Toen we een tijdje terug onze Groninger borgen route kochten kregen we een document met wat informatie over de aansprakelijkheid bij het rijden van autopuzzeltochten, een heleboel vragen om tijdens de rit een quiz te spelen in de auto en vervolgens de route-aanwijzingen. Daar lag de focus van P en mij. Ook lazen we ergens in de aanwijzingen dat we er op moesten rekenen dat we tussen 3 en 4 uur nodig zouden hebben om een en ander te voltooien. Hoe mensen dat voor elkaar krijgen is ons nog niet geheel duidelijk. Wij zijn ondertussen voor de 3e zondagmiddag op stap geweest. We hadden weliswaar hoop dat we deze zondagmiddag de route zouden kunnen voltooien, maar of het zou lukken? De 1e zondagmiddag reden we langs de Piloersmaborg (in Den Ham, iets ten noorden van Aduard), vervolgens langs de Allersmaborg (net buiten Ezinge), en de Breedenborg (uiteraard in Breede, net buiten Warffum). De 2e zondagmiddag hebben we ons (hoofdzakelijk) vanwege de mist beperkt tot Borg Ewsum (in Middelstum).

Het op deze wat meer geleide manier door onze provincie rijden vinden we leuk. We zijn zo gewend om doorgaans de wat grotere wegen te nemen, want we willen snel en rechtstreeks naar de plekken waar we naar toe willen. Nu zijn we overgeleverd aan de grillen van degenen die deze route hebben bedacht. Ik kan u melden dat onze route tot dusverre alles behalve rechtstreeks was. Van te voren hadden we bedacht terug naar Middelstum te gaan. Zo ongeveer naar het pleintje waar de vorige keer aangesproken werden door een gepensioneerde heer op z’n scootmobiel. Ergens namen we een andere afslag dan de vorige keer dat we Middelstum binnen reden. Opeens stonden we voor het poortgebouw van de Asingaborg. Hoewel deze borg niet op onze routebeschrijving vermeld stond, namen we toch de tijd om even een kijkje te nemen.

Oude anzichtkaart van Asinga, Middelstum (Beeldbank, Groningen)
P parkeerde de auto en we liepen een klein stukje terug. Prompt werd P aangesproken door een wat ouder heertje (een andere en zonder scootmobiel deze keer) die haar wist te melden dat er aan de ander kant van de gracht een mooi parkje was. Vervolgens was ik aan de beurt. Hij vertelde over het parkje en de groep vinken die daar een plekje heeft gevonden. Borg Ewsum was ook een goede plek om naar toe te gaan wist de man te melden. Toen ik aangaf dat we daar een week geleden geweest waren kreeg ik als antwoord dat hij ’s ochtends nog geweest was om de vorderingen aan de plantenkas te bekijken.

De Historische Vereniging Middelstum schrijft over Asinga:
Een Asego van Middelstum komt voor in 1323 en een Eppo Asagama in 1371. Het is mogelijk dat naar Asego de Asingaheerd genoemd is, die een van de drie edele heerden was van de rechtstoel Middelstum. Toornwerd en Engeweer. Het redgerrecht van deze heerd was in de 15e eeuw in handen van Ewsum en waarschijnlijk de heerd zelf ook. In de 16e eeuw werd op een appelhof achter de kerk op een wierde een huis gebouwd door Hercules van Ewsum. Deze was zoon van Hercules van Ewsum, pastoor te Middelstum, en ook bastaardzoon van Abeke van Ewsum. Dit huis lag op het terrein van de Asingeheerd. Hercules van Ewsum was rentmeester van Johan van Ewsum. Rond 1568 kregen ze problemen over de financiën. Daarbij was sprake van een overdracht van het huis Asinge aan Johan van Ewsum. De twist over Asinge duurde voort onder Anna van Burmania, de weduwe van Johan van Ewsum. Hercules had zich inmiddels in Winsum gevestigd. Hij deed dingen in 1566 en 1568 die de Spanjaarden niet bevielen, daarom werd zijn bezit verbeurdverklaard. Daaronder kwam Asinga niet voor, wel zijn bezit in Winsum. In 1574 was Anna van Burmania eigenaresse van Asinga. Het bleef in bezit van de familie Van Ewsum tot 1596. In dat jaar op 12 februari verkochten de stadhouder en hoofmannen de behuizing te Middelstum publiek. Het heette Azingha, heerd met het hof, hoge heem en 51 grazen groot en eerder gebruikt door Hercules van Ewsum. Koopster werd jonge Anna Veelcker. De familie Veelcker was een stad-Groninger familie, die haar geld voor een deel belegde in Ommelander goederen. Zo had Anna van Burmania in 1574 een jaarrente van 35 emder gulden, verkocht aan Anna, weduwe van Geert Veelcker, te beuren uit Asinga. In 1596 verkreeg de familie Veelcker dus Asinga. Ter zelfde tijd hadden ze ook Mentheda veworven. Wie ‘jonge’ Anna Veelcker geweest is, is niet duidelijk. Enkele jaren later is Asinga in bezit van Everardus Everardi ab Emda (d’ Emda). Deze was tot 1594 raadsheer geweest van Groningen en gold voor zeer rijk. In 1587 was hij getrouwd met Albertien Veelcker. ZIj hebben in 1611 het nog bestaande poortgebouw laten bouwen, zoals blijkt uit de familiewapens en het jaartal in de gevel. Zij waren katholiek gebleven en het gebouw diende als schuilkerk. Bij restauratie zijn dan ook sporen gevonden van de uitoefening van de katholieke godsdienst. Hun zoon Gerhard trouwde in 1614 met Roeleffien Clant. Na zijn dood ontstonden in 1618 processen tussen zijn weduwe en haar schoonvader. Zij deed namelijk een beroep op haar huwlijkse voorwaarden waarin was vastgesteld, dat zij na het overlijden van haar man de borg in vruchtgebruik zou mogen nemen. Zij schijnt door de hoofdmannen in het gelijk te zijn gesteld. Deze zaak was aan de orde gekomen, toen Roeleffien in 1618 hertrouwde met Harmen Jarges. Na diens dood in 1631 hertrouwde zij opnieuw, nu met Zeino Lewe. Kort daarvoor had zij Asinga al verlaten. In 1627 werd namelijk na de dood van Everardus d’ Embda, aan wie de eigendom was gebleven Asinga verkocht. Het had poorten, bruggen, grachten, hoften, geboomten, plantages, met kerk- en legersteden, gerechtigheden en 47 grazen land, in gebruik bij Hayke Peters. Koper werd Abel Coenders, heer op Ewsum. Diens kleinzoon Johan Lewe ging in 1649 een ruil aan met Tada Ordnia, weduwe Veelker, en haar zoon Albert Veelker, waarbij de laatstgenoemden Asinga verkregen. De rechten hield Lewe zelf. Deze hadden voor de rooms-katholieke Veelkers toch weinig betekenis (de regering was protestants en beperkte de andersgelovigen). Zo was Asinga teruggekeerd in het bezit van de familie Veelker. In 1664 behoorde Asinga nog aan Albertus Veelker. Daarna horen we niets tot 1738. Dan blijkt Asinga opnieuw eigendom te zijn van de Lewes van Middelstum. Bij een boedelscheiding van dat jaar van de nalatenschap van Johan Lewe en Amalia Maria Clant, heer en vrouwe van Middelstum, verkreeg Reint Jan Lewe, onder meer Asinga. In 1739 ging hij een ruil aan met Wendela Juliana van Berum en haar man Evert Lewe, waarbij Wendela het huis Asinga met hoven, grachten en plantages verkreeg. Kort daarop droeg zij Asinga weer over aan Reint Jan Lewe, die in 1742 ongehuwd stierf. Zijn broer Edzard Jacob erfde Ewsum, Asinga en de borgstede Menteda waarvan het huis al gesloopt was. Ook Asinga werd in 1744 op afbraak verkocht en afgebroken. Alleen het poortgebouw en een oude schuur bleven gespaard. Van de bewoning van het poortgebouw is daarna eerst niets bekend. In de jaren 1798-1800 werd het herhaaldelijk te huur aangeboden, maar de belangstelling was niet groot. Het bleef in bezit van de familie Lewe. In 1811 werd Edzard Jacob Lewe maire van Middelstum en in 1813 schout. Gemeente-secretaris werd Fraçois Plaat, getrouwd met Cornelia Pauline Klein van Willengen. Zij hebben Asinga bewoond tot 1858. Toen Plaat in 1815 zelf schout werd en zijn gezin toenam, werd de poortruimte volgebouwd en werden ook verbouwingen aangebracht. In 1835 werd Asinga verkocht aan dr. E. Wichers, maar burgemeester Plaat bleef er wonen. Na diens dood hebben zijn zonen, dr. H. Wichers en dr. J. S. Wichers er gewoond. In het voorjaar van 1863 werden aan de poort een ruim middenhuis en een grote schuur gebouwd met stalling voor paarden en vee. In 1869 en 1877 werden gedeelten van het terrein verkocht voor de stichting van een gereformeerde kerk en een school. In 1870 verkocht dr. Wichers het gehele noordelijke gedeelte met onder andere de poort en het zogenaamde rondeel. Koper werd S. J. Huizenga, van wie het in 1903 overging aan diens broer C. J. Huizenga. Deze overleed in 1917, zijn weduwe B. Wibbens in 1926. Bij publieke verkoping van dat jaar werd mejuffrouw A. Vinhuizen eigenaar. Deze heeft de poort laten restaureren, waarbij de bijgebouwen van 1863 werden verwijderd. De gevelstenen met ook het wapen Asinga, zijn toen aangebracht. In 1972 is het gebouw gekocht door Cornelis Geert Reinders. Het borgterrein van Asinga is nu gedeeltelijk bebouwd, gedeeltelijk park. Van de grachten is alleen de noordelijke van het poortgebouw tot de kerk nog intact. De borg heeft op een hoogte gestaan, het hoge heem. De hoogte is geslecht om de binnengracht te dempen. Dit terrein is nu lager dan het overige gedeelte van het park. Ook Mentheda moet op een hoogte gestaan hebben rondom in een gracht. Daarvan is niets meer over. Het terrein is nu laag en als kwekerij in gebruik. (BRON: De Ommelander borgen en steenhuizen, ISBN 90 232 2314 4)
Gezicht op het parkje op het oude borgterrein van Asinga. Via een klein bruggetje heb je toegang tot het parkje. De kerk op de achtergrond is de Hyppolituskerk van Middelstum.

Het poortgebouw is het enige wat tegenwoordig nog resteert van de borg Asinga. De oorspronkelijke borg werd in 1744 afgebroken. Een deel van het borgterrein is gebruikt om rond 1930 een nieuw woonhuis met toren neer te zetten en het resterende deel van het borgterrein is een park geworden. In de 16e eeuw bouwt Hercules van Ewsum op dit terrein een huis en in 1611 hebben Everardus Everardi ab Emda en zijn vrouw Albertien Veelcker het poortgebouw laten bouwen, zoals blijkt uit de familiewapens en het jaartal in de gevel. Na de reformatie blijven zij katholiek en dient het gebouw tevens als schuilkerk. In 1627 wordt vermeld dat het geheel bestaat uit poorten, bruggen, grachten, hoften, geboomten, plantages, met kerk- en legersteden, gerechtigheden en 47 grazen land (ruim 20 ha). Ruim een eeuw later erft Edzard Jacob Ewsum in 1742 de Asingaborg en ook het borgterrein van Mentheda, waarvan het huis al rond 1738 is gesloopt. Ook Asinga verkoopt hij in 1744 op afbraak en de borg wordt afgebroken. Alleen het poortgebouw en een schuur blijven bewaard. In het voorjaar van 1863 worden er een huis en een grote schuur aangebouwd met stalling voor paarden en vee, waarna gedeelten van het terrein worden verkocht voor de stichting van een gereformeerde kerk en een school. Mejuffrouw A. Vinhuizen laat in 1926 de poort restaureren en de bijgebouwen van 1863 weer verwijderen, maar laat wel de gevelstenen met het wapen van Asinga aanbrengen. We maakten een paar foto’s en hebben een klein wandelingetje door het parkje gemaakt. Wij vonden het een heerlijk begin van deze zondagmiddag.

Op Facebook vond ik deze drone (?) foto van Doodstil. Wij kwamen aanrijden vanaf de weg linksonder en reden rechtdoor over de brug over het Boterdiep naar Zandeweer (niet zichtbaar op deze foto).
Schandpaal in Kantens.

Deze zondagmiddag was het amper mistig en ik kon daardoor veel beter navigeren. De weg naar Kantens was snel gevonden. We stopten er even om een schandpaal te fotograferen en even van de omgeving te genieten. Via de Doodstilsterweg kwamen we (uiteraard) in Doodstil terecht en voor ik het goed en wel in de gaten had, had de route van deze autopuzzeltocht ons langs Molenhorn 24 (waar in 1958 mijn geboortehuis stond) gevoerd. Bijzonder! Via een mooie kronkel voerde de route ons naar het dorpje Oldenzijl. Dit is een dorpje met minder dan 100 inwoners op fietsafstand van Zandweer. Toen ik een klein ventje was ging ik af en toe op m’n fietsje naar oom Geert en tante Hillie (een oudere broer van m’n vader en z’n vrouw). Het huisje waar ze woonden staat er nog steeds. P had ondertussen al aangeven al een tijdje uit te zien naar een toilet. Ik wist van een eerdere fietstocht dat de Nicolaaskerk in Oldenzijl (foto rechts) overdag altijd open is en dat daar bovendien een prima toilet te vinden is. Dat bleek een uitkomst. Vervolgens hebben we maar even rustig de tijd genomen om het kerkje iets beter te bekijken… We waren de enigen in het kerkje en konden dus op ons gemakje rondkijken en een paar foto’s maken. De beheerders van het kerkje hebben hun zaakjes prima voor elkaar. Van sommige markante dingen hadden ze zelfs mooie informatiesheets gemaakt.

Ik las ergens dat in 2019 het Van Oeckelen orgel uit het inmiddels afgebroken kerkje van Garsthuizen verhuisd is naar de Nicolaaskerk in Oldenzijl. Het kerkje in Garsthuizen was zeer ernstig beschadigd als gevolg van meerdere aardbevingen ten gevolge van gaswinning. Herstel van het kerkje was niet meer haalbaar. Het orgel had echter nauwelijks schade opgelopen tijdens de aardbevingen. Het orgel staat nu prachtig op z’n nieuwe plek! Toen ik een paar jaar geleden ook dit kerkje bezocht tijdens een fietstocht was het orgel nog niet geplaatst. Mooi dat dit nu gedaan is. Ik vond het ‘vierpasvenster’ aan de buitenkant van de kerk al mooi, maar toen ik het ook van binnen zag kon ik niet nalaten de beide foto’s die we er van gemaakt hadden te combineren. Een ‘vierpasvenster’ heet zo omdat er vier cirkels in een vierkant vlak passen. Dit soort dingen leer je dan weer als je thuis allerlei dingetjes gaat zitten uitpluizen.Het kerkje van Oldenzijl blijkt veel meer interessante dingen te bevatten. Zo zijn er prachtige kapitelen te zien waarbij bakstenen prachtig zijn bewerkt. Ook hebben we een paar mooie wijdingskruisen gezien.

Een herenbank was een symbool van macht. Van oudsher behoorde het gestoelte in de kerk van Oldenzijl toe aan de borg Nansum. In 1684 verkocht Taco tho Nansum dit bezit aan Ds. Johannes Calmes die van 1680~1691 in Oosternieland stond. Deze op zijn beurt verkocht de bank aan raadsheer J.H. Keijser uit Groningen die hem in 1715 verpachtte aan J.J. Gockinga en zijn vrouw G.J. Knol. Dit echtpaar kwam echter in financiële problemen. Kennelijk hadden zij ook geld geleend van de borgheer van Scheltema-Nijenstein te Zandeweer want deze legde beslag op het gestoelte in de kerk. Via een ruil kwam het echtpaar Alberda-Clant uiteindelijk op 2 april 1716 definitief in het bezit van het gestoelte in de kerk van Oldenzijl. Daarmee werd hun machtspositie in Oldenzijl gevestigd. Op de herenbank is een opzetstuk geplaatst met de wapens van het echtpaar Onno Tamminga van Alberda (1669~1743) en Josina Petronella Clant (1676~1746). Zij woonden op de borg Scheltema-Nijenstein te Zandeweer en hadden bezittingen in tal van dorpen. Rechts zien we het wapen van Alberda met als schildhouder een omziende roodgetongde gouden leeuw. Links zien we het wapen van Clant met als schildhouder een omziende gesnavelde gouden griffioen met opgeheven vlucht. De vlucht is beland met een groene schuinbalk waarop drie zilveren vissen rechtop zijn afgebeeld. Op de achterzijde is hetzelfde wapen te zien. Het snijwerk in Lodewijk XIV-stijl wordt toegeschreven aan Casper Struiwig (1698~1747). Hij was ook betrokken bij het snijwerk van het Hinzorgel in Zandeweer in 1731, dat door het echtpaar Alberda-Clant aan de kerk is geschonken. Bron: Informatiesheet in de kerk.
Deze fraaie, rijk versierde gedenksteen aan de noordwand herinnert aan het kerkherstel in 1683. Het wapenbord bestaat uit enige platen gele zandsteen waarop het geheel is uitgekapt. De in het Latijn gestelde tekst luidt: NOBILISSIMI ANTIQUO GENERIS SPLENDORE MAXIME ILLUSTRES DOMINI COLLATORES HUIUS ECCLESIAE EGBERTUS CLANT, GERARDUS HORENKEN, EDZARDUS RENGERS, TOPARCHAE IN SANDWEER, PETERSBUIREN, TEN POST ETC., ET DOMINUS GUALTHERUS A BYLER, PASTOR IN OLDENZYLL, IN PERPETUAM REI MEMORIAM TEMPHUM HOC NOVA HAC TURRI ACUMINATA CAMPANA SONANTE ET HOROLOGIA DIRECTIONE PRUDENTISSIMA ET DILIGENTIA SUMMA ORNARI CURAVERUNT MDCLXXXIII, P.G. CUSTOR IN OLDENZYL. Op de steen zijn de wapens van de collatoren van de kerk, de heren Clant, Horenken en Rengers afgebeeld, evenals die van Ds. G, van Bijler. In Hebreeuwse letters staat er: ‘Lofprijzing van God is een feest’. De letters P.G. staan voor Pieter Geerts, de toenmalige schoolmeester van Oldenzijl. Bron: Informatiesheet in de kerk.
In particulier bezit bevindt zich een steen met wapen en tekst, mogelijk afkomstig uit kerk of toren van Oldenzijl. De toren, ten zuidwesten van de kerk, is in 1829 afgebroken. De steen werd door de erfgenamen van J.P. Bierling gevonden op de zolder van de stookhut bij diens boerderij Maarvliet te Oldenzijl. Hoe en wanneer de steen daar terechtgekomen was, is onbekend. De tekst is op zich duidelijk herkenbaar maar de wat afwijkende, gotische letters bemoeilijken de lezing. Drs. J.F.J. van den Broek las de tekst als ‘INTRANTIBUS’, ‘aan hen die binnentreden’. Een pendant zal dan bijv. ‘Pax’ (vrede) kunnen geven. Bezwaar tegen de lezing vormt de vorm van verschillende letters. Mogelijk moet echter gelezen worden: ‘INT JAER Ū9’, waarbij de Ū laatste afkorting opgelost kan worden als ‘quintus’, ‘vijfde’. In dat geval dateert de steen uit 1505. Tegen deze oplossing pleit de vorm van de letter r en de vreemde mengeling van Nederlands en Latijn, waarbij men tevens ‘quinto’ (Ūo) zou verwachten, maar het lijk de aannemelijkste lezing. Links van de tekst bevindt zich een wapen met een ronde gesp met de tong naar beneden. Dit wapen kan nog niet thuisgebracht worden. Bron: Redmer Alma (2001); de Navorser, Groninger Kerken.
Een wijdingskruis is een op de muur geschilderd kruis, meestal in een rond medaillon. Op de kerkmuren werden 12 van dergelijk kruisen geschilderd (vanwege de 12 apostelen van Christus). In de altaarsteen werden 5 wijdingskruisen gehakt (vanwege de 5 wonden van Christus aan het kruis). Wanneer een kerk is afgebouwd komt de bisschop de wijding verrichten, waarbij heilige olie op de wijdingskruisen wordt gestreken. Begraven worden in de kerk werd men niet zomaar, dat was voorbehouden aan de mensen met aanzien (vandaar de uitdrukking ‘rijke stinkerd’). Van de drie grafzerken van hardsteen lagen er twee in het middenpad voor de apsis en één in het koor. Dat was de zerk van de predikant, ds. G. van Bijler, wiens naam ook al genoemd werd op het gedenkbord aan de noordwand in de kerk. Ds. G. van Bijler stond van 1651 tot aan zijn overlijden in 1690 in Oldenzijl. De tekst op zijn zerk luidt: ANNO MDCLXXXX, DEN 2 OCTOBER, OBIIT REVERENDUS DOMINUS GUALTHERUS A BYLER, ECCLESIAE HUIUS PASTOR. VITA MIHI CHRISTUS EST MORS MIHI LUCRUM. Zijn vrouw, reeds gestorven in 1662, rust ook in dit graf. Onderscheid moest er zijn: haar tekst is in het Nederlands…Een wijdingskruis is een op de muur geschilderd kruis, meestal in een rond medaillon. Op de kerkmuren werden 12 van dergelijk kruisen geschilderd (vanwege de 12 apostelen van Christus). In de altaarsteen werden 5 wijdingskruisen gehakt (vanwege de 5 wonden van Christus aan het kruis). Wanneer een kerk is afgebouwd komt de bisschop de wijding verrichten, waarbij heilige olie op de wijdingskruisen wordt gestreken. Begraven worden in de kerk werd men niet zomaar, dat was voorbehouden aan de mensen met aanzien (vandaar de uitdrukking ‘rijke stinkerd’). Van de drie grafzerken van hardsteen lagen er twee in het middenpad voor de apsis en één in het koor. Dat was de zerk van de predikant, ds. G. van Bijler, wiens naam ook al genoemd werd op het gedenkbord aan de noordwand in de kerk. Ds. G. van Bijler stond van 1651 tot aan zijn overlijden in 1690 in Oldenzijl. De tekst op zijn zerk luidt: ANNO MDCLXXXX, DEN 2 OCTOBER, OBIIT REVERENDUS DOMINUS GUALTHERUS A BYLER, ECCLESIAE HUIUS PASTOR. VITA MIHI CHRISTUS EST MORS MIHI LUCRUM. Zijn vrouw, reeds gestorven in 1662, rust ook in dit graf. Onderscheid moest er zijn: haar tekst is in het Nederlands…

We lieten de Nicolaaskerk in Oldenzijl verder met rust, en gingen rustig aan verder met onze autopuzzeltocht. Oldenzijl was immers een sanitaire stop op weg naar de volgende borg… Voor mij is deze omgeving bekend terrein. Via Paapstil reden we binnendoor naar Uithuizermeeden en via een paar omwegen kregen we de Rensumaborg te zien.

Iets over de begintijd van de Rensumaborg:
De Borg Rensuma in Uithuizermeeden kwam in 1700 in handen van Onno Tamminga van Alberda (1669-1743), die getrouwd was met Josina Petronella Clant (1676-1746). De borg maakte deel uit van de nalatenschap van zijn vader. Hij liet Rensuma in 1700 verbouwen, met als resultaat het lage landhuis dat nu te zien is op Rensumalaan 3, Uithuizermeeden. Onno was lid van de Provinciale Rekenkamer, afgevaardigde voor de Staten-Generaal, lid van Gedeputeerde Staten, curator van de Groninger Hogeschool en president van de Hoge Justitiekamer. In 1717 verkreeg hij een aanstelling als bewindhebber van de Kamer Stad en Lande van de WIC, wat betekende dat hij in deze Kamer een aandeel had van ten minste 4.000 gulden. Datzelfde jaar had hij opdracht gegeven tot de verbouw van de kerk van Uithuizermeeden welke in 1726 gereedkwam. In totaal was daar meer dan 30.000 gulden mee gemoeid. Ook liet hij in 1729 een groot gebied van maar liefst 345 hectare in de monding van het Reitdiep inpolderen; dat staat nu bekend als de Zuurdijkster-Houwerzijlsterpolder. Na het overlijden van Onno Tamminga van Alberda kwam Rensuma in handen van zijn zoon Mello (1701-1764). Mello woonde waarschijnlijk al vanaf 1718 op de borg Rensuma. In 1723 trouwde hij met Catharina Magdalena Alberda van Enum (1699-1741). Mello wist vele belangrijke bestuursfuncties naar zich toe te trekken, zoals lid van de Raad van State in 1723 en bestuurder van de Admiraliteit te Amsterdam in 1731 en de Admiraliteit van Harlingen in 1739. Net als zijn vader werd hij in 1749 bewindhebber van de Kamer Stad en Lande van de WIC. Een functie die hij, met een korte pauze rond 1761, tot zijn dood zou vervullen.
Spechtenflat…

De Rensumaborg is volgens mij één van de minder bekende borgen in onze provincie is. Dat betekent echter niet dat het een onooglijke borg is. In tegendeel! Ondanks een wat woelige geschiedenis is de borg in oude glorie hersteld en het monumentale pand staat er prachtig bij. De borg wordt bewoond en is daardoor wat minder toegankelijk dan andere borgen. We konden wel een rondje rondom het borgterrein wandelen en daar hebben we dan ook dankbaar gebruik van gemaakt. Pas dan zie je hoe mooi een dergelijke plek is. Overal kwam het daslook weer tevoorschijn. Niet een paar plantjes, maar onnoemelijk veel. Als je stinzenplanten maar lang met rust laat vermeerderen ze zich vanzelf en krijg je er steeds meer van. Prachtig om te zien! Tijdens onze wandeling hoorden we het getimmer van spechten en het gekrijs van pauwen. De spechten hebben we niet kunnen fotograferen, de luidruchtige pauw wel. Wel hebben we een wat dorre boomstam gezien met daarin een groot aantal nestgaten van spechten; een soort flatgebouw in het bos…

De Rensumaborg is waarschijnlijk van oorsprong een steenhuis en wordt al in 1555 genoemd. Vele roemruchte geslachten hebben er gewoond, waaronder de Aggema’s uit Witmarsum, de Alberda’s van Menkema en de familie Clant van Zandeweer. Het was Onno Alberda die de borg in 1700 zijn huidige aanzien gaf. In 1987 werd het gebouw verhuurd als restaurant. Ik herinner me dat, toen m’n ouders 40 jaar getrouwd waren in 1996, we er met de hele familie gegeten hebben. Ongeveer 10 jaar lang is het gebouw dus een restaurant geweest. In 1996 is de borg aangekocht door de Rensuma Boon Stichting, die het landgoed in oude luister hersteld heeft. De Rensumaborg ligt aan de Rensumalaan in Uithuizermeeden. Er zijn een paar mooie verhalen over de Rensumaborg te lezen op deze site en op deze site…

Detail van een haardstuk dat tegenwoordig in de Rensumaborg hangt. Op de voorgrond zijn Oncko Quirijn Jacob Johan van Swinderen en zijn gezin afgebeeld. Zij woonden in de tweede helft van de 19e-eeuw in de Rensumaborg. Otto Eerelman schilderde dit haardstuks ergens tussen 1860 en 1869.
Oude foto uit augustus 1996. M’n ouders waren 40 jaar getrouwd en hadden bedacht met de hele familie te gaan eten bij de Rensumaborg.

Onderaan de post is een blokje waar u een reactie achter kunt laten. Ik stel dat zeer op prijs! U wordt gevraagd om een mailadres. Dit mailadres wordt niet gepubliceerd, maar stelt mij – als beheerder van deze site – in staat om te reageren op uw reactie.