spitse praam ‘Familietrouw’ ligt meestal afgemeerd voor het kapiteinshuis. Het is gebouwd in 1894 te Stadskanaal en werd gebruikt voor het vervoer van turf, zand en grint. Het roefje bevindt zich nog in oorspronkelijke staat. De praam is eigendom van het Veenkoloniaal Museum in Veendam.
We waren via de N33 van Veendam naar de Pekela’s gereden. Eigenlijk was ik liever via Ommelanderwijk naar de Pekela’s gereden, maar het ging zoals het ging. In Oude Pekela hadden we wat moeite het kapiteinshuis te vinden (het blijken er twee te zijn). Best interessant. Ik vond de relatie naar de ‘Familietrouw’ erg leuk. Samen met Jan-Albert Bleeker heb ik een paar keer een tochtje met dit schip gemaakt gemaakt in het kader van de Dag van de Groninger Geschiedenis in de Groninger Archieven. Ik vond het jammer dat de ‘Familietrouw’ niet aangemeerd lag bij de kapiteinswoning.
Langzamerhand begonnen we verder naar het zuiden te rijden. Onze volgende stop zou Smeerling zijn. Dit streekje (een beschermd dorpsgezicht) ligt tussen Onstwedde en Harpel (waar ik destijds talloze bij talloze huisconcerten aanwezig ben geweest). Het leek me een goed idee om daar even een klein stukje te wandelen. Het liep iets anders. We kregen de Gasterij Smeerling in zicht en bedachten dat een warme kop thee en een (appel)taartje of iets dergelijks. Ik vond het een heerlijk stopje. Jammer dat we niet even gewandeld hebben…
Het routeboekje gaf aan dat we vervolgens naar Wedde, Vriescheloo en Oudeschans zouden rijden. Daarmee hadden we onze lus dan ook compleet gemaakt. Omdat we in de gaten kregen dat deze zondagmiddag langzamerhand een beetje voorbij aan het gaan was besloten we een aanpassing op onze route te doen. We gingen (natuurlijk) even kijken bij de Borg in Wedde – die plek heeft immers een belangrijke plek gespeeld in de aanloop naar de Slag bij Heiligerlee, wat weer het begin markeerde van de 80-jarige oorlog die begon in 1568. Een paar jaar geleden, in 2018, begon op deze plek een prachtige najaarsexcursie van de Stad & Lande; daarover kunt u lezen in deze post. Ons idee was om Vriescheloo en Oudeschans te laten schieten en daarvoor in de plaats naar Bourtange te rijden. Tegen de tijd dat we daar uitgekeken zouden zijn zou het ook ongeveer donker beginnen te worden en daarmee was het dan weer tijd geworden om terug naar Groningen te rijden…
Beiden waren we het er over eens dat we de route ‘volgens het boekje’ niet af zouden kunnen rijden op deze zondagmiddag. Bourtange zou een mooi alternatief zijn, daar had P gelijk aan. We reden richting het vestingstadje en parkeerden onze auto op de aangewezen plek. Rustig aan wandelden we richting het marktpleintje en onderweg maakten we een paar foto’s. Het begon koud te worden en langzamerhand begon het een beetje te schemeren. Op het marktplein zagen we licht branden bij een restaurant. Dat was natuurlijk ook wel een idee… Het is ongeveer een uur rijden van Bourtange naar Groningen; we zouden naar alle waarschijnlijkheid dan pas tegen 20:00 uur gaan eten… Lang verhaal kort: we hebben een heerlijke mixed grill gegeten in ’s Landshuys in Bourtange…
Mooi Harry en ook weer mooie achtergrond/geschiedenisverhoalen. Moar dei aine regel Vriescheloo even laten schieten. Eigenlijk had doe en Peet veur straf s oavends een klain aanvalletje van buikgriep van dat eten in Bourtange motten hebben. Want doe waist wat Jozef Israels zegt het over Loo. En elke dag shinet Loo meer en meer.
Ik had deze reactie al zien aankomen (over ‘Vriescheloo even laten schieten’)…
Mot kennen Harry!