M’n vader overleed in het voorjaar van 2013. Hoewel hij er zelden over sprak had hij een warme belangstelling voor het Groninger deel van ons Waddengebied. Voorafgaand aan het huwelijk met m’n moeder (in 1957) had hij namelijk enkele jaren bij Rijkswaterstaat gewerkt, en meer specifiek op Rottumerplaat. Bij ons thuis waren jarenlang een (klein) aantal foto’s uit die periode aanwezig. Na pa’s overlijden kwam ik op het idee scans te (laten) maken van onder andere deze foto’s uit deze periode van pa’s werkzame leven.

Deze foto is niet afkomstig van mijn vader. Ik vond ‘um op Internet en heb de software van MyHeritage gebruikt om de foto in te kleuren. Op de eens of andere manier komt (voor mij) de foto dan veel meer tot leven. We zien onder andere de uitkijkpost en de Romneyloods op Rottumerplaat (gezien bij eb).

Mijn interesse in het Waddengebied hangt volgens mij samen met de belevenissen van m’n vader in de periode voordat ik geboren ben (ik ben van 1958). Kort voor z’n overlijden vertelde één m’n zussen me over het feit dat ze ontdekt had dat pa z’n hele verdere leven een (voor ons gevoel stille) fascinatie voor het Waddengebied heeft gehouden. Daar zit ook de aanleiding dat ik na 2013 een paar keer met een excursie van Staatsbosbeheer mee geweest ben naar Rottumeroog, de blogs hierover zijn op deze site terug te vinden. Dichterbij Rottumerplaat kon ik immers niet komen… De beide excursies waren voor mij een venster op de wereld van m’n vader halverwege de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Beide excursies waren een grote belevenis!

Graag ga ik naar de lezingen in de Groninger Archieven aan het Cascadeplein in de stad. Een aantal van deze lezingen hadden de Groninger Waddeneilanden als onderwerp. Interessant dus! Tijdens één van deze lezingen heb ik Wiepke Toxopeus (dochter van de laatste voogd van Rottumeroog) ontmoet en haar m’n vaders foto’s uit die periode laten zien. Ook mannen die (min of meer) dezelfde werkzaamheden op Rottumerplaat hebben uitgevoerd (op een later tijdstip dan m’n vader) heb ik tijdens die gelegenheid gesproken. Enkele van de eerdergenoemde foto’s zijn terug te vinden in een boek over de Groninger waddenkust en ook hier

Onlangs schreef ik een post over Johan van Veen (onder andere de geestelijk vader van het Deltaplan en de Eemshaven). Een van zijn andere ideeën was om de Waddenzee compleet in te polderen. Daar is het (misschien wel gelukkig) nooit van gekomen. Tijdens de zoektocht naar meer informatie over Jan van Veen stuitte ik onlangs op een getypt rapport van P. Bouwsema uit Baflo. Het rapport dateert van januari 1983 en heeft als werktitel ‘Rottumerplaat; overzicht van de doelstellingen, ontwikkelingen en resultaten 1950-1980’. Het lijkt geschreven te zijn om herinneringen te bewaren, maar daar ben ik niet helemaal zeker van. Mijn interesse was in elk geval behoorlijk wakker geworden… Op pagina 9 van dit document las ik het volgende…

Ik neem niet alles uit het rapport over. Ik heb bedacht dat ik die delen uit het rapport overneem waarvan ik denk dat die – aan de hand van de gescande foto’s die ik heb – een relatie hebben met de werkzaamheden waarvan ik weet dat m’n vader erbij betrokken was.

In de lijn van de Noordzee eilanden hebben Rottumerplaat en Rottumeroog eigenlijk een bijzondere positie. De Rottumerplaat past nog enigszins in het rijtje, ondanks het feit de noordelijke oever van het eiland – ten opzichte van de overige eilanden – enigszins gekanteld is. Rottumeroog past eigenlijk helemaal niet in het rijtje. Je zou eerder zeggen dat Rottumeroog een eiland is aan de oever van de Eems is dan een Noordzee-eiland. Merkwaardig is dat op oude kaarten de Noordzee eilanden een vrijwel rechte lijn vormen en tegenwoordig uit drie groepen schijnen te bestaan. [1] de groep Terschelling tot en met Schiermonnikoog; [2] Rottumerplaat en Rottumeroog; en tenslotte [3] de Duitse Waddeneilanden.

Motieven om op Rottumerplaat werkzaamheden uit te voeren.
Omtrent 1950 werden plannen ontwikkeld om de gehele Waddenzee in te polderen. In deze denkwijze paste het goed om op alle plaatsen die daarvoor in aanmerking zouden komen steunpunten te of te creëren die enkel als schakel- en als werkbasis zouden kunnen dienen. Hierbij viel het oog op Rottumerplaat. Door het aanleggen van een stuifdijk kon ook vrij goedkoop de basis voor een zeewerende dijk worden verkregen. Als belangrijkste nevenverschijnsel verwachtte men een bescherming van de vastelandkust tijdens stormen, althans voor zover het Waddengebied nog niet ingepolderd zou zijn en uiteraard daarna definitief. De redenatie was aldus: de Noordzeedeining zal op de nieuwe kust stuk lopen en zullen zich in de schaduw van het eiland alleen nog windgolven kunnen vormen waardoor de aanval op de dijken van het vaste land minder sterk zal zijn.

Hoewel het niet geheel vast staat kan ook reeds met de gedachte zijn gespeeld dat zich een natuurgebied zou gaan ontwikkelen die in grote trekken overeenkomst zou vertonen met bijvoorbeeld de Boschplaat op Terschelling. Verder zal men mogen veronderstellen dat ook toen al is gedacht dat Rottumeroog zou verdwijnen. De Rottumerplaat zou dan eventueel Rottumeroog kunnen vervangen. Dit laatste uiteraard als niet het gehele Waddengebied zou worden ingepolderd.

Het aanwinnen van stuifduinen oftewel stuifdijken was een uitdaging om ervaring mee op te doen. De techniek van stuifdijkvorming was lang niet algemeen bekend bij de waterstaatsdiensten. Veelal beruste de kennis alleen aan de basis en was bovendien erg regio gebonden. Gebleken is dat inderdaad verschillende kustbeherende waterstaatsdiensten belangstelling hebben getoond. Als bijzonderheid dient te worden vermeld dat in de weinige literatuur vrijwel niets bekend was over de voorwaarden tot het vormen van stuifdijken of -duinen.

In de literatuur was vermeld dat het vormen van stuifdijken een terreinhoogte vereiste van volzee + 1 meter (volzee = ± GHW = Gemiddeld Hoog Water). Dit gegeven is door de initiatiefnemers destijds verkeerd geïnterpreteerd, men dacht namelijk NAP + 1 meter. De gemiddelde hoogteligging van Rottumerplaat was ± NAP + 1 meter. Met andere woorden; de aangenomen hoogte van het terrein was ongeveer 1 meter te laag. Door deze vergissing en de boven omschreven motieven werd het mogelijk dit werk te beginnen. De jaarlijkse begroting beliep waarschijnlijk nog geen ƒ 25.000,- voor materieel en materialen.

De eerste werkzaamheden.
De in 1950 gestarte werkzaamheden waren waterpassingen om daarna aan de hand van een kaart een beeld te krijgen van de hoogte en de grootte [van Rottumerplaat]. Hieruit bleek dat de noordwestelijke plaat en de Rottumerplaat met elkaar waren vergroeid. De Boschplaat, die inmiddels in omvang en hoogte was afgenomen lag nog in het zuidwesten van het gebied. Inmiddels had men ontdekt dat er met krachtige winden veel zand in beweging was. Om vast te stellen om welke hoeveelheden het ging zijn op verschillende plaatsen een aantal kruisen van rijshoutschermen gemaakt. Nadat men hiermee een jaar had geëxperimenteerd, veronderstelde men voldoende te weten van de dynamiek van het stuifzand. Vervolgens werd het tracé vastgesteld van de te vormen stuifdijk. Jammer genoeg wist men echter onvoldoende van deze dynamiek.

De werkwijze bij het vormen van stuifdijken verliep als volgt: in de lengterichting van de te maken stuifdijk werden rijshouthagen geplaatst op onderlinge afstanden van ongeveer 5 meter. Eerst werden ook nog dwarsschermen geplaatst. Omdat hieruit geen duidelijk voordeel bleek werd dit gestaakt. Zodra vier parallel lopende schermen zogenaamd ‘vol’ waren, werd een scherm op het stuifzand tussen de tweede en het derde scherm gezet. Vaak werd er kort daarop een zesde scherm op ongeveer 5 meter afstand langs de zeezijde geplaatst, en zo vervolgens één er bovenop en één ervoor.

Het streven was erop gericht om in één seizoen zoveel hoogte te krijgen dat het als stuifdijk kon overwinteren. Dit bleek de eerste jaren niet te lukken. Pas in 1956/57 bleek het gewonnen profiel voldoende sterk om te overwinteren. Dat het toch mogelijk werd om een stuifdijk te laten overwinteren kwam omdat het zand, dat gedurende de zomer in de stuifschermen was verzameld en in de winter door stormen uitgevlakt werd in de onmiddellijke omgeving voor een verhoging van het terrein zorgde, waardoor uiteindelijk toch de vereiste ‘volzee + 1 meter’ werd bereikt. Als men toen niet ‘koppig’ had volgehouden, zou Rottumerplaat nu waarschijnlijk niet meer zijn zoals het in 1950 was.

De vegetatie.
De vegetatie die in 1950 op Rottumerplaat werd gevonden was soortenarm en besloeg ongeveer één hectare van het gebied. Het was volledig geconcentreerd op ‘het oude duintje’. In 1952 is voor het eerst door Rijkswaterstaat een plantenlijst samengesteld van de gevonden plantensoorten. In 1953 was inmiddels plaatselijk zo veel zand gevangen dat men de noodzaak van een helmbeplanting inzag. In de eerste plaats om het zand vast te leggen en [in de tweede plaats] om nog meer zand te vangen. Omdat op Rottumerplaat zelf onvoldoende plantmateriaal aanwezig was is dit geïmporteerd van de Noord-Hollandse kust en later nog van Terschelling. Het aangevoerde plantmateriaal bestond voornamelijk uit helm, zandhaver, en biestarwegras. Naast deze bewust aangevoerde planten zullen ook ongetwijfeld zaden en vegetatiedelen van andere soorten zijn overgebracht.

De huisvesting.
In 1950/51 is op Rottumerplaat een barak ‘De Pionier’ gebouwd, waar maximaal 11 mensen in konden worden ondergebracht. De barak was klein en zeer primitief. Het drinkwater moest bijvoorbeeld in melkbussen worden aangevoerd, er was gasverlichting en de verbindingen met de vaste wal gingen door middel van walkietalkie sets uit legerdumps. Omstreeks 1958 werd de barak uitgebreid met een vleugel die dienst ging doen als slaapbarak. Hierin konden 20 mensen in één ruimte slapen, nog evenals de in de vorige barak waar ook stapelbedden aanwezig waren. Wat oorspronkelijk slaapkamer was werd bij het woongedeelte getrokken, terwijl ook de keuken wat groter werd gemaakt. Verder veranderende er niet veel. We was ondertussen een Romneyloods gebouwd voor werktuigen en gereedschappen.

Personalia.
… Uiteraard hebben vele niet genoemden daadwerkelijk meegewerkt tot het welslagen zoals schippers, magazijnchefs, transporteurs, maar ook het personeel van tekenkamer en administratie. Tenslotte als belangrijksten die het werk daadwerkelijk uitvoerden een lange rij van personen in diverse functies zoals koks, chauffeurs en duinarbeiders, zonder wie er uiteindelijk geen plannen konden worden uitgevoerd. Deze laatste groep is met de lusten, maar vooral met de lasten geconfronteerd.

Samenvatting.
Historisch en geologisch gezien bestaat Rottumerplaat nog maar een moment. Niettemin kan men van de plusminus 30 jaar dat hier is gewerkt zeggen dat er met geringe middelen en door grote vasthoudendheid op een zandplaat een duingebied is gecreëerd wat volgens de literatuur niet mogelijk zou zijn geweest. In dit opzicht mag worden teruggezien op een goed gelukt en belangwekkend experiment, waaruit in menig opzicht lering valt te trekken. Als meest markante punten kunnen worden genoemd het vormen van een stuifdijk op een zeer laag niveau, het aanwenden van goedkope c.q. zeer eenvoudige middelen om afslag te beperken en de toename van natuurlijke flora en fauna. Naast deze voor de min of meer geregelde bezoeker direct in het oog vallende zaken, zijn de resultaten van de metingen met de daaruit afgeleide conclusies interessant.

Buitengewoon interessant vond ik het om dit rapport te lezen en te bestuderen. Al langere tijd probeer ik een soort van ‘invulling’ te geven aan deze periode in het leven van mijn vader. Die periode was al voorbij op het moment dat hij en mijn moeder in augustus 1956 trouwden. Wonderlijk is het om te lezen dat men aanvankelijk de gehele Waddenzee in wilde polderen. Dat had twee grote voordelen zoals men het in die tijd zag: [1] een korte kustlijn en daardoor veel meer veiligheid voor het vaste land, en [2] veel meer landbouwareaal en daardoor een grotere mate van ‘zelfredzaamheid’ voor onze voedselvoorziening. Men ging er redelijk ‘blanco’ in en moest gaandeweg de manier van werken ontwikkelen waardoor men überhaupt verder kon met het karwij. Ondertussen veranderde het maatschappelijk bewustzijn en stapte men over van het inpolderen van de Waddenzee naar het behoud van een schitterend natuurgebied. De opkomst van de Waddenvereniging valt prachtig samen met deze periode. Mijn vader heeft inderdaad als ‘duinarbeider’ moeten pionieren (die barak had dus niet voor niets die naam). Eerder schreef ik wel over een ‘venster’ op het leven van mijn vader in die periode – dat venster staat nu weer een stukje verder open…

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.